ECLI:NL:RBAMS:2022:1388

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
17 maart 2022
Publicatiedatum
22 maart 2022
Zaaknummer
AWB - 20 _ 3339
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Last onder dwangsom en bestuursdwang opgelegd aan eigenaren van houseboats in jachthaven Schellingwoude wegens overtreding van de Wabo en Vob

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 17 maart 2022 uitspraak gedaan in een geschil tussen Jachthaven Schellingwoude B.V., Short Stay Manager B.V. en Coriander Holding B.V. enerzijds en het college van burgemeester en wethouders van Amsterdam anderzijds. De zaak betreft de handhaving van bestuursrechtelijke lasten onder dwangsom en bestuursdwang die zijn opgelegd aan de eigenaren van houseboats in de jachthaven van Schellingwoude. De rechtbank heeft vastgesteld dat de houseboats illegaal zijn afgemeerd en gebruikt worden als logiesverblijven zonder de vereiste omgevingsvergunningen op grond van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) en de Verordening op het binnenwater (Vob).

De rechtbank heeft de besluiten van de gemeente Amsterdam, waarbij aan de eigenaren van de houseboats lasten onder dwangsom zijn opgelegd, beoordeeld. De rechtbank oordeelde dat de lasten niet onterecht waren opgelegd, omdat de houseboats in strijd met het bestemmingsplan en zonder de benodigde vergunningen worden gebruikt. De rechtbank heeft de beroepen van Jachthaven Schellingwoude en Short Stay Manager tegen de bestreden besluiten ongegrond verklaard, terwijl het beroep van Coriander tegen het bestreden besluit III ongegrond werd verklaard.

De rechtbank heeft ook geoordeeld dat Jachthaven Schellingwoude geen rechtstreeks belang heeft bij het bestreden besluit IV, waardoor het beroep van Jachthaven Schellingwoude in die zaak niet-ontvankelijk werd verklaard. De rechtbank heeft de kosten van de procedure toegewezen aan de eisers, omdat hun beroepen gegrond zijn verklaard. De uitspraak benadrukt de noodzaak van naleving van de relevante wet- en regelgeving bij het gebruik van wateren voor commerciële doeleinden.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

Bestuursrecht
zaaknummers: AMS 20/3270, 20/3339, 20/4193, 20/5494 en 21/461

uitspraak van de meervoudige kamer van 17 maart 2022 in de zaak tussen

Jachthaven Schellingwoude B.V.,

(gemachtigde: mr. J. de Vet),

Short Stay Manager B.V., en

[eiser 1] en [eiser 2] ,
(gemachtigde: mr. J.A. Wols),

en Coriander Holding B.V.

en

het college van burgemeester en wethouders van Amsterdam, verweerder

(gemachtigde: mr. M.A. van Marle).

Procesverloop

Met besluiten van 18 oktober 2019 en 12 november 2019 (de primaire besluiten I en II) heeft verweerder Jachthaven Schellingwoude B.V. (hierna: Jachthaven Schellingwoude) en Short Stay Manager B.V. (hierna: Short Stay Manager) ieder een last onder dwangsom opgelegd met betrekking tot zes respectievelijk zeven aan de [adres] in Amsterdam afgemeerde logiesverblijven/objecten.
Met afzonderlijke besluiten van 19 mei 2020 heeft verweerder het bezwaar van Jachthaven Schellingwoude tegen het primaire besluit I gedeeltelijk gegrond verklaard (het bestreden besluit I) en de bezwaren van Short Stay Manager en Jachthaven Schellingwoude tegen het primaire besluit II (het bestreden besluit II) gedeeltelijk gegrond respectievelijk ongegrond verklaard. Verweerder heeft beide primaire besluiten voor het overige gehandhaafd.
Jachthaven Schellingwoude heeft tegen de bestreden besluiten I en II en Short Stay Manager heeft tegen het bestreden besluit II afzonderlijk beroep ingesteld. Deze beroepen zijn geregistreerd onder nummers AMS 20/3339 en AMS 20/3270.
Met het besluit van 18 juni 2020 (het bestreden besluit III) heeft verweerder aan Coriander Holding B.V. (hierna: Coriander) een last onder dwangsom opgelegd met betrekking tot aan de [adres] in Amsterdam afgemeerde logiesverblijven/objecten met de namen [naam 1] en [naam 2] .
Met besluiten van 17 september 2020 (het bestreden besluit IV) heeft verweerder door middel van aanplakken aan de eigenaren van aan de [adres] in Amsterdam afgemeerde woonboot/logiesverblijf ‘ [naam 3] ’ en de logiesverblijven/objecten ‘ [naam 4] ’, ‘ [naam 5] ’, ‘ [naam 6] ’ en ‘ [naam 7] ’ een last onder bestuursdwang opgelegd.
De tegen de bestreden besluiten III en IV gemaakte bezwaren van Coriander (eigenaar van de [naam 1] en de [naam 2] ) en van [eiser 1] (eigenaar van ‘ [naam 5] ’) en [eiser 2] (eigenaar van ‘ [naam 6] ’) (hierna: [eiser 1] en [eiser 2] ) zijn doorgestuurd naar de rechtbank voor behandeling als rechtstreeks beroep en geregistreerd onder nummers AMS 20/4193 en AMS 20/5494.
Jachthaven Schellingwoude heeft bezwaar gemaakt tegen het bestreden besluit IV, welk bezwaar eveneens is doorgestuurd als rechtstreeks beroep en is geregistreerd onder nummer AMS 21/461.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 27 januari 2022.
Namens Jachthaven Schellingwoude zijn [belanghebbende 1] en [belanghebbende 2] verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde.
Namens Short Stay Manager zijn [belanghebbende 3] en [belanghebbende 4] verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde,
[eiser 1] en [eiser 2] hebben zich laten vertegenwoordigen door hun gemachtigde.
Coriander is, met bericht van verhindering, niet verschenen.
Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde en [naam 8] .

Overwegingen

Inleiding
1.1.
De beroepen gaan over objecten (hierna ook aangeduid als houseboats) die zijn afgemeerd aan de steigers in de jachthaven aan de [adres] in Amsterdam (de jachthaven). Op deze locatie is het bestemmingsplan ‘Schellingwouderdijk’ (het bestemmingsplan) van toepassing. De locatie waar de houseboats liggen heeft de bestemming ‘Water 1’ met de ‘specifieke functie-aanduiding water-1’. Op 13 augustus 2014 is aan de stichting LINK Schellingwoude een omgevingsvergunning verleend voor het realiseren van een nautisch kwartier, waarmee toestemming is gegeven voor het gebruik van het water langs de Schellingwouderdijk voor een jachthaven met onder meer 60 ligplaatsen voor recreatie- en zeilschepen.
1.2.
Jachthaven Schellingwoude verhuurt de gronden voor het permanent neerleggen van onder meer houseboats in de jachthaven.
1.3.
Stort Stay Manager bemiddelt in opdracht van de eigenaren van houseboats en verhuurt deze aan toeristen, die daar meerdere dagen verblijven en overnachten
1.4.
De houseboats worden onder meer via de website van Airbnb te huur aangeboden.
Besluitvorming door verweerder
2.
2.1.
In 2019 [1] zijn er diverse controles geweest door toezichthouders van verweerder in de jachthaven, waarbij telkens houseboats zijn aangetroffen. Volgens verweerder liggen deze houseboats daar illegaal en moeten zij worden verwijderd. Voor de houseboats is namelijk geen vergunning verleend op grond van de Verordening op het binnenwater 2010 (Vob) en op grond van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo). Met de verleende omgevingsvergunning is het gebruik van het water in de jachthaven voor onder meer recreatievaartuigen toegestaan. De houseboats liggen er om als logiesverblijf te worden verhuurd aan toeristen. Dit is volgens verweerder niet toegestaan. Het bouwen op en in stand laten en het gebruik van de locatie als ligplaats voor logiesverblijven of hotel (horeca V) en het (laten) gebruiken van de logiesverblijven/objecten is namelijk in strijd met artikel 20 van de planregels bij het bestemmingsplan. Verweerder is niet van plan hiervoor alsnog een vergunning te verlenen. Het bestemmingsplan heeft een consoliderend karakter waarin niet strikt watergebonden activiteiten (zoals het aanbieden van logies) onwenselijk zijn. De houseboats en hun gebruik vallen volgens verweerder niet onder de reikwijdte van de omgevingsvergunning omdat ze niet hoofdzakelijk zijn bestemd voor varende recreatie. Verder is er voor de houseboats geen ligplaatsvergunning voor een bedrijfsvaartuig op grond van de Vob verleend en zal deze ook niet worden verleend vanwege strijdigheid met het bestemmingsplan én omdat geen sprake is van een strikt watergebonden activiteit. Daarnaast is het op grond van de Vob niet toegestaan een object in het water te plaatsen of te houden. Verweerder heeft daarom aan Jachthaven Schellingwoude en Short Stay Manager een last onder dwangsom opgelegd wegens overtreding van de Wabo [2] en van de Vob [3] . De last houdt in dat de houseboats binnen zes weken na dagtekening van het besluit moeten worden verwijderd en verwijderd gehouden moeten worden uit het openbare water in het beheersgebied van de gemeente Amsterdam. Als geen uitvoering wordt gegeven aan het besluit moet een dwangsom betaald worden van € 10.000,- per object, tot een maximumbedrag van € 60.000,- voor Jachhaven Schellingwoude en € 70.000,- voor Short Stay Manager.
2.2.
Met het bestreden besluit I heeft verweerder het bezwaar van Jachthaven Schellingwoude gedeeltelijk gegrond verklaard, voor zover dat ziet op de ‘anti-hop’ bepaling, die inhoudt dat ook geen (andere) ligplaats ingenomen mag worden in de gemeente Amsterdam. Met het bestreden besluit II heeft verweerder het bezwaar van Short Stay Manager gedeeltelijk gegrond verklaard, voor zover dat ziet op het aspect bouwen in strijd met de regels en de ‘anti hop’ bepaling. Verweerder heeft in de bestreden besluiten I en II de last onder dwangsom gehandhaafd. Aan Jachthaven Schellingwoude en Short Stay Manager is een proceskostenvergoeding toegekend.
2.3.
Bij een controle op 6 november 2019 hebben toezichthouders van de gemeente Amsterdam geconstateerd dat door of namens Coriander twee houseboats met de namen ‘ [naam 2] ’ en ‘ [naam 1] ’ in de jachthaven zijn gebouwd/afgemeerd om te gebruiken als logiesbedrijf. De houseboats worden verhuurd via Airbnb. Met het bestreden besluit III heeft verweerder aan Coriander een last onder dwangsom opgelegd wegens overtreding van de Wabo en van de Vob. De houseboats moeten binnen zes weken na dagtekening van het besluit worden verwijderd en verwijderd worden gehouden uit het openbare water in het beheersgebied van de gemeente Amsterdam. Op grond van de ‘anti-hop’ bepaling mag ook geen (andere) ligplaats ingenomen worden in de gemeente Amsterdam. Als geen uitvoering wordt gegeven aan het besluit moet een dwangsom betaald worden van € 10.000,- per object tot een maximumbedrag van € 20.000,-.
2.4.
Op 2 juli 2020 is er een controle uitgevoerd in de jachthaven waarbij geconstateerd is dat, voor zover van belang, de aangetroffen drijvende objecten ‘ [naam 4] ’, ‘ [naam 5] ’, ‘ [naam 6] ’ en ‘ [naam 7] ’ worden verhuurd als logiesruimte aan toeristen via Airbnb. De eigenaren van de houseboats hebben geen omgevingsvergunning en ligplaatsvergunning. Daarom is sprake van overtreding van de Wabo en van de Vob en heeft verweerder de eigenaren door middel van het ter plaatse aanplakken van het bestreden besluit IV een last onder bestuursdwang opgelegd. De houseboats die ligplaats hebben ingenomen op het waterperceel [adres] moeten binnen zes weken na dagtekening van het besluit worden verwijderd en verwijderd gehouden worden uit de wateren in het beheersgebied van Amsterdam. Ook hier geldt de ‘anti-hop’ bepaling. Als geen uitvoering wordt gegeven aan het besluit worden de houseboats meegevoerd en opgeslagen en de kosten daarvan verhaald op de eigenaren.
Beoordeling door de rechtbank
Beroep van Jachthaven Schellingwoude tegen het bestreden besluit II en het bestreden besluit IV
3.
3.1.
Jachthaven Schellingwoude heeft bezwaar gemaakt tegen de last onder dwangsom gericht aan Short Stay Manager. Verweerder heeft haar bij bestreden besluit II als belanghebbende aangemerkt en het bezwaar ongegrond verklaard. Jachthaven Schellingwoude heeft tegen dat besluit beroep ingesteld. Verder heeft Jachthaven Schellingwoude bezwaar gemaakt tegen de last onder bestuursdwang gericht aan de eigenaren van de houseboats. Dit bezwaarschrift is doorgezonden naar de rechtbank voor behandeling als rechtstreeks beroep. Volgens Jachthaven Schellingwoude heeft zij een zelfstandig belang, omdat het primaire besluit II en het bestreden besluit IV haar schade kunnen berokkenen. Als Short Stay Manager en de eigenaren van de houseboats gevolg geven aan de last onder bestuursdwang en vertrekken, lijdt Jachthaven Schellingwoude immers schade zonder dat het besluit in rechte getoetst wordt.
3.2.
De rechtbank beoordeelt ambtshave of Jachthaven Schellingwoude belanghebbende is bij het bestreden besluit IV en bij het primaire besluit II. Op grond van artikel 2.1, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) kunnen namelijk alleen belanghebbenden bezwaar maken en beroep instellen tegen een besluit. Een belanghebbende is degene wiens belang rechtstreeks betrokken is bij een besluit. Uit vaste rechtspraak volgt dat iemand belanghebbende is als hij of zij een voldoende objectief en actueel, eigen en persoonlijk belang heeft, dat hem of haar in voldoende mate onderscheidt van anderen en dat rechtstreeks wordt geraakt door een besluit. Een uitsluitend van een andere betrokkene afgeleid belang is niet voldoende. Het enkele feit dat sprake is van een contractuele relatie tussen degene tot wie een besluit is gericht en een derde, betekent niet dat het belang van die derde bij dat besluit al om die reden als een afgeleid belang aangemerkt moet worden. Onderzocht moet worden of die derde, los van die contractuele relatie, ook een zelfstandig eigen belang heeft bij dat besluit.
3.3.
Naar het oordeel van de rechtbank heeft Jachthaven Schellingwoude geen rechtstreeks eigen belang bij het bestreden besluit IV. Jachthaven Schellingwoude verhuurt ligplaatsen en heeft met de eigenaren van de houseboats een contractuele relatie. Er is daarmee sprake van een belang, wat parallel is aan het belang van de eigenaren, namelijk het belang dat de houseboats in de jachthaven mogen blijven liggen. Het door Jachthaven Schellingwoude genoemde eigen belang, dat zij mogelijk schade ondervindt door de handelwijze van verweerder omdat andere vaartuigen het minder aantrekkelijk vinden in de jachthaven af te meren als gevolg van dit handhavend optreden door verweerder, acht de rechtbank niet aannemelijk gemaakt. De rechtbank ziet geen reële mogelijkheid dat Jachthaven Schellingwoude in een aan een zakelijk of fundamenteel recht ontleend eigen belang wordt geschaad. [4]
3.4.
Het beroep van Jachthaven Schellingwoude in de zaak AMS 21/461 is daarom niet-ontvankelijk.
3.5.
Jachthaven Schellingwoude heeft ook niet aannemelijk gemaakt dat zij mogelijk schade ondervindt door het handhavend optreden van verweerder met het primaire besluit II. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder Jachthaven Schellingwoude dan ook ten onrechte als belanghebbende bij het primaire besluit II aangemerkt. Het beroep van Jachthaven Schellingwoude tegen het bestreden besluit II in zaak AMS 20/3339 is daarom gegrond.
Is sprake van een overtreding?
Toepasselijk juridisch kader
4. De toepasselijke bepalingen uit de Wabo en de Vob en de toepasselijke planregels staan in de bij deze uitspraak behorende bijlage.
Omgevingsvergunning voor bouwen
5.1.
Eisers voeren aan dat geen sprake is van bouwwerken, maar van recreatieschepen die kunnen varen. Deze grond slaagt naar het oordeel van de rechtbank niet.
5.2.
De rechtbank volgt het standpunt van verweerder dat de houseboats zijn bedoeld om ter plaatse te functioneren en daarom op grond van vaste rechtspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (de Afdeling) [5] moeten worden aangemerkt als bouwwerk in de zin van de Woningwet en de Wabo, waarvoor een omgevingsvergunning voor bouwen vereist is. Qua inrichting en vormgeving hebben de houseboats de uiterlijke verschijningsvorm van drijvende hotelkamers/logiesruimtes. Verweerder heeft een overzicht overgelegd van de website van Airbnb, waaruit blijkt dat de houseboats verhuurd zijn aan toeristen van maart tot en met december 2019. Dit komt overeen met de situatie zoals geconstateerd en opgeschreven door de toezichthouders bij de controles, waarbij toeristen in de houseboats zijn aangetroffen. De houseboats zijn afgemeerd met het doel om ze te verhuren via Airbnb. Dat het mogelijk zou zijn om met (sommige) houseboats te varen, omdat deze voorzien zouden zijn van een motor en stuurinrichting, maakt dit niet anders. Eisers hebben niet onderbouwd dat de houseboats daadwerkelijk gebruikt worden om mee te varen. Ook blijkt dit geenszins uit de reacties van toeristen op de website van Airbnb. De rechtbank verwijst naar de uitspraak van de Afdeling van 13 mei 2020. [6] Verweerder heeft eisers terecht tegengeworpen dat zij niet de vereiste omgevingsvergunning voor bouwen/afmeren van de houseboats hebben.
Omgevingsvergunning voor strijdig gebruik
6.
6.1.
Op grond van het bestemmingsplan heeft de locatie waar de houseboats liggen de bestemming ‘Water 1’ met de ‘specifieke functie-aanduiding water-1’. Anders dan Coriander heeft aangevoerd, is de rechtbank van oordeel dat geen sprake is van recreatief medegebruik als bedoeld in artikel 20 van de planregels en dat het gebruik van de houseboats als logiesverblijven en het bouwen/afmeren van de houseboats ter plaatse in strijd is met artikel 20 van de planregels van het bestemmingsplan.
6.2.
Eisers voeren aan dat het gebruik wel in overeenstemming is met de op 13 augustus 2014 verleende omgevingsvergunning voor het nautisch kwartier. Met deze vergunning is gebruik van de locatie voor onder meer ligplaatsen voor zeil- en recreatieschepen vergund. Het begrip ‘recreatieschip’ is volgens eisers een veel ruimer begrip dan ‘pleziervaartuig’ in het bestemmingsplan. Bij de houseboats is geen sprake van een hotel, maar van geregistreerde pleziervaartuigen om recreatief in te verblijven en mee te varen. Eisers hebben op de zitting een beroep gedaan op de uitspraak van de Afdeling van 25 augustus 2021 [7] , waarin de definitie van een pleziervaartuig onderdeel van het geschil was.
6.3.
De rechtbank volgt het standpunt van verweerder dat de houseboats geen recreatieschepen zijn. In het bestemmingsplan is de term recreatievaartuig niet gedefinieerd. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder voor de definitie daarvan aansluiting mogen zoeken bij de term ‘pleziervaartuig’ in het bestemmingsplan: een schip, hoofdzakelijk gebruikt en bestemd voor niet-bedrijfsmatige varende recreatie niet zijnde bewoond. Dit komt overeen met de definitie van ‘pleziervaartuig’ in de Vob. [8] Omdat de houseboats zijn afgemeerd om te verhuren via Airbnb, is sprake van bedrijfsmatige recreatie en daarmee niet van pleziervaartuigen. Zoals in 5.2 is overwogen, hebben eisers ook niet aannemelijk gemaakt dat er daadwerkelijk met de houseboats wordt gevaren. Het geval waarop de door eisers aangehaalde uitspraak ziet is niet vergelijkbaar met dit geval, omdat daarin sprake was van een ander bestemmingsplan, waarin de term pleziervaartuig niet was gedefinieerd en daarom aansluiting werd gezocht bij een andere verordening. Verweerder heeft eisers dan ook terecht tegengeworpen dat voor het gebruik van de houseboats als logiesverblijven en het afmeren van de houseboats ter plaatse een omgevingsvergunning is vereist.
Vob
7.
7.1.
Eisers betwisten allereerst de toepasselijkheid van de Vob. Eisers zijn van mening dat de Vob niet geldt voor de Jachthaven Schellingwoude. De Vob is in beginsel van toepassing op binnenwater, namelijk op al het openbare water dat niet tot de haven behoort. Op grond van artikel 1.1.2, derde lid, van de Vob gelden echter bepaalde artikelen ook voor het openbare water in de haven. Bij de haven moet het volgens de definitiebepaling gaan om wateren binnen het Noordzeekanaalgebied die voor de scheepsvaart openstaan. Daarvan is in het geval van Jachthaven Schellingwoude geen sprake. Vaartuigen kunnen er feitelijk niet afmeren zonder dat Jachthaven Schellingwoude dit toelaat. Uit de aard en feitelijke inrichting van de jachthaven —waaronder een afgesloten toegang tot de aanlegsteigers -volgt ook zondermeer dat geen sprake is van een openbaar water of openbaar gebied. Eisers zien steun voor het onderscheid tussen openbare wateren in Amsterdam en het niet openbare jachthavengebied in artikel 5 van de Verordening Binnenhavengeld Pleziervaart 2020
7.2.
De rechtbank volgt eisers hierin niet. Uit de toelichting op de Vob volgt dat de openbaarheid van water kan worden opgeheven of beperkt indien de eigenaar de toegankelijkheid door feitelijke maatregelen verhindert of beperkt. De rechtbank wijst in dit verband ook op de uitspraak van de Afdeling van 7 november 2018. [9] De rechtbank ziet geen aanleiding om aan te nemen dat dit voor de haven anders is. Ter plaatse zijn geen maatregelen getroffen waarmee de toegankelijkheid tot de jachthaven voor de scheepvaart feitelijk wordt verhinderd, bijvoorbeeld door een ketting of ander obstakel. Dit betekent dat de jachthaven voor scheepvaart openstaat. De definitie van openbaar water in de Verordening Binnenhavengeld pleziervaart 2020 komt overeen met die in de Vob [10] en ook in de Vob wordt in de definitiebepalingen onderscheid gemaakt tussen openbaar water en de haven zodat daarin geen steun voor het standpunt van eiseres gevonden kan worden. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder zich terecht op het standpunt gesteld dat de Vob in de jachthaven van toepassing is.
7.3.
Niet in geschil is dat eisers niet beschikken over een ontheffing om een object in, op of boven het water te plaatsen of te houden [11] en evenmin over een ligplaatsvergunning voor een bedrijfsvaartuig [12] . Verweerder heeft zich op het standpunt mogen stellen dat een ligplaatsvergunning voor een bedrijfsvaartuig niet kan worden verleend, omdat geen sprake is van een watergebonden activiteit. Het bieden van logies is immers niet watergebonden. Daarnaast zijn de benodigde overige (omgevings)vergunningen niet verleend. Verweerder heeft eisers dan ook terecht tegengeworpen dat zij voor de houseboats geen vergunning of ontheffing op grond van de Vob hebben.
Tussenconclusie
8. De rechtbank is, gelet op het voorgaande, van oordeel dat sprake is van overtreding van artikel 2.1, aanhef en onder a en c, van de Wabo en van de artikelen 2.3.6, eerste lid en 2.1.3 de Vob. Verweerder heeft voldoende duidelijk uiteengezet dat er is geen zicht is op legalisatie, omdat verweerder daartoe niet bereid is en dit standpunt niet op voorhand rechtens onhoudbaar is. Verweerder was daarom in beginsel verplicht over te gaan tot handhaving.
De overtreding door en last aan Jachthaven Schellingwoude en Short Stay Manager
9.1.
Verweerder heeft aan Jachthaven Schellingwoude een last onder dwangsom opgelegd als verhuurder van de ligplaatsen ten behoeve van de houseboats. Verweerder werpt Jachthaven Schellingwoude in het bestreden besluit I bouwen en (laten) gebruiken in afwijking van het bestemmingsplan zonder omgevingsvergunning tegen en het ontbreken van een ontheffing en vergunning op grond van de Vob voor de houseboats.
9.2.
Short Stay Manager heeft zich bij verweerder gemeld naar aanleiding van het aanplakken van de concept last onder dwangsom. Short Stay Manager bemiddelt namens de eigenaren bij de verhuur van de houseboats via Airbnb. Verweerder werpt in het bestreden besluit II aan Short Stay Manager niet langer bouwen zonder omgevingsvergunning tegen, maar wel het (laten) gebruiken in afwijking van het bestemmingsplan en het ontbreken van een ontheffing en vergunning op grond van de Vob voor de houseboats.
9.3.
De rechtbank is van oordeel dat verweerder Jachthaven Schellingwoude ten onrechte als overtreder van artikel 2.1, eerste lid, aanhef en onder a, van de Wabo heeft aangemerkt. Jachthaven Schellingwoude heeft de houseboats immers niet in de jachthaven afgemeerd/gebouwd en dit kan haar naar het oordeel van de rechtbank ook niet worden toegerekend. Wel heeft Jachthaven Schellingwoude de bouwwerken/houseboats zonder omgevingsvergunning in stand gelaten zodat verweerder haar terecht als overtreder van artikel 2.3a van de Wabo heeft aangemerkt. Ook heeft verweerder Jachthaven Schellingwoude terecht als overtreder van artikel 2.1, eerste lid, aanhef en onder c, van de Wabo aangemerkt. Jachthaven Schellingwoude heeft de jachthaven immers laten gebruiken voor het afmeren/bouwen van de houseboats in afwijking van het bestemmingsplan zonder dat daar een omgevingsvergunning voor is verleend.
Verweerder heeft ook Short Stay Manager terecht als overtreder van artikel 2.1, eerste lid, aanhef en onder c, van de Wabo aangemerkt. Short Stay Manager heeft de houseboats immers laten gebruiken als logiesverblijf in afwijking van het bestemmingsplan zonder dat daarvoor een omgevingsvergunning is verleend.
Verweerder heeft Jachthaven Schellingwoude en Short Stay Manager ten onrechte aangemerkt als overtreder van de artikelen 2.3.6, eerste lid en 2.1.3 van de Vob. Zij hebben de houseboats immers niet in op op het water geplaatst of gehouden en/of met de houseboats zonder vergunning op grond van de Vob een ligplaats ingenomen. Ook kan hen dit naar het oordeel van de rechtbank niet worden toegerekend.
9.4.
Gelet op het voorgaande is de last aan Short Stay Manager er niet op gericht de overtreding van artikel 2.1, eerste lid, aanhef en onder c, te beëindigen. Verweerder heeft Short Stay Manager immers gelast de logiesverblijven/objecten te verwijderen en verwijderd te houden uit het openbare water in het beheersgebied van de gemeente Amsterdam, terwijl de overtreding bestaat uit het laten gebruiken van de logiesverblijven/objecten in afwijking van het bestemmingplan. Het beroep van Short Stay Manager tegen het bestreden besluit II is daarom gegrond.
9.5.
De last aan Jachthaven Schellingwoude is er wel op gericht de overtreding van artikel 2.1, eerste lid, aanhef en onder c, en van artikel 2.3a van de Wabo te beëindigen. Jachthaven Schellingwoude heeft het naar het oordeel van de rechtbank ook in haar macht die overtredingen te beëindigen door het staken van de verhuur van de ligplaatsen aan de eigenaren van de houseboats. Het beroep van Jachthaven Schellingwoude tegen het bestreden besluit I in zaak AMS 20/3339 is ongegrond.
De overtreding door en last aan Coriander
10.
10.1.
Niet in geschil is dat Coriander als overtreder is aan te merken, zowel voor het zonder omgevingsvergunning bouwen en gebruiken in afwijking van het bestemmingsplan als voor het innemen van een ligplaats zonder ontheffing of vergunning op grond van de Vob voor de houseboats.
10.2.
Anders dan Coriander aanvoert acht de rechtbank de begunstigingstermijn niet onredelijk kort. Zoals verweerder op de zitting uiteen heeft gezet, is de begunstigingstermijn gedurende de bezwaar- en beroepsprocedure verlengd en is deze nu bepaald op zes weken na de uitspraak van de rechtbank. Verweerder is, anders dan de eigenaren suggereren, niet gehouden bij de begunstigingstermijn rekening te houden met het door hen realiseren en legaliseren van een nieuwe ligplaats voor de houseboats. De ‘anti-hop’ bepaling, op grond waarvan de houseboats ook niet elders in de wateren van Amsterdam mogen worden afgemeerd, acht de rechtbank niet buitenproportioneel of onnodig beperkend. Gelet op de dwingende formulering van artikel 2.1.11 van de Vob kan verweerder daar in deze situatie ook niet van afwijken. Ook acht de rechtbank, anders dan Coriander, de dwangsom niet buitenproportioneel. Verweerder stelt dat hij de dwangsom heeft vastgesteld aan de hand van zijn beleid, wat door Coriander niet is weersproken. Daarbij mocht verweerder betrekken dat Coriander hoge verdiensten heeft met de verhuur van de houseboats.
10.3.
Het beroep van Coriander is ongegrond.
De overtreding door en last aan [eiser 1] en [eiser 2]
11.
11.1.
Naar het oordeel van de rechtbank stellen [eiser 1] en [eiser 2] zich terecht op het standpunt dat uit de last niet duidelijk blijkt wanneer aan de last is voldaan en wat het gevolg is voor eisers als zij niet aan de last voldoen. In de last staat dat de woonboot/logiesverblijf ‘ [naam 3] ’ en de logiesverblijven/objecten ‘ [naam 4] ’, ‘ [naam 5] ’, ‘ [naam 6] ’ en ‘ [naam 7] ’ binnen zes weken na dagtekening van het besluit moeten worden verwijderd en verwijderd gehouden uit het openbare water in het beheersgebied van de gemeente Amsterdam. Als geen uitvoering wordt gegeven aan het besluit gaat verweerder zowel ‘ [naam 3] ’ als ‘ [naam 4] ’, ‘ [naam 5] ’, ‘ [naam 6] ’ als ‘ [naam 7] ’ meevoeren en opslaan en moeten de eigenaren de kosten daarvan volledig aan verweerder betalen. Gelet op de bewoordingen van de last kunnen [eiser 1] en [eiser 2] de bestuursdwang dus alleen voorkomen als zij niet alleen de houseboats waarvan zij eigenaar zijn, de ‘ [naam 5] ’ en de ‘ [naam 6] ’ verwijderen en verwijderd houden maar ook de andere houseboats. Dit kan echter niet van hen worden verwacht nu zij ten aanzien van de andere houseboats niet als overtreder noch als rechthebbende kunnen worden aangemerkt. Verweerder kan gelet daarop ook niet de kosten van het meevoeren en opslaan van de andere housboats op [eiser 1] en [eiser 2] verhalen.
11.2.
Het beroep van [eiser 1] en [eiser 2] is gegrond.
11.3.
De beroepsgrond over de samenloop tussen de last onder bestuursdwang en de last onder dwangsom behoeft geen bespreking meer, omdat het bestreden besluit IV is herroepen.
Conclusie en slotoverwegingen
12.
12.1.
Gelet op hetgeen in 9.5 is overwogen is het beroep van Jachthaven Schellingwoude tegen het bestreden besluit I, geregistreerd onder nummer AMS 20/3339, ongegrond.
12.2.
Gelet op hetgeen in 3.5 is overwogen is Jachthaven Schellingwoude geen belanghebbende bij het bezwaar tegen het primaire besluit II. Het beroep van Jachthaven Schellingwoude tegen het bestreden besluit II, eveneens geregistreerd onder nummer AMS 20/3339, is gegrond en het bestreden besluit II moet worden vernietigd voor zover daarbij het bezwaar van Jachthaven Schellingwoude ongegrond is verklaard. De rechtbank bepaalt, zelf voorziend, dat het bezwaar van Jachthaven Schellingwoude tegen het primaire besluit II niet-ontvankelijk is en dat deze uitspraak in de plaats treedt van het bestreden besluit II voor zover dat is vernietigd.
12.3.
Gelet op hetgeen in 9.1 tot en met 9.4 is overwogen is het beroep van Short Stay Manager tegen het bestreden besluit II, geregistreerd onder nummer AMS 20/3270, gegrond. De rechtbank vernietigt het bestreden besluit II voor zover daarbij het bezwaar van Short Stay Manager ongegrond is verklaard, herroept het primaire besluit II en bepaalt dat deze uitspraak in de plaats treedt van het bestreden besluit II voor zover dat is vernietigd.
12.4.
Gelet op hetgeen in 10.1 tot en met 10.2 is overwogen is het beroep van Coriander tegen het bestreden besluit III ongegrond.
12.5.
Gelet op hetgeen in 3.1 tot en met 3.4 is overwogen is het beroep van Jachthaven Schellingwoude tegen het bestreden besluit IV geregistreerd onder nummer AMS 21/461 niet-ontvankelijk.
12.6.
Gelet op hetgeen in 11.1 is overwogen is het beroep van [eiser 1] en [eiser 2] tegen het bestreden besluit IV geregistreerd onder nummer AMS 20/4194 gegrond. De rechtbank herroept het bestreden besluit IV.
12.7.
Omdat de rechtbank hun beroepen gegrond verklaart, bepaalt de rechtbank dat verweerder aan Jachthaven Schellingwoude en Short Stay Manager het door hen betaalde griffierecht van € 345,- vergoedt en aan [eiser 1] en [eiser 2] het door hen betaalde griffierecht van € 178,-.
12.8.
De rechtbank veroordeelt verweerder in de door Jachthaven Schellingwoude, Short Stay Manager en [eiser 1] en [eiser 2] gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand voor ieder van hen vast op € 1.518,- (1 punt voor het indienen van het beroepschrift, 1 punt voor het verschijnen ter zitting, met een waarde per punt van € 759,- en een wegingsfactor 1).
12.9.
Voor een vergoeding van het griffierecht van Coriander of een veroordeling in de proceskosten van Coriander is geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank:
in de zaak AMS 20/3339(Jachthaven Schellingwoude):
  • verklaart het beroep tegen het bestreden besluit I ongegrond;
  • verklaart het beroep tegen het bestreden besluit II gegrond;
  • vernietigt het bestreden besluit II voor zover verweerder daarin het bezwaar van Jachthaven Schellingwoude tegen het primaire besluit II ongegrond heeft verklaard;
  • verklaart het bezwaar van Jachthaven Schellingwoude tegen het primaire besluit II niet ontvankelijk;
  • bepaalt dat deze uitspraak in de plaats treedt van het vernietigde deel van het bestreden besluit II;
  • draagt verweerder op het betaalde griffierecht van € 354,- aan Jachthaven Schellingwoude te vergoeden;
  • veroordeelt verweerder in de proceskosten van Jachthaven Schellingwoude tot een bedrag van € 1.518,-;
in de zaak AMS 20/3270(Short Stay Manager):
  • verklaart het beroep gegrond;
  • vernietigt het bestreden besluit II voor zover verweerder daarin het bezwaar van
Short Stay Manager ongegrond heeft veklaard;
- herroept het primaire besluit II;
- bepaalt dat deze uitspraak in de plaats treedt van het vernietigde deel van het bestreden besluit II;
  • draagt verweerder op het betaalde griffierecht van € 354,- aan Short Stay Manager te vergoeden;
  • veroordeelt verweerder in de proceskosten van Short Stay Manager tot een bedrag van € 1.518,-;
in de zaak AMS 20/4193(Coriander)
- verklaart het beroep ongegrond;
in de zaak AMS 20/5494( [eiser 1] en [eiser 2] ):
  • verklaart het beroep gegrond;
  • herroept het bestreden besluit IV;
  • draagt verweerder op het betaalde griffierecht van € 178,- aan [eiser 1] en [eiser 2] te vergoeden;
  • veroordeelt verweerder in de proceskosten van [eiser 1] en [eiser 2] tot een bedrag van € 1.518,-;
in de zaak AMS 21/461(Jachthaven Schellingwoude):
- verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.W.C.M. van Emmerik, voorzitter, en mr. A.E.J.M. Gielen en mr. B.C. Langendoen, leden, in aanwezigheid van mr. E.H. Kalse-Spoon, griffier
.De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 17 maart 22022.
griffier
voorzitter
de griffier is verhinderd
deze uitspraak te ondertekenen
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Partijen kunnen tegen deze uitspraak binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep instellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.
Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening.

BIJLAGE

Wet algemene bepalingen omgevingsrecht

Artikel 2.1
1. Het is verboden zonder omgevingsvergunning een project uit te voeren, voor zover dat geheel of gedeeltelijk bestaat uit:
a. het bouwen van een bouwwerk,
(…)
c. het gebruiken van gronden of bouwwerken in strijd met een bestemmingsplan, een beheersverordening, een exploitatieplan, de regels gesteld krachtens artikel 4.1, derde lid, of 4.3, derde lid, van de Wet ruimtelijke ordening of een voorbereidingsbesluit voor zover toepassing is gegeven aan artikel 3.7, vierde lid, tweede volzin, van die wet,
(…)
Artikel 2.3a
1. Het is verboden een bouwwerk of deel daarvan dat is gebouwd zonder omgevingsvergunning in stand te laten.

Verordening op het binnenwater 2010

Artikel 1.1.1 Begripsbepalingen
In deze verordening en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:
bedrijfsvaartuig: vaartuig, daaronder begrepen een object te water, niet zijnde een zeeschip, binnenschip of vaartuig in directe dienst bij de gemeente, hoofdzakelijk gebruikt voor de uitoefening van een reëel bedrijf of beroep met dat vaartuig dan wel voor de uitoefening van sociaal-culturele activiteiten;
(…)
binnenwater: al het openbaar water dat niet tot de haven behoort;
(…)
haven: wateren binnen het Noordzeekanaalgebied die voor de scheepsvaart openstaan, alsmede alle tot de haven behorende kunstwerken en de scheepshellingen, dokken, scheepreparatiewerven en los- en laadplaatsen, een en ander zoals aangegeven op het bij deze verordening behorend kaartmateriaal (bijlage 1);
(…)
openbaar water: alle wateren die al of niet met enige beperking voor het publiek bevaarbaar of anderszins toegankelijk zijn;
(…)
Artikel 1.1.2 Toepassingsbereik
1. Deze verordening is van toepassing op het binnenwater.
(…)
3. De artikelen 2.1.1, 2.1.2, 2.1.3, 2.1.4, 2.1.7, 2.1.11 en 2.1.12 en de paragrafen 2 tot en met 4 en paragraaf 6 van hoofdstuk 2 zijn tevens van toepassing in de haven
Artikel 2.1.3 Objecten
1. Het is verboden een object in, op of boven het water te plaatsen of te houden.
2. Het college kan van het eerste lid ontheffing verlenen indien de overige vereiste vergunningen of ontheffingen voor het aanbrengen of plaatsen van die objecten zijn verleend.
Artikel 2.1.11 Anti-hop bepaling
Nadat een ligplaatsvergunning als bedoeld in de paragraaf 2.3, een ontheffing van artikel 2.1.4, eerste lid, of een vergunning of ontheffing als bedoeld in artikel 3.2 van de Regionale Havenverordening Noordzeekanaal 2012 is geweigerd, dan wel voor deze bepalingen of ter beëindiging van gebruik met een vaartuig in strijd met desbetreffende bestemming een besluit tot last onder bestuursdwang of een besluit tot het opleggen van een last onder dwangsom is genomen, is het verboden in de gemeente ligplaats in te nemen, tenzij het een door het college aangewezen ligplaats betreft als bedoeld in artikel 2.3.5, tweede lid, onderdeel a.
Artikel 2.3.6 Ligplaatsvergunning bedrijfsvaartuig
1. Het is verboden, zonder of in afwijking van vergunning van het college met een bedrijfsvaartuig ligplaats in te nemen. De vergunning is persoons-, ligplaats-, bedrijfs- en vaartuiggebonden.
(…)
5. De vergunning kan alleen worden verleend indien de uit te oefenen werkzaamheden of activiteiten watergebonden zijn of wanneer het gaat om de aan- of afvoer van materialen over water en de vereiste vergunningen voor het uitoefenen van die werkzaamheden of activiteiten zijn verleend.

Bestemmingsplan Schellingwoude: Bestemming Water 1.

Planregels:
Artikel 20: De voor ‘Water – 1’aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a. water;
b. recreatief medegebruik;
c. voorzieningen ten behoeve van het scheepvaartverkeer;
d. ter plaatse van het aanduidingsvlak met de aanduiding 'specifieke vorm van water - 1' is een ligplaats voor een woonboot, woonvaartuig en buiten-categorie woonboot inclusief drijvende objecten toegestaan, inclusief aan-huis-gebonden-beroep of kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten;
(…)
h. bestaande loopplanken, steigers en afmeervoorzieningen ten behoeve van ligplaatsen voor woonschepen;
i. ter plaatse van het aanduidingsvlak met de aanduiding 'steiger' zijn steigers toegestaan;
j. en overige voorzieningen ten behoeve van deze bestemming.
Artikel 37.1:
Tot gebruik strijdig met de bestemming, wordt in ieder geval gerekend het gebruik van gronden en bebouwing ten dienste van:
a. het is verboden de in het bestemmingsplan begrepen gronden en de zich daarop bevindende bouwwerken te gebruiken of te laten gebruiken of in gebruik geven op een wijze of tot een doel, strijdig met de bestemming of de daarbij behorende regels.
(…)

Voetnoten

1.7 mei 2019, 13 september 2019, 11 oktober 2019 en 7 november 2019.
2.Artikel 2.1, eerste lid, aanhef en onder a en c en artikel 2.3.a, eerste lid van de Wabo.
3.Artikel 2.3.6, eerste lid en 2.1.3 van de Vob.
4.Zie de conclusie van advocaat-generaal mr. R.J.G.M. Widdershoven van 7 november 2018, ECLI:NL:CRVB:2018:3474.
5.Zie de uitspraak van de Afdeling van 16 april 2014, ECLI:NL:RVS:2014:1331.
8.Artikel 1.1.1 van de Vob: pleziervaartuig: schip, hoofdzakelijk gebruikt en bestemd voor niet-bedrijfsmatige varende recreatie.
10.Artikel 1 onder i: alle wateren gelegen binnen de gemeentegrenzen van Amsterdam die al of niet met enige beperking voor het publiek bevaarbaar of anderszins toegankelijk zijn.
11.Artikel 2.1.3 van de Vob.
12.Artikel 2.3.6 van de Vob.