ECLI:NL:RBAMS:2021:6837

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
24 november 2021
Publicatiedatum
26 november 2021
Zaaknummer
13/751432-21
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht; Europees strafrecht
Procedures
  • Eerste en enige aanleg
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering van overlevering op basis van artikel 6a Overleveringswet en de beoordeling van verdedigingsrechten

Op 24 november 2021 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een zaak betreffende een Europees Aanhoudingsbevel (EAB) uitgevaardigd door Griekenland. De zaak betreft de opgeëiste persoon, geboren in Syrië in 1989, die wordt verdacht van hulp bij illegale binnenkomst en verblijf. De rechtbank heeft de vordering tot overlevering behandeld, waarbij de officier van justitie, mr. M. Diependaal, en later mr. M. Westerman, aanwezig waren. De verdediging, vertegenwoordigd door mr. W.E.R. Geurts, heeft betoogd dat de overlevering moet worden geweigerd omdat de opgeëiste persoon niet in persoon is opgeroepen en er geen onvoorwaardelijke verzetgarantie is gegeven. De rechtbank heeft vastgesteld dat de opgeëiste persoon op de hoogte was van de strafzaak en dat hij een advocaat had aangesteld. De rechtbank concludeert dat de overlevering geen schending van de verdedigingsrechten van de opgeëiste persoon impliceert, maar heeft uiteindelijk besloten de overlevering te weigeren op basis van artikel 6a van de Overleveringswet. De rechtbank beveelt de tenuitvoerlegging van de vrijheidsstraf in Nederland en heft de overleveringsdetentie op. De uitspraak is gedaan in aanwezigheid van de griffier, mr. K. Spanjaart, en is openbaar uitgesproken.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

INTERNATIONALE RECHTSHULPKAMER

Parketnummer: 13/751432-21
RK nummer: 21/4762
Datum uitspraak: 24 november 2021
UITSPRAAK
op de vordering ex artikel 23 Overleveringswet (OLW), ingediend door de officier van justitie bij deze rechtbank. Deze vordering dateert van 27 augustus 2021 en betreft onder meer het in behandeling nemen van een Europees aanhoudingsbevel (EAB).
Dit EAB is uitgevaardigd op 18 februari 2021 door
the Prosecutor’s Office at the Appeal Court of Thrace(Griekenland) en strekt tot de aanhouding en overlevering van:
[opgeëiste persoon],
geboren te [geboorteplaats] (Syrië) op [geboortedag] 1989,
ingeschreven in de Basisregistratie Personen op het adres:
[adres],
hierna te noemen de opgeëiste persoon.

1.Procesgang

De vordering is behandeld op de openbare zitting van 21 oktober 2021. Het verhoor heeft plaatsgevonden in tegenwoordigheid van de officier van justitie mr. M. Diependaal. De opgeëiste persoon is bijgestaan door zijn raadsvrouw, mr. W.E.R. Geurts, advocaat te Utrecht.
Op grond van artikel 22, derde lid, OLW heeft de rechtbank de termijn waarbinnen zij op grond van het eerste lid van dit artikel uitspraak moet doen met dertig dagen verlengd omdat zij die verlenging nodig heeft om over de verzochte overlevering te beslissen.
De rechtbank heeft de behandeling van de zaak aangehouden voor bepaalde tijd teneinde de opgevraagde aanvullende informatie af te wachten.
De rechtbank heeft de behandeling van het overleveringsverzoek, in gewijzigde samenstelling hervat met instemming van partijen, op de openbare zitting van 10 november 2021. Het verhoor heeft plaatsgevonden in tegenwoordigheid van de officier van justitie, mr. M. Westerman. De opgeëiste persoon is bijgestaan door zijn raadsvrouw en door een tolk in de taal Arabisch (Syrisch-Libanees).

2.Identiteit van de opgeëiste persoon

De rechtbank heeft de identiteit van de opgeëiste persoon onderzocht. De opgeëiste persoon heeft ter zitting verklaard dat de bovenvermelde personalia juist zijn en dat hij de Syrische nationaliteit heeft.

3.Grondslag en inhoud van het EAB

In het EAB wordt melding gemaakt van een
judgement (conviction) no. 201van 19 februari 2019,
issued by the One-Member Appeal Court of Thrace(Griekenland).
De overlevering wordt verzocht ten behoeve van de tenuitvoerlegging van een vrijheidsstraf voor de duur van vijf jaar en een maand, door de opgeëiste persoon te ondergaan op het grondgebied van de uitvaardigende lidstaat. Van deze straf resteren volgens het EAB nog vijf jaar en 29 dagen. De vrijheidsstraf is aan de opgeëiste persoon opgelegd bij het hiervoor genoemde arrest.
Dit vonnis betreft de feiten zoals die zijn omschreven in onderdeel e) van het EAB. Een door de griffier gewaarmerkte fotokopie van dit onderdeel is als bijlage aan deze uitspraak gehecht.
3.1
Weigeringsgrond als bedoeld in artikel 12 OLW
3.1.1
Standpunt verdediging
De raadsvrouw heeft zich op het standpunt gesteld dat de overlevering moet worden geweigerd subsidiair dat aanvullende vragen moeten worden gesteld. Zij heeft hiertoe aangevoerd dat uit de aanvullende informatie blijkt dat de opgeëiste persoon niet in persoon is opgeroepen, dat er geen oproep naar zijn Nederlandse adres is gegaan en dat de advocaat volgens de opgeëiste persoon niet gemachtigd was namens hem de verdediging te voeren. Ook is geen onvoorwaardelijke verzetgarantie gegeven.
3.1.2
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft betoogd dat de overlevering kan worden toegestaan en heeft zich verzet tegen de gevraagde aanhouding. Bij het eerste verhoor heeft de opgeëiste persoon een advocaat aangesteld. In Griekenland is de gang van zaken zo dat men de advocaat ervan op de hoogte moet stellen als het adres wijzigt. Zij leidt hieruit af dat de advocaat gemachtigd was de verdediging te voeren.
3.1.3
Oordeel rechtbank
De uitvaardigende autoriteit heeft niet punt 3.2 van onderdeel d) van het EAB van toepassing verklaard. Derhalve kan niet zonder meer worden geconcludeerd dat de opgeëiste persoon de advocaat heeft gemachtigd zijn verdediging op het proces te voeren. Met de betekening van de dagvaarding aan de door de opgeëiste persoon aangestelde advocaat kan ook niet op ondubbelzinnige wijze worden vastgesteld dat de opgeëiste persoon de informatie over het tijdstip en de plaats van zijn proces daadwerkelijk heeft ontvangen, noch, in voorkomend geval, op welke precieze tijdstip hij die heeft ontvangen.
De rechtbank stelt vast dat het EAB strekt tot de tenuitvoerlegging van een arrest terwijl de verdachte niet in persoon is verschenen bij het proces dat tot die beslissing heeft geleid, en dat - kort gezegd - is gewezen zonder dat zich één van de in artikel 12, sub a tot en met c, OLW genoemde omstandigheden heeft voorgedaan en evenmin een garantie als bedoeld in artikel 12, sub d, OLW is verstrekt.
Gelet daarop kan de overlevering ex artikel 12 OLW worden geweigerd.
De rechtbank ziet echter aanleiding om af te zien van haar bevoegdheid om de overlevering op deze grond te weigeren. Zij acht daarbij het volgende van belang.
Blijkens het EAB en de aanvullende informatie was de opgeëiste persoon op de hoogte van de verdenking en de strafrechtelijke procedure. Hij is over de strafzaak gehoord, is tijdens de
investigationgewezen op de verplichting om adreswijzigingen door te geven en heeft een advocaat aangewezen. Uit het verhoor bij de officier van justitie in Nederland blijkt dat de opgeëiste persoon op de hoogte was van de zittingen in eerste aanleg. De opgeëiste persoon is vervolgens vertrokken naar Nederland en heeft niet meer bij zijn advocaat geïnformeerd naar de stand van zaken.
Naar het oordeel van de rechtbank kan daarom in de onderhavige situatie worden vastgesteld dat de overlevering geen schending van de verdedigingsrechten van de opgeëiste persoon impliceert, omdat hij, zo hij al niet uit eigen beweging stilzwijgend afstand heeft gedaan van zijn recht om in persoon te verschijnen bij het proces, minst genomen kennelijk onzorgvuldig is geweest met betrekking tot de ontvangst van officiële correspondentie over de strafrechtelijke procedure.

4.Strafbaarheid

Feiten vermeld op bijlage 1 bij de OLW
Onderzoek naar de dubbele strafbaarheid van de feiten waarvoor de overlevering wordt verzocht, moet achterwege blijven, nu de uitvaardigende justitiële autoriteit de strafbare feiten heeft aangeduid als feiten vermeld in de lijst van bijlage 1 bij de OLW. De feiten vallen op deze lijst onder nummer 13, te weten:
hulp bij illegale binnenkomst en illegaal verblijf
Uit het EAB volgt dat op deze feiten naar het recht van Griekenland een vrijheidsstraf met een maximum van tenminste drie jaren is gesteld.

5.Weigeringsgrond als bedoeld in artikel 6a OLW

Overlevering van een met een Nederlander gelijk te stellen vreemdeling kan ingevolge artikel 6a, eerste en negende lid, OLW worden geweigerd indien deze is gevraagd ten behoeve van de tenuitvoerlegging van een hem bij onherroepelijk vonnis opgelegde vrijheidsstraf en de rechtbank van oordeel is dat de tenuitvoerlegging van die straf kan worden overgenomen.
De rechtbank stelt vast dat de opgeëiste persoon een verblijfsvergunning asiel voor onbepaalde tijd heeft. Niet is gebleken dat hij dit verblijfsrecht nadien is verloren. Nu hij beschikt over een reguliere verblijfsvergunning voor onbepaalde tijd, hoeft de opgeëiste persoon niet aan te tonen dat hij gedurende een periode van minimaal vijf jaren ononderbroken rechtmatig in Nederland heeft verbleven. [1]
De rechtbank stelt vast dat de opgeëiste persoon kan worden gelijkgesteld met een Nederlander.
De rechtbank moet daarom beoordelen of de tenuitvoerlegging van de in Griekenland
opgelegde vrijheidsstraf kan worden overgenomen.
De in artikel 6a, tweede lid, aanhef en onder a, OLW van overeenkomstige toepassing verklaarde weigeringsgronden staan niet in de weg aan overname van de tenuitvoerlegging van die vrijheidsstraf.
De feiten zijn naar Nederlands recht strafbaar en leveren op:
mensensmokkel
Uit de Nederlandse kwalificatie volgt dat de opgelegde vrijheidsstraf niet de toepasselijke Nederlandse wettelijke strafmaxima overstijgen.
De opgelegde sanctie is naar haar aard niet onverenigbaar met Nederlands recht. Voor een aanpassing van de opgelegde vrijheidsstraf overeenkomstig artikel 6a, derde tot en met vijfde lid, OLW is daarom geen plaats.
De rechtbank concludeert op grond van het voorgaande dat de tenuitvoerlegging van de opgelegde vrijheidsstraf kan worden overgenomen. Zij is dan ook bevoegd om de overlevering overeenkomstig artikel 6a, eerste lid, OLW te weigeren. In het onderhavige geval ziet zij geen aanleiding om af te zien van de uitoefening van die bevoegdheid.
De rechtbank zal daarom de overlevering weigeren en gelijktijdig de tenuitvoerlegging van die vrijheidsstraf in Nederland bevelen. Daarbij zal de rechtbank op grond van artikel 27, vierde lid, OLW de gevangenhouding van de opgeëiste persoon tot aan de tenuitvoerlegging van die vrijheidsstraf bevelen.

6.Slotsom

Nu is vastgesteld dat de weigeringsgrond van artikel 6a OLW van toepassing is, dient de overlevering te worden geweigerd.

7.Toepasselijke wetsbepalingen

De artikelen 197a Wetboek van Strafrecht en 2, 5, 6a, 7 en 12 Overleveringswet.

8.Beslissing

WEIGERTde overlevering van
[opgeëiste persoon]aan
the Prosecutor’s Office, Court of Appeal of Thrace(Griekenland).
BEVEELTde tenuitvoerlegging van de in overweging 3 bedoelde vrijheidsstraf in Nederland.
HEFT OPde overleveringsdetentie van
[opgeëiste persoon].
BEVEELTde gevangenhouding van
[opgeëiste persoon]tot aan de tenuitvoerlegging van de vrijheidsstraf. Dit bevel is apart opgemaakt.
Aldus gedaan door
mr. C. Klomp, voorzitter,
mrs. J.P.W. Helmonds en D. Hein, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. K. Spanjaart, griffier,
en uitgesproken ter openbare zitting van 24 november 2021.
Ingevolge artikel 29, tweede lid, OLW staat tegen deze uitspraak geen gewoon rechtsmiddel open.