ECLI:NL:RBAMS:2021:7236

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
2 november 2021
Publicatiedatum
13 december 2021
Zaaknummer
13/751854-21
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste en enige aanleg
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Overlevering op basis van Europees Aanhoudingsbevel met aandacht voor detentieomstandigheden en terugkeergarantie

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 2 november 2021 uitspraak gedaan over een vordering tot overlevering op basis van een Europees Aanhoudingsbevel (EAB) dat was uitgevaardigd door de onderzoeksrechter in de rechtbank van eerste aanleg West-Vlaanderen, afdeling Brugge. De vordering was ingediend door de officier van justitie op 5 augustus 2021 en betreft de overlevering van een opgeëiste persoon, geboren in 1998, die de Nederlandse nationaliteit heeft. De rechtbank heeft de identiteit van de opgeëiste persoon vastgesteld en de vordering behandeld op een openbare zitting op 19 oktober 2021, waarbij de opgeëiste persoon werd bijgestaan door zijn raadsvrouw, mr. W. Geurts.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de overlevering kan worden toegestaan, mits er voldoende garanties zijn dat de opgeëiste persoon na veroordeling in België terugkeert naar Nederland om zijn straf daar uit te zitten. De procureur des Konings heeft op 14 september 2021 een garantie gegeven voor de terugkeer van de opgeëiste persoon naar Nederland. De rechtbank heeft ook de detentieomstandigheden in België beoordeeld en geconcludeerd dat er voldoende waarborgen zijn dat de opgeëiste persoon niet in onmenselijke of vernederende omstandigheden zal worden behandeld.

De rechtbank heeft verder geoordeeld dat er geen weigeringsgronden zijn op basis van de Overleveringswet (OLW) en dat het EAB voldoet aan de eisen van artikel 2 OLW. De rechtbank heeft daarom besloten om de overlevering van de opgeëiste persoon toe te staan. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer, bestaande uit de voorzitter en twee rechters, en is openbaar uitgesproken. Tegen deze uitspraak staat geen gewoon rechtsmiddel open.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM
INTERNATIONALE RECHTSHULPKAMER
Parketnummer: 13/751854-21
Rk-nummer: 21/4372
Datum uitspraak: 2 november 2021
UITSPRAAK
op de vordering ex artikel 23 Overleveringswet (OLW), ingediend door de officier van justitie bij deze rechtbank. Deze vordering dateert van 5 augustus 2021 en betreft onder meer het in behandeling nemen van een Europees aanhoudingsbevel (EAB).
Dit EAB is uitgevaardigd op 12 mei 2021
door de onderzoeksrechter in de rechtbank van eerste aanleg West-Vlaanderen, afdeling Brugge(België) en strekt tot de aanhouding en overlevering van:
[opgeëiste persoon]
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1998
verblijfadres: [adres] , [woonplaats]
hierna te noemen de opgeëiste persoon.

1.Procesgang

De vordering is behandeld op de openbare zitting van 19 oktober 2021. Het verhoor heeft plaatsgevonden via een videoverbinding in tegenwoordigheid van de officier van justitie
mr. M. Diependaal. De opgeëiste persoon is bijgestaan door zijn raadsvrouw, mr. W. Geurts, advocaat te Utrecht.
Op grond van artikel 22, derde lid, OLW heeft de rechtbank de termijn waarbinnen zij op grond van het eerste lid van dit artikel uitspraak moet doen met dertig dagen verlengd omdat zij die verlenging nodig heeft om over de verzochte overlevering te beslissen.

2.Identiteit van de opgeëiste persoon

De rechtbank heeft de identiteit van de opgeëiste persoon onderzocht. De opgeëiste persoon heeft ter zitting verklaard dat de bovenvermelde personalia juist zijn en dat hij de Nederlandse nationaliteit heeft.

3.Standpunt raadsvrouw

De raadsvrouw heeft ter zitting aan de officier van justitie verzocht of de opgeëiste persoon vanwege de reistijd en de reiskosten niet bij de uitspraak van de rechtbank hoeft te verschijnen maar dat hij zich ten tijde van de uitspraak zal melden bij het plaatselijke politiebureau. Voor het overige heeft de raadsvrouw geen weigeringsgronden of andere beletselen aangevoerd.

4.Grondslag en inhoud van het EAB

In het EAB wordt melding gemaakt van een aanhoudingsmandaat bij verstek, afgeleverd op
12 mei 2021 door de onderzoeksrechter in de rechtbank van eerste aanleg West-Vlaanderen, afdeling Brugge.
De overlevering wordt verzocht ten behoeve van een door de justitiële autoriteiten van de uitvaardigende lidstaat ingesteld strafrechtelijk onderzoek ter zake van het vermoeden dat de opgeëiste persoon zich schuldig heeft gemaakt aan naar het recht van België strafbare feiten.
Deze feiten staan omschreven in onderdeel e) van het EAB. Een door de griffier gewaarmerkte fotokopie van dit onderdeel is als bijlage aan deze uitspraak gehecht.

5.Strafbaarheid

Feiten vermeld op bijlage 1 bij de OLW
Onderzoek naar de dubbele strafbaarheid van de feiten waarvoor de overlevering wordt verzocht, moet achterwege blijven, nu de uitvaardigende justitiële autoriteit de strafbare feiten heeft aangeduid als feiten vermeld in de lijst van bijlage 1 bij de OLW. De feiten op deze lijst vallen onder nummer 5, te weten:
Illegale handel in verdovende middelen en psychotrope stoffen.
Volgens de in rubriek c) van het EAB vermelde gegevens is op deze feiten naar Belgisch recht een vrijheidsstraf met een maximum van ten minste drie jaren gesteld.

6.De garantie als bedoeld in artikel 6, eerste lid, OLW

De opgeëiste persoon heeft de Nederlandse nationaliteit. Zijn overlevering kan daarom worden toegestaan, indien naar het oordeel van de rechtbank is gewaarborgd dat, zo hij ter zake van waarvoor de overlevering kan worden toegestaan in de uitvaardigende lidstaat tot een onvoorwaardelijke vrijheidsstraf wordt veroordeeld, hij deze straf in Nederland zal mogen ondergaan.
De procureur des Konings heeft op 14 september 2021 de volgende garantie gegeven:
“Overeenkomstig artikel 5 §3 van het kaderbesluit van 13 juni 2002 betreffende het Europees aanhoudingsbevel, bied ik u de garantie voor de terugkeer naar NEDERLAND van de door u over te leveren Nederlandse onderdaan of ingezetene, in casu [opgeëiste persoon] .
Deze garantie houdt in dat, eens betrokkene in België onherroepelijk tot een vrijheidsbenemende straf of maatregel is veroordeeld, deze persoon naar NEDERLAND zal terugkeren om zijn straf of maatregel aldaar te ondergaan. De terugkeer zal gebeuren op basis van het Europees Kaderbesluit inzake de toepassing van het beginsel van wederzijdse erkenning op de vrijheidsbenemende straffen of maatregelen uitgesproken in een lidstaat van de Europese Unie (2008/909/JBZ).”
Naar het oordeel van de rechtbank is de hiervoor vermelde garantie voldoende.

7.Artikel 11 OLW; detentieomstandigheden België

Bij uitspraak van 22 juni 2021 [1] heeft de rechtbank geconcludeerd dat in België een reëel gevaar bestaat op een onmenselijke of vernederende behandeling voor gedetineerden die terecht komen in een instelling waar sprake is van ‘grondslapers’, alsmede waar sprake is van niet-afgeschermde toiletten in meerpersoonscellen. De detentie-instellingen waar hiervan sprake is, zijn: Antwerpen, Gent, Brugge, Oudenaarde, Hasselt, Dendermonde en Mechelen.
De rechtbank stelt vast dat er bij brief van 9 september 2021, afkomstig van de Directeur-generaal bij het Directoraat-generaal Wetgeving, Fundamentele Rechten en Vrijheden, een algemene detentiegarantie is gegeven:
“(…)
Zoals Minister Van Quickenborne recent toelichtte in het parlement, slapen in sommige gevangenissen gedetineerden op een extra matras. Dit fenomeen is allerminst een algemeen fenomeen.
(…)
De heer Minister is zich ter dege bewust van deze problematiek en doet er alles aan om het probleem te verhelpen zodat deze toestand zo snel mogelijk van de baan zal zijn.
Bovendien garanderen wij dat in de gevangenissen waarin dit fenomeen zich voordoet, er zal op toegezien worden dat de overgeleverde niet zullen worden opgesloten in een dergelijke afdeling zodat de overgeleverde personen ten minste over 3m² personal space beschikken exclusief de sanitaire blokken.
Waarborgen in verband met de plaats van opsluiting:
Als algemene regel, kunnen in België de volgende algemene waarborgen gegeven worden bij een overlevering in het kader van de tenuitvoerlegging van een Europees aanhoudingsbevel :
-
De overgeleverde persoon zal in een cel worden opgesloten waarvan de oppervlakte en de
inrichting beantwoordt aan de normen van het CPT van de Europese Raad (minimum 3m2).
Dit zowel wanneer hij alleen verblijft in een cel als wanneer hij een daarvoor aangepaste en
grotere cel deelt met een andere persoon.
-
De sanitaire blokken, doorgaans voorzien van een wasbak en toilet, zijn afgescheiden van de
rest van de cel door een muur of door een scherm. Soms is er ook een douche voorzien. In dat
geval is het sanitair complex afgescheiden van de rest van de cel.
Wij garanderen specifiek dat wat betreft overgeleverde personen deze enkel zullen worden opgesloten in een cel waar het sanitaire blok volledig is afgesloten of dat zij zich alleen in een cel
bevinden zodat er geen probleem kan ontstaan met de privacy.
(…)”
Aan de hand van een globale beoordeling van alle gegevens waarover zij beschikt, gaat de rechtbank uit van de geboden zekerheid in voorgaande garantie.
De rechtbank is van oordeel dat voldoende vaststaat dat de hiervoor genoemde brief van de Belgische autoriteiten van 9 september 2021, in elke overleveringszaak geldig is, zoals de Belgische autoriteiten in bedoelde brief hebben bevestigd. De rechtbank vindt het daarom niet langer noodzakelijk dat voor elke individuele opgeëiste persoon een detentiegarantie wordt gevraagd bij de Belgische autoriteiten, zie ook de uitspraak van de rechtbank van 7 oktober 2021 [2] . De rechtbank gaat er dan ook van uit dat de algemene detentiegarantie ook geldt voor de opgeëiste persoon.
De rechtbank zal gelet op het voorgaande de in deze zaak eveneens op 14 september 2021 afgegeven individuele detentiegarantie, afkomstig van de Directeur-generaal bij het Directoraat-generaal Wetgeving, Fundamentele Rechten en Vrijheden, buiten beschouwing laten.

8.Weigeringsgrond als bedoeld in artikel 13 OLW

De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de feiten deels op Nederlands grondgebied zijn gepleegd.
Naar het oordeel van de rechtbank bevat het EAB echter geen aanknopingspunten dat de feiten gedeeltelijk in Nederland zijn gepleegd. De situatie als bedoeld in artikel 13, eerste lid onder a, OLW doet zich hierom niet voor.

9.Slotsom

Nu is vastgesteld dat het EAB voldoet aan de eisen van artikel 2 OLW, er ook overigens geen weigeringsgronden aan de overlevering in de weg staan en er geen sprake is van een geval waarin aan het EAB geen gevolg mag worden gegeven, dient de overlevering te worden toegestaan.

10.Toepasselijke wetsartikelen

De artikelen 2, 5, 6 en 7 OLW.

11.Beslissing

STAAT TOEde overlevering van
[opgeëiste persoon]aan
de
onderzoeksrechter in de rechtbank van eerste aanleg West-Vlaanderen, afdeling Brugge(België).
Aldus gedaan door
mr. H.P. Kijlstra, voorzitter,
mrs. J.A.A.G. de Vries en E.G.M.M. van Gessel, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. H.L. van Loon, griffier,
en uitgesproken ter openbare zitting van 2 november 2021.
Ingevolge artikel 29, tweede lid, OLW staat tegen deze uitspraak geen gewoon rechtsmiddel open.