Op 14 april 2022 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een zaak betreffende de overlevering van een opgeëiste persoon op basis van een Europees aanhoudingsbevel (EAB) uitgevaardigd door het Amtsgericht Hamburg. De vordering tot overlevering was ingediend door de officier van justitie en dateert van 28 augustus 2020. De opgeëiste persoon, geboren in Joegoslavië in 1968, is in Nederland ingeschreven en heeft de Servische nationaliteit. Tijdens de openbare zitting op 31 maart 2022 werd de identiteit van de opgeëiste persoon bevestigd en werd vastgesteld dat de termijn van 90 dagen voor de beslissing op het overleveringsverzoek was verstreken, wat betekende dat er geen grondslag meer was voor zijn gevangenneming.
De rechtbank heeft de inhoud van het EAB beoordeeld, waarin melding wordt gemaakt van een arrestatiebevel in verband met een strafrechtelijk onderzoek naar de opgeëiste persoon. De rechtbank concludeerde dat de overlevering kon worden toegestaan, omdat voldaan was aan de voorwaarden voor gelijkstelling met een Nederlander, zoals vastgelegd in de Overleveringswet. De rechtbank heeft ook de garantie van de Duitse autoriteiten in overweging genomen, die waarborgt dat de opgeëiste persoon, indien hij in Duitsland wordt veroordeeld, zijn straf in Nederland kan ondergaan.
De raadsman van de opgeëiste persoon voerde aan dat het feit naar Duits recht was verjaard, maar de rechtbank verwierp dit verweer. De rechtbank oordeelde dat de verjaring van de vervolging geen weigeringsgrond voor de overlevering vormde en dat de Duitse autoriteiten bij het uitvaardigen van het EAB de geldigheid ervan hadden beoordeeld. Uiteindelijk heeft de rechtbank besloten de overlevering toe te staan, omdat er geen weigeringsgronden waren en het EAB voldeed aan de wettelijke eisen.