ECLI:NL:RBAMS:2022:1923
Rechtbank Amsterdam
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek tot naturalisatie van moeder en dochter op basis van niet voldoen aan inburgeringseisen en identiteitsvereisten
In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 1 maart 2022 uitspraak gedaan in de bodemzaak betreffende de verzoeken tot naturalisatie van eiseres I en medenaturalisatie van eiseres II. Eiseres I, de moeder, had op 26 februari 2019 een verzoek tot naturalisatie ingediend voor zichzelf en een verzoek tot medenaturalisatie voor haar dochter, eiseres II. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid heeft het verzoek van eiseres I afgewezen, omdat zij niet voldeed aan de voorwaarden voor naturalisatie zoals vastgelegd in de Rijkswet op het Nederlanderschap (RWN). De afwijzing was gebaseerd op het feit dat eiseres I niet had aangetoond het inburgeringsexamen met goed gevolg te hebben afgelegd en dat zij haar identiteit en nationaliteit niet voldoende had onderbouwd. Eiseres I had geen gelegaliseerde geboorteakte en geen geldig paspoort overgelegd, en haar beroep op bewijsnood werd door de rechtbank als onvoldoende beoordeeld.
Eiseres II was ten tijde van het bestreden besluit meerderjarig, waardoor zij niet meer in aanmerking kwam voor medenaturalisatie. De rechtbank oordeelde dat, zelfs als eiseres II nog minderjarig zou zijn geweest, zij niet in aanmerking zou komen voor medenaturalisatie, aangezien het verzoek van eiseres I terecht was afgewezen. De rechtbank verklaarde de beroepen van beide eiseressen ongegrond en oordeelde dat de staatssecretaris terecht had besloten tot afwijzing van de verzoeken. De rechtbank benadrukte dat eiseres I aan alle voorwaarden voor naturalisatie moet voldoen, inclusief het inburgeringsvereiste, en dat de afwijzing van haar verzoek om naturalisatie dus terecht was.
De uitspraak is openbaar uitgesproken en tegen deze beslissing staat hoger beroep open bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. De termijn voor het instellen van hoger beroep bedraagt zes weken na verzending van een afschrift van deze uitspraak.