ECLI:NL:RBAMS:2022:2235

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
19 april 2022
Publicatiedatum
25 april 2022
Zaaknummer
13/752165-21
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste en enige aanleg
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Overlevering op basis van Europees aanhoudingsbevel met betrekking tot detentieomstandigheden en weigeringsgronden

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 19 april 2022 uitspraak gedaan over een vordering tot overlevering op basis van een Europees aanhoudingsbevel (EAB) dat was uitgevaardigd door de onderzoeksrechter van de rechtbank eerste aanleg Oost-Vlaanderen, afdeling Gent, België. De vordering was ingediend door de officier van justitie en betreft de opgeëiste persoon, geboren in 1995, die zowel de Nederlandse als Turkse nationaliteit heeft. De rechtbank heeft vastgesteld dat de termijn van 90 dagen voor het nemen van een beslissing op het overleveringsverzoek was verstreken, wat betekende dat er geen grondslag meer was voor gevangenhouding.

De rechtbank heeft de identiteit van de opgeëiste persoon bevestigd en het EAB onderzocht. Het EAB vermeldde een strafbaar feit dat onder de lijst van bijlage 1 bij de Overleveringswet valt, namelijk illegale handel in verdovende middelen. De rechtbank oordeelde dat de overlevering kon worden toegestaan, mits er voldoende garanties waren dat de opgeëiste persoon in Nederland zijn straf zou ondergaan. De Procureur des Konings van Oost-Vlaanderen had een garantie gegeven voor de terugkeer van de opgeëiste persoon naar Nederland na een eventuele veroordeling.

De verdediging voerde aan dat de overlevering geweigerd moest worden op basis van artikel 13 van de Overleveringswet, omdat het feit mogelijk gedeeltelijk op Nederlands grondgebied was gepleegd. De rechtbank verwierp dit verweer, omdat het EAB geen bewijs bood dat het feit op Nederlands grondgebied was gepleegd. Daarnaast werd de vraag naar de detentieomstandigheden in België besproken. De rechtbank oordeelde dat de algemene detentiegarantie van de Belgische autoriteiten voldoende was om de overlevering toe te staan. Uiteindelijk besloot de rechtbank de overlevering van de opgeëiste persoon toe te staan en de afgifte van een in beslag genomen GSM aan de uitvaardigende justitiële autoriteit te bevelen.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

INTERNATIONALE RECHTSHULPKAMER

Parketnummer: 13/752165-21
RK nummer: 21/5917
Datum uitspraak: 19 april 2022
UITSPRAAK
op de vordering ex artikel 23 Overleveringswet (OLW), ingediend door de officier van justitie bij deze rechtbank. Deze vordering dateert van 2 november 2021 en betreft onder meer het in behandeling nemen van een Europees aanhoudingsbevel (EAB).
Dit EAB is uitgevaardigd op 30 september 2021 door de onderzoeksrechter van de rechtbank eerste aanleg Oost-Vlaanderen, afdeling Gent (België) en strekt tot de aanhouding en overlevering van:
[opgeëiste persoon]
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1995,
ingeschreven in de Basisregistratie Personen op het adres:
[adres] ,
hierna te noemen de opgeëiste persoon.

1.Procesgang

De vordering is behandeld op de openbare zitting van 5 april 2022. Het verhoor heeft plaatsgevonden in tegenwoordigheid van de officier van justitie mr. R.N. Bakkenes. De opgeëiste persoon is bijgestaan door zijn raadsman, mr. H.M. Dunsbergen, advocaat te Breda.
De rechtbank stelt vast dat in deze zaak de termijn van 90 dagen waarbinnen de rechtbank ex artikel 22 OLW op het overleveringsverzoek moet beslissen, reeds is verstreken. Dat betekent dat de rechtbank de beslistermijn niet meer kan verlengen en dat als gevolg daarvan geen grondslag meer bestaat voor gevangenhouding.

2.Identiteit van de opgeëiste persoon

De rechtbank heeft de identiteit van de opgeëiste persoon onderzocht. De opgeëiste persoon heeft ter zitting verklaard dat de bovenvermelde personalia juist zijn en dat hij de Nederlandse en Turkse nationaliteit heeft.

3.Grondslag en inhoud van het EAB

In het EAB wordt melding gemaakt van een bevel tot aanhouding bij verstek van 30 september 2021 en uitgevaardigd door de onderzoeksrechter van de rechtbank eerste aanleg Oost-Vlaanderen, afdeling Gent.
De overlevering wordt verzocht ten behoeve van een door de justitiële autoriteiten van de uitvaardigende lidstaat ingesteld strafrechtelijk onderzoek ter zake van het vermoeden dat de opgeëiste persoon zich schuldig heeft gemaakt aan een naar Belgisch recht strafbaar feit.
Dit feit is omschreven in onderdeel e) van het EAB.
Het EAB houdt verder een verzoek in om inbeslagname en afgifte van de voorwerpen die zijn aangetroffen in het bezit van de opgeëiste persoon.

4.Strafbaarheid

Feit vermeld op bijlage 1 bij de OLW
Onderzoek naar de dubbele strafbaarheid van het feit waarvoor de overlevering wordt verzocht, moet achterwege blijven, nu de uitvaardigende justitiële autoriteit het strafbare feit heeft aangeduid als een feit vermeld in de lijst van bijlage 1 bij de OLW. Het feit valt op deze lijst onder nummer 5, te weten:
illegale handel in verdovende middelen en psychotrope stoffen
Uit het EAB volgt dat op dit feit naar het recht van België een vrijheidsstraf met een maximum van ten minste drie jaren is gesteld.

5.De garantie als bedoeld in artikel 6, eerste lid, OLW

De opgeëiste persoon heeft de Nederlandse nationaliteit. Zijn overlevering kan daarom worden toegestaan, indien naar het oordeel van de rechtbank is gewaarborgd dat, zo hij ter zake van het feit waarvoor de overlevering kan worden toegestaan in de uitvaardigende lidstaat tot een onvoorwaardelijke vrijheidsstraf wordt veroordeeld, hij deze straf in Nederland zal mogen ondergaan.
De Procureur des konings van het Parket van de procureur des Konings van Oost-Vlaanderen, afdeling Gent, unit gerechtelijke onderzoek heeft de volgende garantie gegeven:

In antwoord op uw brief inzake de overlevering van [opgeëiste persoon] (geboren op [geboortedag] -1995), sta ik u de garantie toe voor de terugkeer van de betrokkene naar uw land.
Overeenkomstig artikel 5 §3 van het kaderbesluit dd. 13 juni 2002 betreffende het Europese aanhoudingsbevel houdt deze garantie in dat, eens betrokkene in België onherroepelijk tot een vrijheidsbenemende straf of maatregel is veroordeeld, deze persoon naar uw land wordt overgebracht teneinde deze straf of maatregel aldaar onder te gaan.”
Naar het oordeel van de rechtbank is de hiervoor vermelde garantie voldoende.

6.Weigeringsgrond als bedoeld in artikel 13 OLW

De raadsman heeft betoogd dat de overlevering geweigerd dient te worden omdat het EAB betrekking heeft op een strafbaar feit dat geacht wordt gedeeltelijk op Nederlands grondgebied te zijn gepleegd nu uit de feitomschrijving blijkt dat er onderzoek is gedaan bij een Gamma in Terneuzen, waardoor er mogelijk ook een Nederlands strafrechtelijk onderzoek loopt.
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de weigeringsgrond niet aan de orde is omdat uit het EAB niet blijkt dat het feit op Nederlands grondgebied is gepleegd. In het EAB is alleen de pleegplaats Assenende in België opgenomen. Dat mogelijk in Nederland opsporingshandelingen zijn verricht, betekent niet dat artikel 13 OLW aan de orde is.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank volgt de officier van justitie in haar standpunt dat de weigeringsgrond van artikel 13 OLW niet van toepassing is nu uit de feitomschrijving, zoals omschreven in onderdeel e) van het EAB niet blijkt dat het feit waar de opgeëiste persoon van wordt verdacht betrekking heeft op een feit die geheel of gedeeltelijk op Nederlands grondgebied zijn gepleegd. Dat er mogelijk in Nederland onderzoekhandelingen zijn verricht voor het feit zoals omschreven in het EAB, maakt het oordeel van de rechtbank niet anders. De rechtbank verwerpt het verweer.

7.Artikel 11 OLW: detentieomstandigheden

Inleiding
Bij uitspraak van 22 juni 2021 [1] heeft de rechtbank in de zaak van een andere opgeëiste persoon geconcludeerd dat in België een reëel gevaar bestaat op een onmenselijke of vernederende behandeling voor gedetineerden die terecht komen in een instelling waar sprake is van grondslapers, waardoor de minimale persoonlijke ruimte van 3 m2 in een meerpersoonscel niet meer is gewaarborgd, alsmede waar sprake is van niet-afgeschermde toiletten in meerpersoonscellen. De detentie-instellingen waar hiervan sprake is, zijn: Antwerpen, Gent, Brugge, Oudenaarde, Hasselt, Dendermonde en Mechelen.
De rechtbank stelt vast dat er bij brief van 9 september 2021, afkomstig van de Directeur-generaal bij het Directoraat-generaal Wetgeving, Fundamentele Rechten en Vrijheden, een algemene detentiegarantie is gegeven:
Als algemene regel, kunnen in België de volgende algemene waarborgen gegeven worden bij een overlevering in het kader van de tenuitvoerlegging van een Europees aanhoudingsbevel:
- De overgeleverde persoon zal in een cel worden opgesloten waarvan de oppervlakte en de inrichting beantwoordt aan de normen van het CPT van de Europese Raad (minimum 3m2). Dit zowel wanneer hij alleen verblijft in een cel als wanneer hij een daarvoor aangepaste en grotere cel deelt met een andere persoon.
- De sanitaire blokken, doorgaans voorzien van een wasbak en toilet, zijn afgescheiden van de rest van de cel door een muur of door een scherm. Soms is er ook een douche voorzien. In dat geval is het sanitair complex afgescheiden van de rest van de cel.
Eerder in deze brief is ten aanzien van gevangenissen waar gedetineerden op een extra matras slapen, ofwel waar de ‘grondslapers-problematiek’ zich voordoet, over de celruimte en de sanitaire blokken de volgende opmerking gemaakt:
Bovendien garanderen wij dat in de gevangenissen waarin dit fenomeen zich voordoet, er zal op toegezien worden dat de overgeleverden niet zullen worden opgesloten in een dergelijke afdeling zodat de overgeleverde personen ten minste over 3m2 personal space beschikken exclusief de sanitaire blokken.
In haar uitspraak van 7 oktober 2021 [2] heeft de rechtbank overwogen dat de hiervoor genoemde brief van de Belgische autoriteiten van 9 september 2021 in elke overleveringszaak geldig is, zoals de Belgische autoriteiten in bedoelde brief hebben bevestigd, en dat het om die reden niet noodzakelijk is dat voor elke individuele opgeëiste persoon een detentiegarantie wordt opgevraagd.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat de detentieomstandigheden in België nog steeds slecht zijn en heeft daartoe aangevoerd dat het opvalt dat het CPT in november de detentie-instellingen in België nog heeft bezocht, maar dat daar tot op heden nog geen rapport over is verschenen. Dit doet vermoeden dat de Belgische detentieomstandigheden onvoldoende zijn. Verder bevindt de brief met de algemene detentiegarantie zich niet in het dossier en is deze detentiegarantie te algemeen. Ook is er in een andere zaak een opgeëiste persoon overgeleverd naar België, waarna hij – ondanks de algemene detentiegarantie – toch werd geplaatst in een meerpersoonscel. Gelet op voorgaande dient de overlevering primair geweigerd te worden. De raadsman heef zich subsidiair op het standpunt gesteld dat het verzoek tot overlevering aangehouden dient te worden zodat een individuele detentiegarantie voor de opgeëiste persoon verkregen kan worden.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de algemene detentiegarantie van 9 september 2021 voldoende is om de opgeëiste persoon te kunnen overleveren. De algemene detentiegarantie is al eerder door de rechtbank voldoende geacht en er is dan ook geen reden om aan de detentiegarantie te twijfelen.
Oordeel van de rechtbank
Aan de hand van een globale beoordeling van alle gegevens waarover zij beschikt, gaat de rechtbank uit van de geboden zekerheid in voorgaande garantie. [3] De rechtbank is van oordeel dat het reële gevaar op een onmenselijke of vernederende behandeling dat zij ten aanzien van voornoemde penitentiaire inrichtingen heeft aangenomen, hiermee is weggenomen. Het is niet noodzakelijk om voor elke individuele opgeëiste persoon een individuele detentiegarantie op te vragen bij de Belgische autoriteiten en hetgeen de raadsman heeft aangevoerd maakt dit niet anders. [4] Gelet op het voorgaande staan de detentieomstandigheden in België dan ook niet aan overlevering in de weg. De rechtbank verwerpt het verweer.

8.Slotsom

Nu is vastgesteld dat het EAB voldoet aan de eisen van artikel 2 OLW, er ook overigens geen weigeringsgronden aan de overlevering in de weg staan en er geen sprake is van een geval waarin aan het EAB geen gevolg mag worden gegeven, dient de overlevering te worden toegestaan.
Daaruit volgt dat de afgifte van het in beslag genomen voorwerp, te weten een GSM, aan de uitvaardigende justitiële autoriteit kan worden bevolen.

9.Toepasselijke wetsartikelen

De artikelen 2, 5, 6, 7, 49 en 50 OLW.

10.Beslissing

STAAT TOEde overlevering van
[opgeëiste persoon]aan de rechtbank eerste aanleg Oost-Vlaanderen, afdeling Gent (België) voor het feit zoals dat is omschreven in onderdeel e) van het EAB.
BEVEELTde afgifte van de in beslag genomen GSM aan de uitvaardigende justitiële autoriteit.
Aldus gedaan door
mr. J.G. Vegter, voorzitter,
mrs. J.A.A.G de Vries en M.M.L.A.T. Doll, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. A.A.B. Fransen, griffier,
en uitgesproken ter openbare zitting van 19 april 2022.
Ingevolge artikel 29, tweede lid, OLW staat tegen deze uitspraak geen gewoon rechtsmiddel open.

Voetnoten

1.Rechtbank Amsterdam 22 juni 2021, ECLI:NL:RBAMS:2021:3243.
3.Hof van Justitie van de Europese Unie, 25 juli 2018, zaak