ECLI:NL:RBAMS:2021:7272

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
7 december 2021
Publicatiedatum
13 december 2021
Zaaknummer
C/13/708282 / KG ZA 21-827
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verplichting van ABN AMRO om bankrelatie met Money Service Provider voort te zetten in kort geding

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Amsterdam op 7 december 2021 uitspraak gedaan in een kort geding tussen de besloten vennootschap [eiseres] B.V. en ABN AMRO BANK N.V. [eiseres] vordert dat ABN AMRO wordt verplicht om haar bankrelatie met haar voort te zetten, nadat ABN AMRO had aangekondigd deze te willen beëindigen. De achtergrond van het geschil ligt in de zorgen van ABN AMRO over de risico's van witwassen en financiering van terrorisme die gepaard gaan met de activiteiten van [eiseres], een money service business die zich richt op het overmaken van gelden naar landen in en rondom de Hoorn van Afrika. Tijdens de mondelinge behandeling heeft [eiseres] haar vorderingen toegelicht, waarbij zij heeft betoogd dat ABN AMRO haar niet lichtvaardig mag uitsluiten en dat zij voldoende maatregelen heeft getroffen om aan de wettelijke vereisten te voldoen. ABN AMRO heeft echter gesteld dat [eiseres] niet voldoende transparantie biedt over haar transacties en dat er onvoldoende risico awareness is. De voorzieningenrechter heeft geoordeeld dat [eiseres] een spoedeisend belang heeft bij haar vorderingen, omdat de beëindiging van de bankrelatie zou leiden tot het verlies van haar vergunning bij De Nederlandsche Bank. De voorzieningenrechter heeft ABN AMRO opgedragen om haar dienstverlening aan [eiseres] voort te zetten, maar onder voorwaarden die gericht zijn op het mitigeren van de risico's op witwassen en financiering van terrorisme. Dit vonnis benadrukt de verantwoordelijkheden van banken en betaaldienstverleners in het kader van de Wet ter voorkoming van witwassen en financieren van terrorisme (Wwft).

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling privaatrecht, voorzieningenrechter civiel
zaaknummer / rolnummer: C/13/708282 / KG ZA 21-827 HH/MvG
Vonnis in kort geding van 7 december 2021
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[eiseres] B.V.,
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
eiseres bij dagvaarding van 1 november 2021,
advocaat mr. E.F. van Hasselt te Amsterdam,
tegen
de naamloze vennootschap
ABN AMRO BANK N.V.,
gevestigd te Amsterdam,
gedaagde,
advocaat mr. J.W. Achterberg te Amsterdam.
Partijen zullen hierna [eiseres] en ABN AMRO worden genoemd.

1.De procedure

1.1.
Tijdens de mondelinge behandeling van dit kort geding op 11 november 2021 heeft [eiseres] haar vorderingen toegelicht. ABN AMRO heeft verweer gevoerd, mede aan de hand van een op voorhand ingediend schriftelijk verweer. Beide partijen hebben producties en een pleitnotitie in het geding gebracht. Vonnis is bepaald op heden.
1.2.
Bij de mondelinge behandeling waren aanwezig:
- aan de zijde van [eiseres] : [naam 1] , [naam 2] , beiden bestuurder, en mr. Van Hasselt;
- aan de zijde van ABN AMRO: [naam 3] , manager afdeling PSP/Fintech, mr. [naam 4] , jurist, en mr. Achterberg.
1.3.
[eiseres] heeft bezwaar gemaakt tegen de door ABN AMRO voorafgaand aan de zitting ingediende conclusie van antwoord met daarachter 33 producties, omdat deze stukken 25 uur voor de zitting zijn ingediend en de advocaat van [eiseres] , mede vanwege een ander kort geding tegen ABN AMRO op dezelfde dag als de mondelinge behandeling van dit kort geding, geen gelegenheid heeft gehad om de stukken op behoorlijke wijze met [eiseres] te bespreken.
1.4.
De voorzieningenrechter heeft het bezwaar van [eiseres] afgewezen, omdat de conclusie van antwoord met producties tijdig, dat wil zeggen binnen 24 uur voor de mondelinge behandeling, is ingediend.

2.De feiten

2.1.
[eiseres] is een ‘money service business’ (hierna: MSB), die diensten aanbiedt voor het overbrengen van gelden van Nederland naar andere landen. Gelden worden door [eiseres] giraal of chartaal van de betaler en/of agenten ontvangen en worden vervolgens door [eiseres] doorgeleid naar de begunstigden via aangesloten ‘money transfer operators’ (agenten) in het buitenland. [eiseres] richt zich onder meer op Somalië en andere landen in en rondom de Hoorn van Afrika. Somalië heeft geen (functionerend) banksysteem. Gelden bestemd voor Somalië verstuurt [eiseres] daarom via (een) agent(en) in Dubai.
2.2.
[eiseres] beschikt sinds april 2011 over een vergunning van De Nederlandsche Bank (DNB) voor het uitoefenen van het bedrijf van betaaldienstverlener. [eiseres] staat onder toezicht van DNB.
2.3.
[eiseres] bankiert bij ABN AMRO. Op de bankrelatie tussen partijen zijn, voor zover van belang, de Algemene Bankvoorwaarden van ABN AMRO van toepassing.
2.4.
In 2017 heeft ABN AMRO aan [eiseres] gevraagd waarom transactiestromen verlopen via Sundus, een agent van [eiseres] in Dubai, maar de geldstromen via Qemat, een zusterbedrijf van Sundus. Ook heeft ABN AMRO aan [eiseres] vragen gesteld over door [eiseres] gebruikte buitenlandse agenten en over wijzigingen in het agentennetwerk van [eiseres] . Verder heeft ABN AMRO inzage gevraagd in een kwartaalrapportage van DNB en in de cash/card verhoudingen binnen [eiseres] . [eiseres] heeft (een deel van) de vragen beantwoord maar geen kwartaalrapportage van DNB verstrekt aan ABN AMRO.
2.5.
Bij brief van 12 december 2017 heeft ABN AMRO aan [eiseres] geschreven dat er geen USD-transacties meer aan Qemat mogen worden verricht en dat ABN AMRO haar dienstverlening aan [eiseres] op dat punt opschort. Verder is de strekking van deze brief dat ABN AMRO meer in detail wil worden geïnformeerd over de achterliggende individuele transacties van [eiseres] , omdat ABN AMRO onvoldoende zicht heeft op transacties via de rekeningen van [eiseres] .
2.6.
Bij brief van 12 januari 2018 heeft [eiseres] aan ABN AMRO meegedeeld dat Sundus [eiseres] heeft verzocht om betalingen uit hoofde van hun samenwerking aan Qemat te verrichten. Verder schrijft [eiseres] in deze brief dat zij geen kwartaalrapportage wil verstrekken, omdat daarin persoonlijke gegevens van klanten staan en omdat die inzicht biedt in Nederlandse transacties maar niet in de transacties van de buitenlandse agenten van [eiseres] . Verder schrijft [eiseres] in deze brief dat zij met ingang van 1 januari 2018 haar betalingsproces heeft aangepast en afgestemd op de door ABN AMRO gewenste informatie, zodat aan ABN AMRO desgevraagd bij een betaling een overzicht van de onderliggende transacties kan worden verstrekt.
2.7.
Bij e-mail van 16 januari 2018 heeft ABN AMRO aan [eiseres] meegedeeld de USD-rekening van [eiseres] te zullen sluiten.
2.8.
Bij brief van 23 januari 2018 heeft [eiseres] aan ABN AMRO bericht dat de USD-rekening noodzakelijk is voor de bedrijfsactiviteiten van [eiseres] en zij daarom de samenwerking met Sundus per 1 februari 2018 beëindigt. [eiseres] heeft ABN AMRO verzocht de USD-rekening open te houden. Verder heeft [eiseres] aan ABN AMRO geschreven dat, om een card/cash verdeling van 60/40% te bereiken, [eiseres] geïnvesteerd heeft in online uitbreiding van haar dienstverlening en op alle locaties pinautomaten heeft geplaatst.
2.9.
Bij brief van 26 maart 2018 heeft [eiseres] ABN AMRO opnieuw verzocht de USD-rekening open te houden. Bij deze brief heeft [eiseres] , ter onderbouwing van haar compliance beheersmaatregelen, een extern audit rapport van begin 2018 van auditor [naam auditor] meegestuurd.
2.10.
Bij brief van 22 juni 2018 heeft MoneyGram, een agent van [eiseres] in de Verenigde Staten, de overeenkomst met [eiseres] per direct opgezegd. Als reden heeft MoneyGram opgegeven dat: “
the persons responsible for the management of [eiseres] are no longer capable of being qualified as fit and proper persons as required by regulatory requirements and under the PSRs(Payment Services Regulations 2017, vzr)
.”.
2.11.
Bij brief van 29 oktober 2018 heeft ABN AMRO aan [eiseres] vragen gesteld over Sundus en Qemat, de herkomst van € 500,00 biljetten en welke beheersmaatregelen [eiseres] bij deze biljetten toepast om witwassen en/of terrorismefinanciering te voorkomen en welke beheersmaatregelen [eiseres] toepast op betalingen naar hoog risico landen. In deze brief staat, voor zover van belang, het volgende:
“(…) AAB (ABN AMRO, vzr) heeft [eiseres] meerdere malen verzocht een genoegzame toelichting te geven over de USD betalingen van [eiseres] aan Qemat (…) en het verleggen van de betaalstroom van Sundus (…) naar Qemat. (…) Door het ontbreken van een heldere toelichting kan AAB (het verleggen van) deze transactiestroom niet verklaren, hetgeen wij als bank verplicht zijn te kunnen doen. (…) In de brief d.d. 26 maart jl. beargumenteert [eiseres] dat de interne compliance beheersmaatregelen en de compliance afdeling zodanig functioneren dat de risico’s voldoende worden gemitigeerd en derhalve de USD rekening open kan blijven. Dit zou worden onderbouwd door een (…) audit rapport van [naam auditor] .
Na bestudering van dit auditrapport, hetgeen voornamelijk het risicobeheer aan de “voorkant” van de onderneming beschrijft, kunnen wij hieruit geen comfort ontlenen ten aanzien van de geldstromen die naar Dubai worden getransfereerd, aangezien in de audit geen aandacht is besteed aan de ‘achterkant’ van de activiteiten van uw onderneming met betrekking tot de betaalstromen die uiteindelijk naar de begunstigden van de betaalopdrachten die uw onderneming van haar klanten ontvangt. In het auditrapport wordt niet ingegaan op de ondernemingen die gelden ontvangen namens [eiseres] en op welke wijze deze partijen zorgdragen dat de gelden daadwerkelijk bij de achterliggende begunstigden terechtkomen. Ook wordt er niet ingegaan op hoe het selectiebeleid ten aanzien van de tussenliggende partijen in de betaalstromen in elkaar steekt en of en hoe deze partijen (periodiek) gereviewed worden.
Voorts wordt in het audit rapport een aantal aanbevelingen gedaan ten aanzien van de risicobeheersing dat ABN AMRO zorgen baart. Bijvoorbeeld het feit dat er meerdere personen in de organisatie een aanduiding “suspicious” kan wijzigen geeft niet voldoende comfort over de risicobeheersmaatregelen van [eiseres] .
(…)
Naast de genoemde USD transacties hebben wij op 26 september jl. vragen gesteld ten aanzien van een groot aantal (in totaal 136 biljetten, vzr) 500 Euro bankbiljetten welke door [eiseres] , dan wel haar agenten, zijn afgestort bij ABN AMRO. (…)
Wij hebben gevraagd naar de specifieke reden voor de afstorting van dit grote aantal bankbiljetten alsmede naar de herkomst hiervan. Ook op deze vragen hebben wij geen duidelijke, ondubbelzinnige antwoorden gekregen. Enkel een verwijzing naar het Enhanced due diligence beleid, waarin grote coupures niet specifiek worden benoemd, en het zijn van een wettig betaalmiddel volstaat in deze niet. (…) Het is een feit van algemene bekendheid dat deze biljetten voornamelijk in het criminele circuit rondgaan. (…)
Voorts heeft [eiseres] in haar e-mail van 27 maart 2018 aangegeven dat er transacties worden verricht naar hoog risico landen waaronder Somalië, Jemen en Djibouti waarbij sprake kan zijn van een hoog risico op witwassen en terrorisme financiering. Hierbij komt dat AAB op dit moment USD transacties faciliteert voor [eiseres] naar dergelijke landen waarbij er een hoog risico op overtreding van Amerikaanse sanctiewetgeving aanwezig is voor de bank en waardoor ook onze relatie met correspondent banken in het geding zouden kunnen komen.
(…)
Gezien het bovenstaande is ABN AMRO – op grond van de thans beschikbare gegevens – niet in staat aan haar verplichtingen ten aanzien van de Wwft en de daaraan ten grondslag liggende verplichtingen ten aanzien transactiemonitoring te voldoen. Immers, door de intransparante structuur en het gebrekkige inzicht dat u tot nu toe daarover aan ons heeft verschaft is ‘volledige traceerbaarheid van geldovermakingen’ niet gegeven omdat schakels in de betaalketen buiten beeld blijven (de begunstigden), er onvoldoende duidelijkheid is over de herkomst van de gelden en de betaalstroom van uw opdrachtgevers naar hun begunstigden niet transparant is.
(…)
Mocht [eiseres] ’s reactie de thans bij AAB levende zorgen rondom de gesignaleerde integriteits – en reputatierisico’s niet wegnemen, dan behoudt de bank zich nadrukkelijk het recht voor de bancaire relatie met [eiseres] te beëindigen.(…)”.
2.12.
Bij brief van 19 november 2018 heeft [eiseres] , voor zover belang, bovenstaande brief van ABN AMRO als volgt beantwoord:
“(…) Sundus (…) werkt als partnerorganisatie van [eiseres] (…) sedert 2015 en reeds in het begin is door Sundus verzocht om de betalingen die [eiseres] in het kader van de samenwerking aan Sundus (…) verricht te laten lopen via Qemat (…). Zie hiervoor de eerder aan ABN AMRO verstrekte brief van 9 mei 2015. (…)
Voordat er is gestart met het maken van money transfers (…) is er partner Due Diligence uitgevoerd naar Sundus (…), waarbij (…) ook Qemat (…) is meegenomen. Hierbij is aan de hand van onafhankelijke internationale creditsafe rapporten een check uitgevoerd op de individuele aandeelhouders en de bedrijven. (…)
In 2017 is er opnieuw een creditsafe rapport voor Qemat opgevraagd in het kader van de monitoring van de partner relatie.
Voor de volledigheid melden wij dat er dus al vanaf medio 2015 betalingen naar Qemat plaatsvinden en dat o.a. in oktober 2016 contact is geweest met ABN AMRO over betalingen naar Qemat in het kader van de gebruikte correspondent bank. (…)
In de reactie is vermeld dat er géén specifieke check is op de € 500,- biljetten,-. De motivatie hiervoor is dat gezien de limieten, waarbij er een alert voor de compliance afdeling wordt gegenereerd, het risico dat er geen aanvullend klantenonderzoek wordt gedaan bij transacties waarbij met € 500,- wordt betaald gering is. Bij het aanvullende klantonderzoek wordt gevraagd naar aanvullende informatie over de herkomst van het geld, de relatie tussen de verzender en de ontvanger en het doel van de transactie. (…) Naar aanleiding van vragen van ABN AMRO in combinatie met een analyse van de interne procedures heeft [eiseres] besloten haar beleid ten aanzien van de € 500,- biljetten aan te scherpen en de medewerkers en agenten te instrueren de € 500,- biljetten niet meer te accepteren.
(…)
[eiseres] (…) hanteert verschillende beheersmaatregelen voor transacties naar hoog risicolanden, waaronder Somalië, Jemen, en Djibouti. (…) De alert limieten naar hoog risicolanden als Somalië, Jemen en Djibouti zijn achtereenvolgens USD 1000, USD 500 en USD 1000 per dag per klant. Dat betekent dat alle transacties boven deze limieten goedgekeurd moeten worden door de compliance afdeling, voordat de transactie doorgaat.
Voor het vaststellen van het geografische hoog risico (…) gebruikt de compliance afdeling open bronnen zoals de AML-index van Basel en de FATF landenlijst. Daarnaast analyseert [eiseres] op frequente en regelmatige wijze de transacties aan de balie. Met name de transacties naar hoog risicolanden worden in kaart gebracht. Bovendien wordt er in de periodieke transactie analyse een analyse gedaan op de hoog risicogebieden in het kader van het verhoogde risico op terrorismefinanciering. Transacties naar hoog risicolanden als Ethiopië, Yemen en Syrie worden ten alle tijden gemeld aan het FIU ongeacht het transactiebedrag op grond van de Indicator objectief 02. De namen van de ontvangers van verzonden transacties worden overigens tevens gecheckt tegen sanctielijsten en PEP-lijsten in de transactiesoftware.
Bovendien worden de ontvangers van de transacties in het ontvangstland door de partners in deze landen geïdentificeerd en geverifieerd.(…)”.
2.13.
Op 11 december 2018 hebben partijen op het kantoor van ABN AMRO gesproken over waarom de transactiestroom verliep via Sundus en de geldstroom via Qemat en dat het accepteren van € 500,- biljetten door [eiseres] een hoog risico met zich meebrengt.
2.14.
Bij e-mails van 16 maart, 3 juni en 2 juli 2020 heeft ABN AMRO [eiseres] verzocht om de ongeoorloofde debetstanden op haar rekeningen aan te zuiveren.
2.15.
In een gesprek op 19 januari 2021 hebben medewerkers van ABN AMRO aan [eiseres] meegedeeld dat ABN AMRO de bankrelatie wil beëindigen. In een hiervan opgemaakt gespreksverslag, dat op 27 januari 2021 per e-mail aan [eiseres] is toegezonden, staat, voor zover van belang, het volgende:
“(…) De aanleiding voor het gesprek is het reeds langlopende klantonderzoek voor [eiseres] (…). Bij start van het gesprek is de tijdslijn in beeld gebracht voor de klant, waarop kenbaar gemaakt is dat dit een vervolg is op eerdere gesprekken die plaats gevonden hebben met de bank.
De tijdslijn die besproken is ziet er als volgt uit:
  • 11-12-2018 Klantgesprek op locatie ABN AMRO
  • 22-06-2018 brief MoneyGram waarbij MoneyGram relatie met klant opzegt
  • 16-03-2020, 03-06-2020, 02-07-2020 Ongeoorloofde debetstanden
  • Transacties naar hoog en verhoogd risicolanden
  • Gewijzigde strategie van ABN AMRO
  • Gewijzigd productaanbod kredieten
(…)
De bank heeft bij de klant kenbaar gemaakt dat ze de relatie met de klant wil beëindigen. De aanleiding hiertoe is:
- het reeds langdurende klantonderzoek waarbij de bank bevindingen heeft, en de klant bij herhaling reactief haar beleid wijzigt, echter hierbij onvoldoende blijk geeft van risico awareness die de bank mag verwachten bij een betaaldienstverlener met een vergunning
- de ongeoorloofde debetstanden, die bewust gecreëerd zijn
- transacties naar hoog en verhoogd risicolanden op een voor de bank niet transparante wijze, die bovendien niet passen bij de risk appetite van de bank
- de gewijzigde strategie van ABN AMRO waardoor er geen fit meer is op het geografisch gebied waar ABN AMRO zich op richt, Noordwest Europa, en waar de klant zich op richt, nadruk transacties buiten Noordwest Europa.
Als reactie hierop heeft de klant aangegeven dat ze alles wil doen en aanpassen in haar beleid om de bank tevreden te stellen. De bank heeft hier vervolgens als reactie op gegeven dat, al waardeert de bank dat de klant hierin wil meewerken, dit precies de situatie is waar de bank al jaren problemen in ziet. Van een vergunning houdende partij, waar de klant er één van is, verwacht de bank dat zij een dusdanige hoge mate van risico awareness heeft dat ze in staat is zelf een beleid te vormen en in te richten in de praktijk, zodat deze aan alle vereisten voldoet die nodig zijn om te voldoen en te handelen in lijn met de op vergunning houdende partijen van toepassing zijnde wet- en regelgeving. Deze risico awareness lijkt in onvoldoende mate bij de klant aanwezig te zijn. Voor ons gesprek zijn we teruggegaan tot 2018, echter zijn er ook in 2017 diverse contacten geweest waarbij de klant op verschillende situaties gewezen is, die vervolgens reactief door de klant aangepast zijn. Dit is een situatie die voor de bank te grote risico’s met zich meebrengt, daar het niet de taak van de bank is om het beleid van de (…) klant, vorm te geven.
De klant heeft aangegeven mee te willen werken om een andere bank te zoeken, echter verwacht de klant dat dit moeilijk zal zijn en tijd zal kosten. (…) Daarom is er afgesproken dat de klant 6 maanden de tijd krijgt, tot 1 augustus 2021, om haar bankzaken bij een andere aanbieder onder te brengen. (…)”.
2.16.
In de maanden na de opzegging is er tussen partijen contact geweest over de zoektocht van [eiseres] naar een andere financiële dienstverlener. Op 7 juli 2021 heeft er overleg plaatsgevonden tussen partijen. ABN AMRO heeft daarin aan [eiseres] meegedeeld dat zij vasthoudt aan het beëindigen van de bankrelatie. Mede vanwege een lopende aanvraag van [eiseres] bij Rabobank, heeft ABN AMRO de einddatum van de bankrelatie met [eiseres] uitgesteld naar 1 oktober 2021. Verder is tussen partijen gesproken over een aantal transacties die hebben plaatsgevonden op de rekening van [eiseres] en dat ABN AMRO hierop nog schriftelijk zou terugkomen bij [eiseres] .
2.17.
Bij brief van 9 juli 2021 heeft ABN AMRO aan [eiseres] geschreven dat zij heeft geconstateerd dat in de periode van juni tot en met september 2020 voor € 85.000,00 en in de periode februari-april 2021 voor € 35.000,00 aan contant geld, in transacties van € 5.000,00 tot € 13.000,00, is gestort op de rekening van [eiseres] . Verder heeft ABN AMRO geconstateerd dat op 6 en 7 juli 2021 400.000,00 respectievelijk 450.000,00 Zweedse Kroon (SEK) op de rekening van [eiseres] is gestort en op 7 juli 2021 USD 98.822 vanaf een rekening van [eiseres] is gestort op een rekening van Bakaal Express. ABN AMRO heeft [eiseres] verzocht om voor deze transacties de volledige betaalstroom met vermelding van de naam van de opdrachtgever en de begunstigde te delen in een Excel-bestand.
2.18.
Bij brief van 6 augustus 2021 heeft [eiseres] , voor zover van belang, het volgende geschreven aan ABN AMRO:
“(…) Bijgevoegd vindt u een geanonimiseerd PDF bestand dat betrekking heeft op de onderliggende transacties van de contante stortingen die in april 2020 en februari 2021 zijn uitgevoerd. In deze transactielijst die vanuit het transactieportaal van [eiseres] is gegeneerd zijn de persoonsgegevens verwijderd rekening houdend met de verplichtingen uit hoofde van de AVG.
De contante stortingen die zijn uitgevoerd in juni, juli en september 2020 zijn onderdeel geweest van een lening die aangewend is voor o.a. het aanvragen van krediet bij onze samenwerkingspartner ten behoeve van het kunnen uitbetalen van klantengelden op de diverse locaties van de samenwerkingspartner.
De uitgevoerde transacties (…) SEK 400.000 en SEK 450.000 van Svea Humana Kapital AB zijn terug te vinden in de bijgevoegde separate PDF bestanden.
De uitgaande gelden ter grootte van USD 98.822 bestaan uit het totaalbedrag van de binnenkomende gelden van SEK 400.000 en SEK 450.000 die omgezet zijn naar USD. Vervolgens is het totaalbedrag in USD verzonden naar onze samenwerkingspartner Bakaal Express ter uitbetaling van de klantengelden op de verschillende bestemmingen van de ontvangers van de gelden.
Voor de volledigheid melden wij dat alle transacties die uitgevoerd worden op de locatie van onze agent in Zweden, Svea Humana Kapita AB, giraal worden voldaan door de klanten. Er is
geensprake van contante transacties die op deze locatie worden voldaan.(…)”.
2.19.
Op 9 augustus 2021 is [naam 2] , mede op verzoek van DNB, aangetreden als bestuurder bij [eiseres] in de rol van COO.
2.20.
Bij brief van 24 augustus 2021 heeft ABN AMRO aanvullende vragen gesteld aan [eiseres] over de hiervoor genoemde contante stortingen.
2.21.
Bij brief van 6 september 2021 heeft [eiseres] aan ABN AMRO, voor zover van belang, het volgende bericht:
“(…) Het bedrag van EUR 89.000.00 dat in contanten (…) door de heer [naam 1] (bestuurder van [eiseres] , vzr) in privé is gestort is afkomstig uit een onderhandse lening zonder rente die in privé is afgesloten met een partij (zie bijlage B). Deze lening is afgesloten ten behoeve van het terugbetalen van een nog openstaande schuld bij een voormalige zakenpartner (…)
Bij iedere transactie boven EUR 3000 wordt er aanvullende informatie/documentatie opgevraagd bij de betreffende operator door de Compliance afdeling van [eiseres] . Daarnaast kan er tijdens de monitoring en analyse van klanten aanvullende informatie of documentatie opgevraagd worden door de Compliance Officer. De transacties die door ABN AMRO in het kader van haar inlichtingenverzoek zijn opgevraagd, hebben betrekking op geringe bedragen en volgens ons beleid noch vanuit de in Zweden vigerende wetgeving is daarvoor aanvullende documentatie vereist. Wel wordt altijd de herkomst van het bedrag alsmede de bestemming van de gelden en relatie met de begunstigde vastgelegd in het transactiesysteem van [eiseres] . (…)”.
2.22.
Bij brief van 7 september 2021 van haar advocaat heeft [eiseres] bezwaar gemaakt tegen de beëindiging van de bankrelatie. Bij brief van 21 september 2021 heeft ABN AMRO dit bezwaar afgewezen.
2.23.
ABN AMRO heeft de bankrelatie met [eiseres] in afwachting van de uitkomst van dit kort geding nog niet feitelijk beëindigd.

3.Het geschil

3.1.
[eiseres] vordert samengevat - ABN AMRO te veroordelen:
I. om, voor onbepaalde tijd, althans voor vijf jaar, althans totdat in een aanhangig te maken bodemprocedure is beslist, dan wel voor een in goede justitie te bepalen termijn, haar dienstverlening aan [eiseres] voort te zetten en haar de faciliteiten die ABN AMRO tot de opzegging verleende onder dezelfde overeengekomen voorwaarden te blijven verlenen, op straffe van een dwangsom;
II. tot betaling van een voorschot op de in de bodemprocedure te vorderen buitengerechtelijke kosten;
III. tot betaling van de proceskosten vermeerderd met wettelijke rente vanaf de dag van betekening van de dagvaarding, althans vanaf de dag waarop dit vonnis wordt gewezen, dan wel vanaf een in goede justitie te bepalen datum;
IV. tot betaling van de nakosten vermeerderd met wettelijke rente vanaf acht dagen na het wijzen van dit vonnis.
3.2.
[eiseres] heeft hiertoe het volgende aangevoerd. ABN AMRO sluit MSB’s zoals [eiseres] categoraal uit. [eiseres] heeft namelijk vernomen dat ABN AMRO de bankrelatie met meerdere MSB’s heeft opgezegd. [eiseres] heeft vragen van ABN AMRO altijd uitvoerig beantwoord. In verband met de AVG, heeft [eiseres] niet alle door ABN AMRO verzochte gegevens verstrekt. In het gesprek op 19 januari 2021 heeft ABN AMRO de bankrelatie met [eiseres] voorwaardelijk opgezegd, in die zin dat de relatie alleen zou worden beëindigd in het geval [eiseres] een nieuwe bank zou vinden. Op [eiseres] rustte in dat kader een inspanningsplicht. [eiseres] heeft er vervolgens alles aan gedaan om een nieuwe bank te vinden, maar dit is niet gelukt. Op grond van haar bijzondere zorgplicht mag ABN AMRO de bankrelatie met [eiseres] niet lichtvaardig opzeggen, maar moet zij alle relevante informatie bij haar oordeel betrekken en de belangen van [eiseres] mee laten wegen. Recent is [naam 2] mede op verzoek van DNB aangetreden als bestuurder. Hij is een zeer ervaren bestuurder in de bancaire sector. In overleg met DNB heeft [eiseres] beheeersmaatregelen getroffen om risico’s bij het gebruik van haar rekening te minimaliseren.
Als de opzegging van de bankrelatie door ABN AMRO stand houdt, zal [eiseres] haar vergunning bij DNB verliezen, wat het einde zal betekenen voor [eiseres] .
3.3.
ABN AMRO heeft het volgende verweer gevoerd. [eiseres] heeft geen spoedeisend belang bij haar vorderingen, omdat zij onvoldoende heeft gemotiveerd en onderbouwd dat het voor haar onmogelijk is om bij een andere bank te bankieren. ABN AMRO moet [eiseres] telkens op risico’s wijzen en pas daarna onderneemt [eiseres] actie. Daarbij komt dat [eiseres] onvoldoende rekening houdt met de belangen van ABN AMRO. Op informatieverzoeken wordt niet of onvolledig gereageerd. [eiseres] is actief in diverse hoog-risicolanden, maar het is ABN AMRO niet duidelijk geworden hoe geldstromen lopen en wie de uiteindelijk begunstigden zijn. [eiseres] levert ten onrechte slechts geanonimiseerde informatie aan over transacties, met een beroep op de AVG. ABN AMRO mag op basis van artikel 9 lid 2 sub g AVG daarover informatie inwinnen. [eiseres] is zich onvoldoende bewust van haar eigen poortwachtersfunctie bij het voorkomen van witwassen en financiering van terrorisme. Van [eiseres] mag worden verwacht dat zij een hoge mate van risico awareness heeft en dat ze zelf in staat is beleid te vormen en in te richten dat voldoet aan de van toepassing zijnde wet- en regelgeving. [eiseres] heeft haar risicobeheersmaatregelen niet op orde waarmee zij ongewild bijdraagt aan het faciliteren van witwassen of financiering van terrorisme.
3.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
ABN AMRO heeft de bankrelatie met [eiseres] opgezegd, maar in afwachting van de uitkomst van dit kort geding nog niet feitelijk beëindigd. [eiseres] heeft aannemelijk gemaakt dat het haar niet is gelukt een andere bank te vinden, zodat zij een spoedeisend belang heeft bij haar vorderingen.
4.2.
Het gaat in dit kort geding niet om een standaard zakelijke betaalrekening die door de klant van de bank wordt gebruikt voor het ontvangen van betalingen van geleverde goederen en/of diensten en het doen van betalingen. Voor een MSB zoals [eiseres] is de bankrekening het middel waarmee zij haar dienstverlening (money transfers) uitvoert. [eiseres] beschikt over een vergunning van DNB. Dit betekent dat DNB als toezichthouder controleert of [eiseres] voldoet aan haar verplichtingen op grond van de Wft en de Wwft. [eiseres] is op grond van de Wwft verplicht om cliëntenonderzoek te doen. Op ABN AMRO rust die verplichting ook, maar die gaat in beginsel niet zover dat ABN AMRO onderzoek dient te doen naar de klanten van [eiseres] en ook niet naar de ‘agents’ die in het land van ontvangst de gelden uitbetalen aan de uiteindelijke ontvangers. Voor ABN AMRO is het van belang dat zij aan de hand van het cliëntenonderzoek zich ervan kan verzekeren dat de processen bij [eiseres] voldoende zijn om ABN AMRO het vertrouwen te geven dat zij handelt conform de Wft en de Wwft.
4.3.
[eiseres] heeft gesteld dat ABN AMRO MSB’s als [eiseres] categoraal uitsluit. Daarbij wijst [eiseres] op de omstandigheid dat ABN AMRO nagenoeg gelijktijdig ook de relatie heeft opgezegd met twee andere MSB’s. Dezen hebben elk zelfstandig een kort geding procedure (zaak- / rolnummers: C/13/709270/ KA ZA 21-708270/ KG ZA 21-826 en C/13/709226 / KG ZA 21-889, vzr.) geëntameerd bij deze rechtbank, waarin ook vandaag uitspraak wordt gedaan. Hiervan is echter niet gebleken. In het verslag van het opzeggingsgesprek staat dat ABN AMRO haar strategie heeft gewijzigd en zich op Noordwest Europa wil richten. Aan de opzegging heeft ABN AMRO dus mede een geografische beperking ten grondslag gelegd. [eiseres] heeft, gelet op het verslag van het gesprek waarin de beëindiging van de bankrelatie is meegedeeld, onvoldoende aannemelijk gemaakt dat ABN AMRO alleen vanwege de aard van de dienstverlening de bankrelatie heeft opgezegd.
Beoordeeld moet worden of die beslissing de toets der kritiek kan doorstaan.
4.4.
Bij een beëindiging van een bankrelatie is het van belang onderscheid te maken tussen enerzijds het geval waarin de bank op grond van artikel 5 lid 3 Wwft verplicht is de relatie te beëindigen, omdat zij onvoldoende inhoud kan geven aan haar Know Your Customer (KYC)-onderzoeksverplichtingen en daarmee het gebruik door de klant van de bankrekening(en) een onacceptabel risico vormt op witwassen of terrorismefinanciering, en anderzijds de gevallen waarin van zo’n risico niet is gebleken maar de bank op grond van artikel 35 ABV gebruik maakt van haar contractuele bevoegdheid om de relatie met een klant te beëindigen (gerechtshof Amsterdam 29 oktober 2019, ECLI:NL:GHAMS:2019:3898). Het is aan ABN AMRO om voldoende aannemelijk te maken dat zij op grond van artikel 5 lid 3 Wwft verplicht was de relatie met [eiseres] te beëindigen.
4.5.
Gelet op bovengenoemd onderscheid bij de opzegging is het van belang dat ABN AMRO in de opzeggingsbrief stelt op welke grond (5 lid 3 Wwft of 35 ABV) zij de bankrelatie opzegt en stelt en onderbouwt welke concrete feiten aanleiding zijn voor de opzegging. ABN AMRO heeft zich in dit kort geding op het standpunt gesteld dat zij op grond van artikel 5 lid 3 Wwft verplicht was om de bankrelatie met [eiseres] op te zeggen, maar dit standpunt heeft zij niet ingenomen in haar opzeggingsbrief. In die brief schrijft ABN AMRO namelijk dat zij de bevoegdheid om de bankrelatie met [eiseres] op te zeggen ontleent aan artikel 35 ABV.
4.6.
ABN AMRO heeft zich tijdens de mondelinge behandeling in dit kort geding voor het eerst op het standpunt gesteld dat zij op grond van artikel 5 lid 3 Wwft verplicht was om de bankrelatie met [eiseres] op te zeggen, maar dit standpunt heeft zij niet ingenomen in het gesprek waarin zij de bankrelatie met [eiseres] heeft opgezegd, althans dat volgt niet uit het daarvan opgemaakte gespreksverslag. De voorzieningenrechter neemt daarom artikel 35 ABV als uitgangspunt voor de opzegging.
4.7.
In beginsel is ABN AMRO bevoegd om op grond van artikel 35 ABV de bankrelatie op te zeggen. De vraag of het gebruikmaken door ABN AMRO van deze contractuele opzeggingsbevoegdheid, gelet op alle omstandigheden van het geval, in strijd is met haar zorgplicht van artikel 2 ABV en/of naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is (zie artikel 6:248 lid 2 Burgerlijk Wetboek en het arrest van de Hoge Raad van 10 oktober 2014, ECLI:NL:HR:2014:2929, ING/De Keijzer), kan in het kader van dit kort geding niet worden vastgesteld. De voorzieningenrechter zal op grond van een belangenafweging beoordelen of een tijdelijke ordemaatregel voor de duur van de bodemprocedure in dit geval noodzakelijk is.
4.8.
Bij die belangenafweging wordt mede betrokken een arrest van de Hoge Raad van 5 november 2021 (ECLI:NL:HR:2021:1652). In dat arrest oordeelde de Hoge Raad dat in beginsel op banken op grond van hun maatschappelijke positie ook ten aanzien van niet-consumenten, de verplichting kan rusten een betaalrekening aan te bieden. Daarbij weegt volgens de Hoge Raad zwaar mee dat het zonder betaalrekening vrijwel onmogelijk is om deel te nemen aan het maatschappelijk verkeer en om een bedrijf te exploiteren. Verder heeft de Hoge Raad geoordeeld dat banken een gerechtvaardigd belang kunnen hebben om cliënten te weigeren vanwege toezichtrechtelijke eisen of integriteitsrisico’s, en dat dit belang eraan in de weg kan staan een bank te verplichten een betaalrekening aan te bieden.
4.9.
Het belang dat ABN AMRO heeft aangevoerd om de bankrelatie met [eiseres] niet voort te zetten is dat zij vermoedt dat [eiseres] ongewild bijdraagt aan het faciliteren van witwassen of financiering van terrorisme, omdat [eiseres] zich onvoldoende bewust is van haar poortwachtersfunctie en compliance niet op orde heeft. ABN AMRO heeft een aantal zaken aangevoerd die dat onderbouwen. In het kader van een belangenafweging dient gekeken te worden naar de situatie op dit moment (ex nunc toetsing). In die beoordeling dient dan mee te worden genomen in hoeverre er op dit moment concrete risico’s op witwassen of financiering van terrorisme zijn.
4.10.
ABN AMRO vindt dat [eiseres] nog altijd niet voldoende heeft gemotiveerd waarom in Dubai transactiestromen verliepen via Sundus, maar de betaalstromen via Qemat. [eiseres] maakt echter al sinds 1 februari 2018 geen gebruik meer van de diensten van Sundus en Qemat, zodat in ieder geval op dit moment er geen sprake is van een onacceptabel risico op witwassen of financiering van terrorisme. Hetzelfde geldt voor de € 500,- biljetten die [eiseres] thans niet meer accepteert.
4.11.
Dat MoneyGram in juni 2018 de overeenkomst met [eiseres] heeft opgezegd, omdat zij onvoldoende vertrouwen had in het management van [eiseres] , is een zaak tussen MoneyGram en [eiseres] en levert geen concreet risico op witwassen of financiering van terrorisme op.
4.12.
Ook de ongeoorloofde debetstanden op de rekening(en) van [eiseres] , vormen geen risico op van witwassen of financiering van terrorisme.
4.13.
Dat [eiseres] geld overboekt naar hoog-risico landen is een algemeen bezwaar, dat meespeelt bij het wegen van mogelijke concrete risico’s, maar zelfstandig niet als zodanig kwalificeert.
4.14.
Ook na de opzegging hebben zich nog feiten voorgedaan en is er correspondentie geweest tussen partijen met onder meer informatieverzoeken van ABN AMRO. Voor de door [eiseres] ontvangen en doorbetaalde SEK, heeft zij een uitleg gegeven aan ABN AMRO. [naam 2] heeft ter zitting meegedeeld dat [naam 1] de contante gelden die hij in het kader van een privé lening ontving, niet op de zakelijke rekening van [eiseres] had mogen storten. Dat hier sprake is van een concreet risico op witwassen of financiering van terrorisme, heeft ABN AMRO onvoldoende aannemelijk gemaakt.
4.15.
Verder is het belang van ABN AMRO erin gelegen dat zij aan haar Wwft-verplichtingen moet kunnen voldoen. [eiseres] heeft in dat kader aangevoerd dat zij door de recente benoeming van [naam 2] alles in het werk stelt om de compliance op orde te krijgen, zodat ABN AMRO aan haar Wwft verplichtingen kan voldoen. [naam 2] heeft tijdens de mondelinge behandeling desgevraagd meegedeeld dat hij zich met name zal richten op compliance en Know Your Customer-onderzoek en dat maatregelen in gang zijn gezet om dit proces te laten (blijven) voldoen aan de eisen van DNB.
4.16.
De consequentie van het eindigen van de bankrelatie tussen [eiseres] en ABN AMRO is dat de vergunning van [eiseres] door DNB wordt ingetrokken. Dit terwijl DNB toezicht houdt op [eiseres] en gesteld noch gebleken is dat DNB van oordeel is dat [eiseres] zich niet houdt aan de op haar rustende verplichtingen uit hoofde van de Wwft. In het geval de opzegging van de bankrelatie in dit kort geding stand houdt, is – zoals ter zitting onweersproken aangevoerd door [eiseres] - haar vergunning door DNB worden ingetrokken. Dit betekent de facto dat [eiseres] zal ophouden te bestaan. Als in hoger beroep of in de bodemprocedure wordt geoordeeld dat de opzegging geen stand houdt, is het onwaarschijnlijk dat DNB opnieuw een vergunning zal verstrekken aan [eiseres] . Zij heeft er dan ook een groot belang bij om de bankrelatie met ABN AMRO in stand te kunnen houden. Daarbij weegt ook mee het belang van mensen in Nederland, die oorspronkelijk uit de landen komen waar [eiseres] zich op richt, om hun familie in het land van oorsprong te kunnen steunen door het zenden van geld (de zogenaamde
family support). Het ontbreken van deze informele financiële systemen (ook wel aangeduid als
hawalamoney-transfer services) kan grote humanitaire gevolgen hebben (zoals onder meer blijkt uit het door ABN AMRO in de procedure met rolnummer C/13/709226 / KG ZA 21-889 (zie hiervoor onder 4.3) overgelegde GI-TOC rapport).
4.17.
Gelet op het voorgaande wordt geoordeeld, gelet op de door ABN AMRO aangevoerde en hiervoor besproken opzeggingsgronden, dat de belangen van [eiseres] een ordemaatregel rechtvaardigen. Van ABN AMRO kan daarom worden verlangd de relatie met [eiseres] in ieder geval voort te zetten voor de duur van de bodemprocedure in eerste aanleg. Om aan de belangen van ABN AMRO tegemoet te komen, zullen – bij wege van ordemaatregel – aan het gebruik maken van de bankrekening door [eiseres] voorwaarden worden verbonden.
4.18.
Uit het GI-TOC rapport blijkt dat
hawalamoney-transfer services inderdaad risico’s geven op witwassen en financiering van terrorisme. Om die risico’s zo veel al mogelijk te mitigeren gelden a de volgende voorwaarden. worden [eiseres] mag per klant per maand maximaal € 3.000,00 naar agents in het buitenland overboeken, waarbij het haar niet is toegestaan om biljetten van € 500,00 aan te nemen. Uiteraard zal [eiseres] zich te allen tijden moeten houden aan de voorwaarden die op de rekening van toepassing zijn en overige voorwaarden die ABN AMRO stelt (zoals het verstrekken van informatie) en zal zij zich aan de Wwft en Wft moeten houden, zoals dat voor alle rekeninghouders geldt.
4.19.
De vordering onder 3.1 onder I zal onder deze voorwaarden worden toegewezen, waarbij tevens geldt dat [eiseres] de bodemprocedure uiterlijk op de rolzitting van 19 januari 2022 dient aan te brengen bij deze rechtbank, bij gebreke waarvan [eiseres] geen rechten kan ontlenen aan dit vonnis.
4.20.
Voor het opleggen van dwangsommen is geen aanleiding. De voorzieningenrechter gaat ervan uit dat ABN AMRO gevolg zal geven aan het vonnis, zoals zij tijdens de mondelinge behandeling heeft toegezegd.
4.21.
Het gevorderde voorschot op betaling van de in de bodemprocedure te vorderen buitengerechtelijke kosten wordt afgewezen. [eiseres] heeft onvoldoende onderbouwd dat zij zonder voldoening van een voorschot op de buitengerechtelijke kosten geen liquide middelen heeft om de bodemprocedure te voeren. Voor zover dat wel het geval zou zijn, heeft ABN AMRO terecht aangevoerd dat het restitutierisico aan toewijzing van deze vordering in de weg staat.
4.22.
Omdat partijen over en weer in het (on)gelijk zijn gesteld, worden de proceskosten tussen partijen verrekend, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.

5.De beslissing

De voorzieningenrechter
5.1.
gebiedt ABN AMRO om haar dienstverlening aan [eiseres] voort te zetten, totdat in de bodemprocedure in eerste aanleg is beslist over de rechtmatigheid van de opzegging,
5.2.
bepaalt dat [eiseres] aan deze veroordeling geen rechten kan ontlenen als zij de bodemprocedure niet uiterlijk op de rolzitting van 19 januari 2022 bij deze rechtbank aanbrengt en/of als zij zich niet houdt aan de onder 4.18 genoemde voorwaarden,
5.3.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
5.4.
verrekent de proceskosten aldus dat iedere partij de eigen kosten draagt,
5.5.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. H.C. Hoogeveen, voorzieningenrechter, bijgestaan door mr. M.F. van Grootheest, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 7 december 2021. [1]

Voetnoten

1.type: MvG