Uitspraak
RECHTBANK AMSTERDAM
1.De verdere procedure
2.De verdere beoordeling
3.De beslissing
€ 980,- aan salaris advocaat
Rechtbank Amsterdam
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Amsterdam op 12 januari 2022 uitspraak gedaan in een kort geding waarin [eiser] verzocht om verwijdering van zijn BKR-registratie. De eiser, vertegenwoordigd door advocaat mr. R.H. Bouwman, had op 10 september 2020 bezwaar gemaakt tegen de registratie, maar dit verzoek was door de gedaagde, Hoist Finance AB, op 21 september 2020 afgewezen. De voorzieningenrechter had eerder prejudiciële vragen gesteld aan de Hoge Raad, die op 3 december 2021 zijn beantwoord. De Hoge Raad verduidelijkte dat de verwerking van persoonsgegevens alleen rechtmatig is indien aan de voorwaarden van artikel 6 lid 1 van de AVG is voldaan. De voorzieningenrechter oordeelde dat [eiser] onvoldoende spoedeisend belang had aangetoond voor zijn verzoek. Hij had de mogelijkheid om een nieuw verzoek tot verwijdering in te dienen, maar had dit niet gedaan. De voorzieningenrechter weigerde daarom de gevraagde voorziening en veroordeelde [eiser] in de proceskosten, die aan de zijde van Hoist Finance op € 1.742,47 werden begroot.