In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 2 november 2021 uitspraak gedaan over een vordering tot overlevering op basis van een Europees Aanhoudingsbevel (EAB) dat was uitgevaardigd door de onderzoeksrechter in de rechtbank van eerste aanleg West-Vlaanderen, afdeling Brugge. De vordering was ingediend door de officier van justitie op 5 augustus 2021 en betreft de overlevering van een opgeëiste persoon, geboren in 1998, die de Nederlandse nationaliteit heeft. De rechtbank heeft de identiteit van de opgeëiste persoon vastgesteld en de vordering behandeld op een openbare zitting op 19 oktober 2021, waarbij de opgeëiste persoon werd bijgestaan door zijn raadsvrouw, mr. W. Geurts.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de overlevering kan worden toegestaan, mits er voldoende garanties zijn dat de opgeëiste persoon na veroordeling in België terugkeert naar Nederland om zijn straf daar uit te zitten. De procureur des Konings heeft op 14 september 2021 een garantie gegeven voor de terugkeer van de opgeëiste persoon naar Nederland. De rechtbank heeft ook de detentieomstandigheden in België beoordeeld en geconcludeerd dat er voldoende waarborgen zijn dat de opgeëiste persoon niet in onmenselijke of vernederende omstandigheden zal worden behandeld.
De rechtbank heeft verder geoordeeld dat er geen weigeringsgronden zijn op basis van de Overleveringswet (OLW) en dat het EAB voldoet aan de eisen van artikel 2 OLW. De rechtbank heeft daarom besloten om de overlevering van de opgeëiste persoon toe te staan. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer, bestaande uit de voorzitter en twee rechters, en is openbaar uitgesproken. Tegen deze uitspraak staat geen gewoon rechtsmiddel open.