Uitspraak
RECHTBANK AMSTERDAM
verweerster in reconventie,
1.De procedure
- de oorspronkelijke dagvaarding van [eiseres] van 5 oktober 2020, met producties, in de zaak met zaak- en rolnummer C/13/691287 / HA ZA 20-1030 en het in die zaak gewezen verstekvonnis van 11 november 2020;
- de verzetdagvaarding (aan te merken als conclusie van antwoord in conventie en van voorwaardelijke eis in reconventie) met producties;
- de conclusie van antwoord in reconventie;
2.2. Op grond van de leveringsakte zijn op het voorbehouden recht van erfpacht de Algemene Bepalingen voor Voortdurende Particuliere Erfpacht 2006 (hierna: de Algemene Bepalingen) van toepassing. De Algemene Bepalingen luiden, voor zover hier relevant, als volgt:
Wijzigingen in de erfpacht bij het einde van het tijdvak1. Bij de aanvang van een nieuw tijdvak vindt herziening van de canon plaats. De canon wordt door de grondeigenaar vastgesteld op basis van een opnieuw berekende grondwaarde en het canonpercentage, geldende in het jaar van kennisgeving als bedoeld in lid 3.
2. Bij de berekening van de grondwaarde wordt uitgegaan van:
a. de bij de aanvang van het nieuwe tijdvak toepasselijke algemene en bijzondere bepalingen;
b. een redelijke toedeling van een deel van de gezamenlijke waarde van het perceel en de opstallen aan het perceel;
c. de onderhandse verkoopwaarde van normaal onderhouden percelen en opstallen in verhuurde of gebruikte staat.
3. Ten minste drie jaar vóór de aanvang van een nieuw tijdvak geeft de grondeigenaar schriftelijk aan de erfpachter kennis van de toepasselijkheid van eventuele nieuwe Algemene Bepalingen en de op basis van het bepaalde in de leden 1 en 2 door hem berekende nieuwe grondwaarde en nieuwe canon.
4. Indien de erfpachter zich niet kan verenigen met de nieuwe grondwaarde en nieuwe canon, doet hij hiervan binnen drie maanden na ontvangst van de kennisgeving schriftelijk mededeling aan de grondeigenaar. In dat geval worden de grondwaarde en de canon met inachtneming van het bepaalde in de leden 1 en 2 vastgesteld door deskundigen. De door deskundigen vastgestelde grondwaarde en canon worden zo spoedig mogelijk schriftelijk aan de grondeigenaar en de erfpachter ter kennis gebracht.
(…)
Artikel 13
Herziening van de canon in geval van wijziging van het gebruik of de bebouwing
1. Herziening van de canon kan voorts plaatsvinden in de volgende gevallen:
a. indien een met toestemming van de grondeigenaar veranderd gebruik van het perceel en/of opstallen, gelet op de door deze gebruiksverandering tot stand gekomen aardevermeerdering van het perceel, daartoe redelijkerwijs aanleiding geeft, zulks met ingang van de datum waarop het veranderd gebruik is aangevangen. (…);
b. indien een met toestemming van de grondeigenaar gerealiseerde wijziging van de bestaande opstallen en/of met toestemming van de grondeigenaar gestichte nieuwe bebouwing, gelet op de door deze wijziging en/of bebouwing tot stand gekomen waardevermeerdering van het perceel, daartoe redelijkerwijs aanleiding geeft, zulks met ingang van de datum waarop de wijziging van de bestaande opstallen en/of gestichte bebouwing is gerealiseerd.
(…)
Artikel 26
Boete
1. Wegens het niet, niet tijdig of niet behoorlijk voldoen aan enige verplichting uit de algemene of de bijzondere bepalingen, kan de grondeigenaar besluiten de erfpachter een boete op te leggen van ten hoogste tienmaal het bedrag van de alsdan geldende canon. De boete moet worden betaald binnen een maand na ontvangst van het schrijven waarin de boete is opgelegd.
2. Indien de canon is vooruitbetaald, wordt voor de toepassing van het vorige lid uitgegaan van de canon alsof deze niet was vooruitbetaald.
3. Naast de bedoelde boete kan de grondeigenaar een extra boete vorderen voor elke dag of gedeelte van een dag dat de niet, niet tijdige of niet behoorlijke nakoming voortduurt. Deze extra dagboete zal ten hoogste drie procent (3%) van de canon bedragen.”
2.3. In een notariële akte van 8 januari 2008 staat:
b. [naam vennootschap] B.V. (…) hierna te noemen: “partij A en/of erfpachter”, hierna tezamen te noemen: de gerechtigde. (…)
Partij A is bloot eigenaar en partij B is erfpachter van het navolgende registergoed:
Het appartementsrecht, rechtgevende op het uitsluitend gebruik van de woningen gelegen op de eerste, tweede, derde en zolderverdieping van het gebouw, alsmede het trappenhuis, plaatselijk bekend als [adres 3] , (…) uitmakende het vier/vijfde (4/5) aandeel in de gemeenschap omvattende het winkel-woonhuis (…) aan de [adres 1] ( …).
1. De gerechtigde heeft besloten over te gaan tot ondersplitsing in appartementsrechten (…) van het registergoed (…).
3. Het registergoed zal omvatten vier appartementsrechten (…).”
2.4. Bij notariële leveringsakte van 8 januari 2008 leverde [naam vennootschap] aan [eiseres] :
De koopprijs van het verkochte bedraagt honderd negentig duizend euro (…).
(…)
21. Op het verkochte zijn van toepassing:
1. de Algemene bepalingen voor voortdurende particuliere erfpacht 2006 (…)”
2.5. De notaris verbeterde op 2 juni 2008 ook de onder 2.3 genoemde notariële akte in die zin dat met partij A, [gedaagde] wordt bedoeld en met partij B, [naam vennootschap] .
U vroeg ons kantoor om een “groene” opinie. Helaas is dat niet mogelijk op grond van het vorenstaande, integendeel: op grond van de voorwaarden die de NVB stelt komen wij uit op een “rode” opinie.
Hieronder zal ik de punten die een probleem vormen kort bespreken.
U zou contact kunnen opnemen met de heer [gedaagde] de Lodder om de voorwaarden op deze punten zodanig aan te passen dat er wel een “groene” opinie kan worden afgegeven. Wij hebben dit reeds bij hem ter sprake gebracht en hij staat hier niet onwelwillend tegenover.
1. Opinie vraag 7.3.2: herziening canon bij wijziging bestemming levert een oranje code op.
Deze bepaling dient te vervallen: geen herziening canon bij bestemmingswijziging.
2. Opinie vraag 7.3.3 en 7.3.4: nieuwe canon en grondwaarde worden door de bloot eigenaar vastgesteld bij herziening (artikel 12 erfpachtvoorwaarden). Dit levert een rode code op. Hiervoor dient een objectieve grondslag te worden vastgesteld, bijvoorbeeld geen herziening van de grondwaarde, voortaan jaarlijkse indexatie in plaats van herziening.
3. Opinie vraag 9: bloot eigenaar kan eenzijdig de erfpachtvoorwaarden wijzigen na verloop van het tijdvak (artikel 12 lid 3 erfpachtvoorwaarden). Dit levert een rode code op. Hier dient te worden aangepast dat het van toepassing verklaren van nieuwe algemene voorwaarden niet kan zonder medewerking van de erfpachter en diens eventuele hypothecair financier.”
2.7. Op 11 oktober 2017 heeft rechtbank Amsterdam vonnis gewezen in een geschil tussen een ander lid van de Vereniging van Eigenaren [adres 3] (hierna: de VvE) en [gedaagde] . In deze zaak vorderde dat lid van de VvE samengevat primair een verklaring voor recht dat de artikelen 12, 13 en 26 van de Algemene Bepalingen nietig zijn, althans vernietigd zijn, met de bepaling dat het te wijzen vonnis kan worden ingeschreven in de openbare registers en subsidiair een veroordeling van [gedaagde] om mee te werken aan wijziging van artikelen 12 en 23 van de Algemene Bepalingen, zodanig dat er een “groene” notariële opinie wordt afgegeven. De rechtbank heeft voor recht verklaard dat de artikelen 12, 13 en 26 van de Algemene Bepalingen tussen (de rechtsopvolgers van) [gedaagde] en (de rechtsopvolgers van) de eisende partij in dat geschil geen werking hebben (zie rechtbank Amsterdam 11 oktober 2017, ECLI:NL:RBAMS:2017:7364).
3. Het geschil
primairi. voor recht te verklaren dat de artikelen 12, 13 en 26 BVPE 2006 nietig zijn, althans rechtsgeldig door [eiseres] zijn vernietigd;
ii. te gelasten dat het vonnis waarin nietigheid, althans rechtsgeldige vernietiging van deze artikelen wordt geconstateerd, kan worden ingeschreven in de openbare registers;
subsidiairiii. voor recht te verklaren dat de artikelen 12, 13 en 26 BVPE 2006 geen werking hebben tussen [gedaagde] enerzijds en [eiseres] en haar rechtsopvolgers anderzijds;
iv. te gelasten dat het vonnis waarin wordt geconstateerd dat deze artikelen geen werking hebben tussen [gedaagde] en [eiseres] en haar rechtsopvolgers, kan worden ingeschreven in de openbare registers;
zowel primair als subsidiairv. [gedaagde] te veroordelen tot voldoening van de proceskosten, te vermeerderen met rente;
vi. [gedaagde] te veroordelen tot voldoening van de nakosten.
3.2 gelast dat dit vonnis waarin de nietigheid van de artikelen van de artikelen 12, 13 en 16 wordt geconstateerd, kan worden ingeschreven in de openbare registers,
3.3 veroordeelt gedaagde in de proceskosten, aan de zijde van eiseres tot op heden begroot op € 952,09, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in art. 6:119 BW over dit bedrag met ingang van de veertiende dag na de betekening van dit vonnis tot de dag van volledige betaling,
3.4 veroordeelt gedaagde in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op € 157,00 aan salaris advocaat, te vermeerderen, onder de voorwaarde dat gedaagde niet binnen 14 dagen na aanschrijving aan het vonnis heeft voldaan en er vervolgens betekening van de uitspraak heeft plaatsgevonden, met een bedrag van € 82,00 aan salaris advocaat en de explootkosten van betekening van de uitspraak,
3.5 verklaart dit vonnis voor wat betreft de bepalingen onder 3.2. tot en met 3.4. uitvoerbaar bij voorraad.”
3.7. [eiseres] voert verweer.
4.De beoordeling
eigendom van de heer (…) [gedaagde](…) van een appartementsrecht (…)” (zie hiervoor in 2.4). De door de rechtbank gecursiveerde tussenzin is in strijd met de hiervoor in 2.1 vermelde vaststaande feiten, waarin ligt besloten dat niet [gedaagde] eigenaar was van het desbetreffende recht van particuliere erfpacht dat na ondersplitsing was ontstaan, maar [naam vennootschap] . Maar deze tussenzin, die is opgenomen in een leveringsakte, opgemaakt tussen [naam vennootschap] en [eiseres] , leidt niet tot wijziging van de rechtsverhouding tussen [naam vennootschap] en [gedaagde] .
4.9. De Richtlijn is van toepassing op overeenkomsten tussen verkopers en consumenten. In artikel 6 van de Richtlijn is een verkoper gedefinieerd als “
iedere natuurlijke persoon of rechtspersoon die (…) handelt in het kader van zijn publiekrechtelijke of privaatrechtelijke beroepsactiviteit.” [naam vennootschap] , de wederpartij van [eiseres] , had het gehele pand aan de [adres 1] in eigendom en heeft het recht van gebruik en bewoning (na verkoop van de blote eigendom van het pand aan [gedaagde] ) in de vorm van erfpachtcontracten verkocht aan particulieren. Dat is een beroepsmatige activiteit zoals bedoeld in de Richtlijn.
dat voor de beoordeling van het oneerlijke karakter van een beding van een overeenkomst alle omstandigheden rond de sluiting van de overeenkomst, alsmede alle andere bedingen van de overeenkomst of van een overeenkomst waarvan deze afhankelijk is, op het moment waarop de overeenkomst is gesloten in aanmerking genomen, rekening houdend met de aard van de goederen of diensten waarop de overeenkomst betrekking heeft”. De beantwoording van de vraag of [eiseres] bij de verhuur van de woning handelde als consument is in de zin van de Richtlijn, dan wel in het kader van een beroepsmatige of bedrijfsmatige activiteit, moet dus plaatsvinden naar de situatie op het moment van het sluiten van de overeenkomst. Dit betekent dat de verhuur van de woning op een later tijdstip in dit verband niet relevant is, evenmin als de vraag in welke hoedanigheid [eiseres] dit deed.
4.11. Overigens heeft [eiseres] ter zitting onbestreden verklaard dat zij de woning inmiddels kortdurend aan een derde heeft moeten verhuren omdat deze onverkoopbaar is gebleken in verband met de aanwezigheid in de erfpachtakte van de drie bedingen waarvan thans de vernietiging wordt ingeroepen. Onder deze omstandigheden is die verhuur geen beroeps- of bedrijfsmatige activiteit in de zin van de Richtlijn, maar een gerechtvaardigde – en uit een oogpunt van schadebeperking zelfs van haar te verlangen – reactie op de aanwezigheid van diverse oneerlijke bedingen in de met [naam vennootschap] gesloten overeenkomst van erfpacht.
waarvan de prijs verband houdt met de fluctuaties van een beurskoers of een beursindex dan wel financiële marktkoersen” (punt 2, onder c).
De wijzigingsbedingen4.20. De wijzigingsbedingen maken de woning voor een koper moeilijk financierbaar en belemmeren [eiseres] daarom bij het verkopen van het appartementsrecht. Dat verstoort het onderlinge evenwicht in strijd met de goede trouw aanzienlijk. Weliswaar blijkt uit de opinie van de notaris dat banken alleen terughoudend zijn bij het verstrekken van financiering voor de aankoop van erfpachtrechten op woningen in particuliere verhoudingen - als tegengesteld tot contracten waarbij de overheid als erfverpachter optreedt -, maar daarvan is in dit geding nu juist sprake.
Omdat dit in het verstekvonnis is gedaan – het dictum dat deze bedingen nietig zijn, moet in de zojuist bedoelde zin worden verstaan – wordt het verzet van [gedaagde] ongegrond verklaard.
5. De beslissing