3.4.1.Het oordeel over de onder feit 1 ten laste gelegde oplichting
De rechtbank stelt voorop dat voor een bewezenverklaring van oplichting is vereist dat verdachte bij een ander een onjuiste voorstelling in het leven heeft willen roepen om daarvan misbruik te maken. Dit door een specifieke, voldoende ernstige vorm van bedrieglijk handelen. Verdachte moet hiervoor een of meer van de in artikel 326, eerste lid van het Wetboek van Strafrecht (
hierna: Sr) bedoelde oplichtingsmiddelen hebben gebruikt. Anderen moeten daardoor zijn bewogen tot de afgifte van een goed, het verlenen van een dienst, het beschikbaar stellen van gegevens, het aangaan van een schuld of het tenietdoen van een inschuld.
Voor beantwoording van de vraag of in dit geval de inleggers van [medeverdachte 1] (
hierna: [medeverdachte 1]) door het aannemen van een valse hoedanigheid, door listige kunstgrepen of door een samenweefsel van verdichtsels, zijn bewogen tot afgifte van geldbedragen, zijn alle omstandigheden van het geval van belang.
In de tenlastelegging worden de wettelijke oplichtingsmiddelen in acht feitelijke gedragingen uitgewerkt die de rechtbank hierna zal bespreken. De rechtbank stelt daarbij de volgende feiten en omstandigheden vast en maakt daarna een vergelijking tussen hetgeen door verdachte is voorgespiegeld en de werkelijke situatie.
-
Het voorgewende
Ad 1. het zich voordoen als bonafide belegger
Volgens het uittreksel van de Kamer van Koophandel (
hierna: KvK) is op 8 februari 2018 de besloten vennootschap [medeverdachte 1] opgericht. Enig bestuurder van [medeverdachte 1] is [verdachte] . [verdachte] is enig aandeelhouder, omdat [verdachte] ook enig bestuurder is van [naam stichting] , zijnde enig aandeelhouder van [medeverdachte 1] . Het kantoor van [medeverdachte 1] is gevestigd op de [adres kantoor] . Ook beschikt [medeverdachte 1] over een website. Op de website van [medeverdachte 1] valt te lezen dat Bitnextfast het eerste platform is waar kan worden geïnvesteerd in het
day-tradenvan
cryptocurrencies, waarbij [medeverdachte 1] zijn rendement behaalt door
cryptocurrencyaan te kopen en te verkopen op basis van
day-trades. Op de website wordt verdere uitleg gegeven over [medeverdachte 1] en over de werkwijze van [medeverdachte 1] . Verder is er een ‘veel gestelde vragen’-pagina en kan contact met [medeverdachte 1] worden opgenomen. Ook kan een account worden aangemaakt, waar inleggers hun behaalde winsten in een persoonlijke
walletkrijgen uitgekeerd. Hierna hebben zij de keuze om die winst direct te laten uitkeren of te herinvesteren. Als reden waarom men voor [medeverdachte 1] zou moeten kiezen is op de website opgenomen dat zij door hun jarenlange ervaring en expertise de markt kennen en weten wanneer zij moeten kopen en verkopen, [medeverdachte 1] 24/7 actief is op de cryptomarkt en door middel van hun vele investeerders een groot kapitaal heeft kunnen opbouwen, waardoor zij hogere winsten kunnen behalen.
Ook maakte [medeverdachte 1] reclame op Facebook, zo blijkt uit de verklaring van getuige [getuige 1] over hoe hij met [medeverdachte 1] in contact is gekomen. [getuige 1] verklaarde daarnaast: “ [verdachte] heeft mij verteld dat er 24 uur per dag werd
getradedoor [medeverdachte 1] ” en “hij vertelde mij dat hij zo’n twee tot drie jaar ervaring had in het beleggen in cryptocurrencies en ook al drie jaar met zijn bedrijf [medeverdachte 1] bij het WTC zat in Amsterdam” en “ [verdachte] kwam betrouwbaar over”. Door getuige [getuige 2] is verklaard: “ [verdachte] vertelde mij dat er meerdere trades per dag werden gemaakt en dat er onder aan de streep altijd wel een positief rendement was” en “Ik ben ook bij [verdachte] op kantoor geweest. Dat gaf ook het nodige vertrouwen”. Ook getuige [getuige 3] heeft verklaard dat hij bij [verdachte] op het kantoor op de [adres kantoor] is langs gegaan, hetgeen hem heeft getriggerd om verder te investeren bij [medeverdachte 1] .
Gelet op voornoemde stelt de rechtbank vast dat door [verdachte] het bedrijf [medeverdachte 1] is opgericht. [medeverdachte 1] hield kantoor aan de [adres kantoor] , waar inleggers zijn ontvangen. Verder beschikte [medeverdachte 1] over een website, waarop over de werkwijze en jarenlange ervaring van [medeverdachte 1] valt te lezen. De rechtbank is daarom van oordeel dat [verdachte] middels zijn mededelingen, gedragingen en presentatie, zich met [medeverdachte 1] heeft voorgedaan als een betrouwbare beleggingsmaatschappij.
Ad 2. het voordoen alsof zij jarenlange ervaring hebben met handel in cryptovaluta
De rechtbank is verder van oordeel dat [verdachte] heeft doen voorkomen dat hij en [medeverdachte 1] jarenlange ervaring hadden met de handel in crypto. Zo valt op de website van [medeverdachte 1] te lezen: “Onze traders zijn professioneel en goed geschoold” en “Door onze jarenlange ervaring en expertise kennen wij de markt heel goed en weten we precies wanneer wij moeten kopen en verkopen”. Daarnaast is de jarenlange ervaring door [verdachte] uitgedragen in het contact dat hij had met de inleggers. Zo is niet alleen door getuige [getuige 1] verklaard dat [verdachte] hem heeft verteld twee tot drie jaar ervaring te hebben, ook voor getuige [getuige 4] is de jarenlange ervaring een reden geweest om te investeren. Zo heeft [getuige 4] verklaard: “Omdat ik er te weinig kennis van heb, heb ik het bij een bedrijf belegd wat de expertise in huis had. Die expertise stond op de site vermeld”.
Ad 3. het voordoen alsof de gehele inleg zou worden geïnvesteerd in handel in crypto;
Bij de investeerders van [medeverdachte 1] is op verschillende manieren de indruk gewekt dat de gehele inleg zou worden geïnvesteerd in crypto. Allereerst vermeldt de website van [medeverdachte 1] onder het kopje ‘verdienmodel’ dat aan [medeverdachte 1] overgemaakte bedragen automatisch door [medeverdachte 1] worden omgezet in
cryptocurrency. Ook worden op de website verschillende scenario’s geschetst, waarbij is opgenomen: “Uw deelname bedraagt € 5.000,- . Met uw inleg kopen wij bitcoin aan op een prijs van € 5.000,-”. Net als wat hierover op de website staat vermeld, is ook door [verdachte] steeds meegedeeld dat de gehele inleg zou worden geïnvesteerd. Zo is door getuige [getuige 1] verklaard: “ [verdachte] vertelde dat hij met de hele inleg zou gaan traden”. Dit wordt bevestigd door getuige [getuige 5] : “ [verdachte] vertelde mij dat mijn volledige inleg geïnvesteerd werd in cryptocurrency”. Bovendien heeft ook verdachte op zitting erkend dat de afspraak was dat van de gehele inleg crypto zou worden aangeschaft.
Ad 4. het voordoen alsof met de handel in crypto (dagelijkse) winst werd gegenereerd;
Via verschillende communicatiekanalen is het beeld geschetst dat met de handel in crypto dagelijks winst werd gegenereerd. Zo springt allereerst op de beginpagina van de website van [medeverdachte 1] het dikgedrukte kopje ‘Elke
traderendement’ in het oog. In de tekst wordt toegelicht dat [medeverdachte 1] gemiddeld tien
tradesper dag maakt, waarvan elke avond de actuele winst zichtbaar is. Maar ook op de pagina ‘over ons’ valt te lezen dat [medeverdachte 1] dagelijks bezig is met het analyseren van
cryptocurrenciesom deelnemers het maximale rendement per dag te kunnen bieden. Onder het kopje ‘Eenvoudig je rendement berekenen’ wordt verder toegelicht dat [medeverdachte 1] rendement behaalt door
cryptocurrencyaan te kopen en te verkopen op basis van
day-trades. Daarnaast wordt op de ‘veel gestelde vragen pagina’ uitgelegd dat ook winst kan worden behaald indien de prijs daalt. Tot slot is een banner opgenomen ‘Meld je nu aan’, waarbij als derde stap is opgenomen: “ontvang dagelijks rendement”. Door [naam vriendin] , de vriendin van [verdachte] die voor [medeverdachte 1] de administratie verzorgde, is hierover verklaard dat zij dagelijks de door [verdachte] bepaalde dagwinsten op de site heeft verwerkt. Voor de inleggers is dan ook dagelijks rendement zichtbaar geweest. [verdachte] heeft verklaard dat er ook dagelijks rendement werd uitgekeerd aan de inleggers op de dagen dat er verliezen waren geleden. Hij deed dit om de investeerders tevreden te houden. Eventuele twijfels die bij investeerders bestonden over deze immer positieve resultaten zijn door [verdachte] weggenomen. Zo is door getuige [getuige 2] verklaard dat hij hier wel eens naar heeft gevraagd en dat [verdachte] hem daarop heeft verteld dat er meerdere trades per dag werden gemaakt en dat er onder aan de streep altijd wel een positief rendement was. Getuige [getuige 6] heeft op zijn beurt verklaard ervan versteld te staan dat het kon dat hij elke dag winst maakte. [verdachte] heeft hem verteld dat hij met het ingelegde geld startte met traden voor die dag en dat hij aan het eind van de dag weer verkocht, waarbij het rendement werd verdeeld over de investeerders.
Door de tekst op de website van [medeverdachte 1] , de mededelingen van [verdachte] en het daadwerkelijk dagelijks publiceren en uitkeren van rendement (ook op dagen dat er verliezen waren geleden), is naar het oordeel van de rechtbank bij de inleggers de indruk gewekt dat dagelijks winst werd gegenereerd.
Ad 5. het voordoen alsof een rendement tussen de 0,5 en 1% per dag werd behaald en uitgekeerd;
Aan de inleggers is voorgehouden dat zij winsten tot wel 1% per dag konden behalen en konden laten uitkeren. In steeds terugkerende tekstvakken op de website valt te lezen “Laat elke 24 uur uw rendement keren. Verdien soms tot wel 1% per dag” en onder het dikgedrukte kopje “Tot 1% rendement per dag” is opgenomen: “Ons streven is 1% per dag rendement te behalen. Het gemiddelde hangt rond de 0,5%”. Ook is opgenomen dat aan het einde van de dag behaalde winsten direct worden uitgekeerd in de persoonlijke
wallet,waarna er voor kan worden gekozen om de winst direct te laten uitkeren of te laten herinvesteren. Door getuige [getuige 5] is bevestigd dat deze toezeggingen ook in persoon door [verdachte] zijn gedaan. Zo heeft [getuige 5] verteld: “ [verdachte] vertelde dat er ongeveer 1% rendement behaald kon worden. En dat stond ook vermeld op de website”. Meerdere inleggers hebben verklaard te hebben geïnvesteerd vanwege de rendementsverwachting en uitkeringen die daadwerkelijk zijn geschied. Over de hoogte van de uitgekeerde rendementen heeft getuige [getuige 4] verklaard: “vaak was het uitgekeerde rendement iedere dag ongeveer 0,4%-0,5% met soms uitschieters naar onder/boven. Dit klopte dus ongeveer met de 1% die op de website stond. De mensen die ik kende kregen echt daadwerkelijk geld uitgekeerd. Er was dus een groot vertrouwen”. En ook getuige [getuige 3] heeft verklaard: “het rendement zag je ‘s avonds op je account. Dit was vaak tussen de 0.5%-0,7%. Als ik besloot tot uitbetalen stond het de volgende dag op mijn rekening”.
Ad 6. het voordoen alsof er een laag risico was door een ‘stoploss’ van 3% en een verzekerd bedrag van € 225.000,-
Naast toezeggingen over verwacht rendement heeft [verdachte] op verschillende manieren doen voorkomen dat er een laag risico was bij het investeren in [medeverdachte 1] . Op de website van [medeverdachte 1] worden daartoe twee garanties gesteld, namelijk een
stoplossvan 3% en een verzekerd bedrag van € 225.000,-.
Zowel op de pagina ‘over ons’ als op de pagina met ‘veel gestelde vragen’ is opgenomen dat er een laag risico is voor de belegger, omdat [medeverdachte 1] een maximale
stoplossvan 3% per trade hanteert. Men kan dus nooit meer dan 3% van de inleg verliezen.
Verder staat op de pagina van ‘veel gestelde vragen’ vermeld dat “tegoeden van [medeverdachte 1] , mits deze op het [naam platform] platform zijn gedeponeerd (wat zij overigens ALTIJD doen), zijn verzekerd tot 250.000 USD of een equivalent daarvan aan bitcoins”. Op de beginpagina wordt dezelfde garantie omschreven als: “Wij zijn actief op het platform [naam platform] . Zij verzekeren uw inleg tot een maximum bedrag van € 225.000,-”. Dat deze garanties ook aan de investeerders kenbaar zijn gemaakt blijkt uit verschillende getuigenverklaringen. Zo heeft getuige [getuige 3] verklaard: “ [verdachte] heeft gezegd dat er geen risicovolle trades werden gedaan en dat sprake was van een
stoploss. Dit klonk allemaal heel goed en betrouwbaar. Het feit dat volgens [verdachte] deze stoploss gehanteerd werd , geeft vertrouwen”. Getuige [getuige 7] heeft over de beloftes die zijn gedaan door [medeverdachte 1] verklaard: “Ook was de inleg verzekerd tot maximaal € 225.000. Daarnaast dat zij een
stoplossvan 3% hanteren”.
Ad 7. het voordoen alsof een inlegger binnen acht dagen de inleg terug kon krijgen en dagelijks uitbetalingen zouden krijgen, terwijl deze uitbetalingen feitelijk werden gefinancierd door middel van ingelegde geldbedragen van andere inleggers;
Meerdere investeerders hebben als reden voor hun investering genoemd dat andere inleggers daadwerkelijk de rendementen kregen uitgekeerd, net als het bestaan van de mogelijkheid om de inleg op ieder moment terug te krijgen.
Op de website is een banner opgenomen: “Laat elke 24 uur uw rendement uitkeren”. Uit de overige inhoud van de website blijkt dat wanneer men is ingelogd in een account, middels de knop ‘geld opnemen’ het rendement kan worden opgenomen. [verdachte] heeft erkend elke dag rendement te hebben uitbetaald, los van de vraag of winst of verlies was gemaakt. Dit omdat [verdachte] de investeerders tevreden wilde houden.
Voor wat betreft het terugvragen van de inleg blijkt uit de pagina ‘veel gestelde vragen’ dat inleggers door een e-mail te sturen (een deel van) de inleg binnen 8 werkdagen op de rekening terug gestort zouden krijgen. [getuige 6] heeft hierover verklaard: “ [verdachte] heeft destijds aan het begin ook aangegeven dat we op ieder moment onze inleg konden terugkrijgen wanneer wij dit nodig hadden”. Om deze mededelingen kracht bij te zetten heeft [verdachte] ook daadwerkelijk uitbetalingen verricht aan inleggers, waaronder aan [getuige 6] . [getuige 6] heeft hierover toegelicht: “Het mooiste is, ik ging financiering aanvragen bij de bank voor een pand dat ik zou gaan aankopen. (…) [medeverdachte 1] heeft het toen ook gestort. En dan ga je er helemaal in geloven”. Naast getuige [getuige 6] heeft ook getuige [getuige 3] - net als anderen - verklaard dat, naast dat hij elke dag rendement kreeg uitbetaald op zijn rekening, hij ook mensen kent die de inleg hebben teruggekregen, nadat zij ervoor hebben gekozen om de inleg volledig te laten uitbetalen.
Ad 8. het verzwijgen dat ingelegde geldbedragen zouden worden aangewend voor privébestedingen.
De investeerders van [medeverdachte 1] waren niet op de hoogte van de privébestedingen die [verdachte] heeft gedaan van het geld dat op de rekeningen van [medeverdachte 1] stond, zo blijkt uit de verklaringen die meerdere investeerders hebben afgelegd, inhoudende dat zij daarvoor nooit toestemming hebben gegeven en zij hun inleggeld nooit zouden hebben betaald, indien zij zouden hebben geweten dat deze gelden zouden worden aangewend voor privédoeleinden.
-
De werkelijkheid
De werkelijkheid was echter anders dan de door [verdachte] en [medeverdachte 1] gewekte indruk. Anders dan is vermeld op de website en dan is medegedeeld door [verdachte] , was [medeverdachte 1] geen bedrijf met jarenlange ervaring
in day-tradenmet crypto. [medeverdachte 1] was pas net opgericht, namelijk op 8 februari 2018. Als traders bij [medeverdachte 1] waren in dienst [naam 1] , [naam 2] , [naam 3] en later ook [naam 4] . Gevraagd naar hun ervaring met de handel in crypto, blijkt van professioneel en goed geschoolde
tradersgeen sprake. Zo heeft [naam 1] , de schoonvader van [verdachte] , hierover verklaard: “Ik had geen ervaring met het traden in
cryptocurrencies. Ik wist wel van het bestaan af” en heeft [naam 2] , een neef van verdachte, verklaard: “Ik had nog niet echt ervaring met bitcoin, ik weet er alleen van via vrienden die het ooit aangeschaft hadden. [verdachte] en [naam 3] hebben mij
on the jobgetraind”. Ook
trader[naam 3] , een vriend van verdachte, heeft desgevraagd toegelicht dat hij sinds een jaar als hobby in crypto handelt. Dat ook [verdachte] geen jarenlange ervaring had volgt uit zijn verklaring op zitting dat van jarenlange ervaring geen sprake was, maar dat hij zich er wel in had verdiept. Ook is er de verklaring van [naam 4] , inhoudende dat [verdachte] ( [verdachte] ) zijn cursus heeft gekocht. Vervolgens is [naam 4] door [verdachte] benaderd met de vraag [verdachte] vaker tips te geven en hem te leren analyseren. [naam 4] , de enige waarvan mogelijk kan worden gesteld kennis met de handel in crypto te hebben, is echter pas op 17 april 2018 bij [medeverdachte 1] in dienst getreden.
Anders dan [verdachte] heeft doen voorkomen is uit onderzoek door de FIOD naar de geldstromen gebleken dat niet de gehele inleg van 5,6 miljoen euro is geïnvesteerd in crypto, maar dat slechts voor een bedrag van € 676.333,- crypto is aangekocht. Na 8 mei 2018 zijn er geen
cryptocurrenciesmeer aangekocht door/namens [medeverdachte 1] , terwijl na die datum nog € 3.892.232 euro door inleggers is geïnvesteerd. Hierover is door [verdachte] verklaard dat het klopt dat niet het gehele geldbedrag naar de exchange is overgeheveld, en dat de reden daarvan de voorzichtige houding van banken was, waardoor het niet mogelijk was om crypto’s te liquideren. Ondanks het uitblijven van investeringen in crypto’s en het uitblijven van de mogelijkheid om crypto’s te liquideren, heeft [verdachte] van de inleggelden wel op grote schaal privé-uitgaven gedaan. Zo is door [verdachte] een bedrag van € 648.710,-van de bankrekeningen van [medeverdachte 1] overgeboekt naar zijn privérekeningen, waarvan een bedrag van € 277.995,- vervolgens contant is opgenomen. Verder heeft [verdachte] vanaf de bankrekeningen van [medeverdachte 1] gelden aangewend voor privé-uitgaven tot een bedrag van € 314.365,-, zoals onder meer voor de huur van een appartement in Amsterdam, een langdurig verblijf in het Conservatoriumhotel, de huur van privévliegtuigen en een vakantie op Ibiza. Daarnaast is vanaf de bankrekening van [medeverdachte 1] € 220.751,- overgemaakt aan derden, zoals aan de vriendin van [verdachte] en aan een kennis van [verdachte] . Van laatstgenoemde kennis heeft [verdachte] deze bedragen weer contant ontvangen, zodat [verdachte] daarvan bestaande schulden kon aflossen. Ook is € 100.000,- overgemaakt aan [medeverdachte 2] , een vastgoedbedrijf van [verdachte] .
[verdachte] heeft verder bekend dat de inleggelden feitelijk werden gebruikt om - zowel bij winst als verlies - rendementsuitkeringen te doen en inleggelden aan andere investeerders terug te betalen. Hiermee wilde [verdachte] de investeerders naar eigen zegge tevreden houden. Hoewel aan investeerders dagwinsten oplopend tot 1% zijn voorgehouden, heeft [verdachte] bekend de dagelijkse rendementsuitkeringen te hebben verzonnen. In werkelijkheid is namelijk van winst helemaal geen sprake geweest. Sterker nog, uit onderzoek door de FIOD is zelfs vastgesteld dat in de periode van februari 2018 tot en met juli 2018 een verlies van € 235.717,- is geleden.
Ook de door [verdachte] en [medeverdachte 1] gedane toezeggingen over de beperkingen van een eventueel verlies, zijn niet nagekomen. Zo is uit onderzoek van de FIOD gebleken en door [verdachte] erkend dat niet bij elke trade een stoploss van 3% is gehanteerd. En bij het raadplegen van de website van [naam platform] door de FIOD, is gebleken dat de verzekering waarnaar door [medeverdachte 1] wordt verwezen, alleen geldt voor Amerikaanse klanten en alleen als deze tegoeden in fiat valuta (zoals euro’s of dollars) worden aangehouden. Niet-Amerikaanse inleggers van [medeverdachte 1] kunnen daarom geen aanspraak maken op deze verzekering.
-
De oplichtingsmiddelen
Gelet op het bovenstaande staat vast dat [verdachte] in strijd met de waarheid mededelingen heeft gedaan over [medeverdachte 1] . De volgende vraag die moet worden beantwoord is of [verdachte] hierbij gebruik heeft gemaakt van één van de in de artikel 326 Sr genoemde oplichtingsmiddelen, te weten het aannemen van een valse naam of van een valse hoedanigheid, het gebruik van listige kunstgrepen en/of het gebruik van een samenweefsel van verdichtsels. Gelet op de zojuist besproken acht gedragingen die aan verdachte ten laste zijn gelegd zal de rechtbank zich beperken tot de vraag of [verdachte] gebruik heeft gemaakt van listige kunstgrepen en/of een samenweefsel van verdichtsels.
Listige kunstgrepen
Van listige kunstgrepen is sprake in geval van bedrieglijke handelingen, geschikt om leugenachtige voorwendsels en valse voorstellingen ingang te doen vinden en daaraan kracht bij te zetten. De rechtbank heeft hiervoor al vastgesteld dat verdachte in strijd met de waarheid heeft medegedeeld dat de gehele inleg zou worden geïnvesteerd in crypto, dat een
stoplosswerd gehanteerd en dat inleggelden waren verzekerd tot een maximaal bedrag van € 225.000,-. Ook is van een jarenlange ervaring met de daghandel in crypto geen sprake geweest. Meer in het bijzonder vindt de rechtbank het fingeren van de dagwinsten op de website van [medeverdachte 1] een bedrieglijke handeling, die geschikt is om de valse voorstelling van winst uit het day-traden met crypto bij inleggers ingang te doen vinden. Om daaraan kracht bij te zetten heeft [verdachte] bovendien rendementsuitkeringen en terugbetalingen van de inleg verricht, terwijl deze uitbetalingen in feite werden voldaan uit geld dat door andere investeerders was ingelegd. Gelet hierop is de rechtbank van oordeel dat [verdachte] zich heeft bediend van listige kunstgrepen.
Samenweefsel van verdichtsels
Om van een samenweefsel van verdichtsels te kunnen spreken moet sprake zijn van een opeenstapeling van leugens. Daarbij zijn alle omstandigheden van het geval van belang. Tot die omstandigheden behoren de vertrouwenwekkende aard, het aantal en de indringendheid van de (geheel of gedeeltelijk) onware mededelingen in hun onderlinge samenhang, de mate waarin de in het algemeen in het maatschappelijk verkeer vereiste omzichtigheid degene tot wie de mededelingen zijn gericht aanleiding had moeten geven de onwaarheid te onderkennen of zich daardoor niet te laten bedriegen en de persoonlijkheid van het slachtoffer.
Via de website van [medeverdachte 1] en door [verdachte] in persoon is een groot aantal toezeggingen gedaan. Deze hiervoor besproken toezeggingen betreffen een groot aantal onware mededelingen, zodat dit een opeenstapeling van leugens oplevert. De wijze waarop deze mededelingen werden gepresenteerd heeft bovendien bijgedragen aan hun vertrouwenwekkende en indringende aard. Zo is voorgewend dat sprake was van jarenlange ervaring en is door daadwerkelijk rendementen op accounts bij te schrijven en uitkeringen te doen, door [verdachte] vertrouwen opgewekt. Met het aantal onware mededelingen en gedragingen in hun onderlinge samenhang bezien, afgezet tegen de werkelijkheid, kan niet anders dan worden geconcludeerd dat sprake is van een samenweefsel van verdichtsels.
-
Causaal verband
De rechtbank stelt verder vast dat de inleggers van [medeverdachte 1] door voornoemde oplichtingsmiddelen zijn bewogen tot afgifte van de door hen ingelegde gelden. De rechtbank heeft hierbij de verklaringen van de getuigen in aanmerking genomen, waarvan de rechtbank enkele zal noemen, maar waartoe de rechtbank zich niet uitsluitend beperkt. Zo heeft onder andere getuige [getuige 7] verklaard: “Ik heb mij naar aanleiding van de verhalen en de bevestiging van mijn familie dat er rendementen uitbetaald werden en de informatie op de site, ingeschreven als belegger. De site zag er professioneel uit, er werd op de website een
stoplossvan 3% gegarandeerd en dat zij mijn inleg verzekerden voor maximaal € 225.000,-”.
Ook [getuige 8] heeft op de vraag waarom hij bij [medeverdachte 1] is gaan investeren geantwoord: “Investeren in
cryptocurrencybij [medeverdachte 1] was laagdrempelig, omdat ik zo kon stoppen en mijn geld kon terug krijgen. Daarnaast waren er dus de positieve verhalen uit mijn omgeving. Ik heb daarnaast ook geen verstand van
cryptocurrency. Het is voor mij een meerwaarde om de kennis en kunde in
cryptocurrencyvan [medeverdachte 1] te kunnen benutten.” Tot slot heeft ook [getuige 6] verklaard dat de informatie die hem heeft overtuigd om in [medeverdachte 1] te gaan investeren bestond uit bekende Nederlanders en collega’s die er in investeerden, de hoogte van de rendementen, het uitbetalen van het rendement, het direct uitbetalen van de inleg toen hij daarom vroeg en omdat [verdachte] altijd bereikbaar was.
-
Oogmerk van wederrechtelijke bevoordeling
[verdachte] heeft zich op het standpunt gesteld dat zijn intenties altijd goed zijn geweest, maar dat het hem boven het hoofd is gegroeid. Nu [verdachte] hiermee ontkent het oogmerk te hebben gehad om zichzelf dan wel een ander te bevoordelen, moet de rechtbank toetsen in hoeverre zijn gedragingen naar hun uiterlijke verschijningsvorm waren gericht op een dergelijke bevoordeling. Daarbij betrekt de rechtbank de volgende feiten en omstandigheden.
[medeverdachte 1] is op 8 februari 2019 van start gegaan. Daaraan voorafgaand konden inleggers al geld overmaken via de rekening van [naam bedrijf 1] , een ander bedrijf van [verdachte] . Uit een door de FIOD opgestelde lijst met ingelegde gelden volgt dat het eerste geld al op 2 januari 2018 via de rekening van [naam bedrijf 1] is ontvangen. Het door verdachte gestelde voornemen om de gehele inleggelden te investeren in crypto is nooit gerealiseerd, ondanks dat dit herhaaldelijk op de website staat vermeld en tijdens gesprekken met inleggers door [verdachte] is verteld. Hoewel er nauwelijks geld werd geïnvesteerd in crypto, bleven tot en met 26 juli 2018 de inleggelden binnenstromen. In totaal is op de bankrekeningen van [naam bedrijf 1] en [medeverdachte 1] in de periode van 1 januari 2018 tot en met 26 juli 2018 een bedrag van € 5.643.945,- ingelegd. Van de ingelegde gelden is voor de aanschaf van crypto in totaal slechts een bedrag van € 676.333,- overgemaakt aan Bitonic. Daarentegen heeft [verdachte] met de inleggelden wel vaak hoge privé-uitgaven voor zichzelf en anderen gedaan.
Anders dan door [verdachte] is gesteld kunnen dit geen voorschotten op te verwachten winst betreffen. De gelden zijn namelijk niet gebruikt voor de handel in crypto, zodat van een dergelijk hoog voorschot op de winst uit die handel geen sprake kan zijn. Daarbij komt dat [verdachte] heeft bekend niet voldoende geld te hebben gehad om de inleggers terug te betalen, op het moment dat alle inleggers eruit zouden willen stappen. Hoewel verdachte heeft ontkend deze intentie te hebben gehad, kan volgens de rechtbank daarom worden vastgesteld dat [verdachte] met de door hem gedane privé-uitgaven zichzelf en anderen heeft bevoordeeld. Dat deze bevoordeling ook wederrechtelijk was, volgt uit de omstandigheid dat [verdachte] inleggers middels voornoemde oplichtingsmiddelen heeft bewogen tot afgifte van de geldbedragen, terwijl hij wist dat hij de gelden zou gebruiken voor andere doeleinden dan voor de handel in crypto. De rechtbank is gezien het tijdsverloop verder van oordeel dat [verdachte] dit oogmerk vanaf het begin heeft gehad. Uit een analyse van de bankrekeningen door de FIOD volgt namelijk dat [verdachte] al op 15 januari 2018 gelden vanaf de rekening van [naam bedrijf 1] heeft overgeboekt naar zijn privérekening, om deze gelden vervolgens nog diezelfde dag contant op te nemen. In totaal heeft [verdachte] in de maand januari 2018 vanaf de rekening van [naam bedrijf 1] een bedrag van € 21.500 contant opgenomen, terwijl hij in die maand slechts € 5.600 aan crypto heeft aangeschaft.
Gelet hierop zijn de gedragingen van [verdachte] er naar hun uiterlijke verschijningsvorm vanaf het begin op gericht geweest om hemzelf en anderen te bevoordelen en had hij dus het vereiste oogmerk van die wederrechtelijke bevoordeling. Het verweer van de raadsman op dit punt wordt door de rechtbank verworpen.
- Tussenconclusie
Gelet op het bovenstaande heeft [verdachte] door listige kunstgrepen en een samenweefsel van verdichtsels de investeerders van [medeverdachte 1] bewogen tot afgifte van meerdere geldbedragen, zodat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan oplichting (feit 1, primair, eerste cumulatief/alternatief). Nu de tenlastelegging ziet op de afgifte van een geldbedrag, zal de rechtbank dit bedrag voor de bewezenverklaring op € 5.643.945 vaststellen. Hoewel het meerdere, zijnde de directe inleg van cryptocurrency, een financiële waarde vertegenwoordigt, betreft dit juridisch gezien geen geldbedrag.
Periode waarin de oplichting is gepleegd
Anders dan de officier van justitie komt de rechtbank daarbij tot een bewezenverklaring van oplichting in de gehele ten laste gelegde periode, dus vanaf 1 januari 2018. Van belang daarbij is dat aan het toevertrouwen van geld aan een beleggingsmaatschappij door investeerders, doorgaans een proces voorafgaat. Dat proces kan bijvoorbeeld bestaan uit het op de hoogte raken van het bestaan van de beleggingsmaatschappij, het vergaren van informatie over die maatschappij, haar werkwijze, de risico’s en reeds behaalde resultaten. De datum waarop geld is geïnvesteerd, hoeft om die reden niet per se ook de datum te zijn waarop de oplichting is begonnen. Bovendien zijn vanaf 2 januari 2018 gelden ingelegd op de rekening van [naam bedrijf 1] . Van deze inleggelden zijn al vanaf 15 januari 2018 bedragen overgeboekt naar de privérekeningen van [verdachte] . Hoewel [medeverdachte 1] pas sinds 8 februari 2018 bij de KvK is ingeschreven, blijkt uit het voorgaande dat de oplichting ook voorafgaand aan de oprichting van [medeverdachte 1] heeft plaatsgevonden.
Vrijspraak van medeplegen
Anders dan de officier van justitie is de rechtbank verder van oordeel dat niet kan worden bewezen dat [verdachte] de oplichting samen met anderen heeft begaan. Voor medeplegen is een nauwe en bewuste samenwerking vereist.
Naar het oordeel van de rechtbank kan niet worden vastgesteld dat [verdachte] nauw en bewust heeft samengewerkt met [naam vriendin] omdat er te weinig aanwijzingen zijn dat zij het oogmerk heeft gehad om inleggers middels listige kunstgrepen te bewegen tot de afgifte van geldbedragen.
De rechtbank komt in de zaak tegen medeverdachte [medeverdachte 1] ook tot een bewezenverklaring van oplichting. Zoals in het vonnis van [medeverdachte 1] wordt overwogen kunnen de gedragingen aan [medeverdachte 1] als rechtspersoon worden toegerekend, omdat de ten laste gelegde gedragingen hebben plaatsgevonden en zijn verricht in de sfeer van de rechtspersoon. Hoewel juridisch gezien [verdachte] en [medeverdachte 1] van elkaar kunnen worden onderscheiden, zijn de gedragingen van [verdachte] en van [medeverdachte 1] in hoge mate met elkaar te vereenzelvigen. [verdachte] was immers enig bestuurder en enig aandeelhouder van [medeverdachte 1] . Aan het strafbare handelen door [medeverdachte 1] is in feite leiding gegeven door [verdachte] . De enkele omstandigheid dat de verboden gedraging van [verdachte] aan [medeverdachte 1] kan worden toegerekend, is echter onvoldoende om te kunnen concluderen dat [verdachte] en [medeverdachte 1] de oplichting samen hebben gepleegd (vgl. HR 18 december 2012, ECLI:NL:HR:2012:BX5140). Gelet op voornoemde zal [verdachte] dan ook partieel worden vrijgesproken van het ten laste gelegde medeplegen.
Vrijspraak van het onderdeel ‘het verzwijgen dat ingelegde geldbedragen zouden worden aangewend voor privébestedingen’ (ad 8)
De rechtbank spreekt verdachte van dit onderdeel vrij, omdat niet valt in te zien hoe het verzwijgen van deze privé-uitgaven de investeerders ertoe heeft bewogen om geld in te leggen.
3.4.3.Het oordeel over het onder feit 2 ten laste gelegde (witwassen)
Om tot een bewezenverklaring van witwassen te kunnen komen is vereist dat een goed - in dit geval het geldbedrag van € 1.283.826,- - van misdrijf afkomstig is, dat verdachte dat wist en dat verdachte met het goed witwashandelingen heeft verricht.
De rechtbank begrijpt dat de in de tenlastelegging genoemde geldbedragen betrekking hebben op een deel van het geld dat is ingelegd bij [medeverdachte 1] . Gelet op wat hiervoor is overwogen, kan worden bewezen dat deze inleggelden afkomstig zijn uit oplichting en - omdat de oplichting volgens dit vonnis en dat van [medeverdachte 1] is gepleegd door [verdachte] en door [medeverdachte 1] - dat verdachte dat ook wist. Dit betekent dat voor deze verdachten sprake is van geld dat afkomstig is uit een door henzelf gepleegd misdrijf (eigen misdrijf). Door de raadsman is ten aanzien van de gelden die zijn overgeboekt naar de privérekeningen van [verdachte] en naar de rekening van [medeverdachte 2] daarom een beroep gedaan op rechtspraak van de Hoge Raad over de kwalificatie-uitsluitingsgrond. Die rechtspraak komt erop neer dat als een verdachte een voorwerp heeft verworven of voorhanden gehad, terwijl aannemelijk is dat dat voorwerp onmiddellijk afkomstig is uit een door hem zelf begaan misdrijf, uit de motivering van het oordeel dat sprake is van witwassen moet kunnen worden afgeleid dat de verdachte het voorwerp niet slechts heeft verworven of voorhanden heeft gehad, maar dat zijn gedragingen ook kennelijk gericht zijn geweest op het daadwerkelijk verbergen of verhullen van de criminele herkomst van het voorwerp. Korter gezegd: als het voorwerp (geldbedrag) onmiddellijk afkomstig is uit eigen misdrijf, moet er sprake zijn van gedragingen die zijn gericht op het verbergen of verhullen van de criminele herkomst van het voorwerp. De rechtbank is van oordeel dat [verdachte] de inleggelden in dit geval niet slechts heeft verworven en voorhanden heeft gehad maar dat [verdachte] daarmee ook andere witwashandelingen heeft verricht. De rechtbank verwerpt dan ook het verweer van de raadsman op dit punt. De rechtbank zal in de tekst hierna uitleggen waarom.
A.
Overboekingen vanaf rekeningen van [medeverdachte 1] naar privérekeningen van [verdachte]
Er is een totaalbedrag van € 648.710,- overgeboekt van rekeningen van [medeverdachte 1] naar privérekeningen van [verdachte] . Hiermee is dat geld in het bezit van een ander gekomen, want het geld is van de rekening van een rechtspersoon naar een privérekening op naam van verdachte overgemaakt. Daarbij komt dat een deel van het geld naar een rekening in het buitenland is overgemaakt. Hiermee is dat geld aan het zicht van de fiscus onttrokken. Ook is een substantieel deel van het overgeboekte geld, namelijk € 277.995,-, vervolgens contant opgenomen door [verdachte] . Dat geld is hierdoor omgezet van giraal naar chartaal geld en daarmee wordt de
paper traildoorbroken. Deze handelingen zijn naar het oordeel van de rechtbank gericht op het verbergen of verhullen van de criminele herkomst van het geld. Gelet op voornoemde is de rechtbank van oordeel dat [verdachte] de gelden die vanaf de rekeningen van [medeverdachte 1] zijn overgeschreven naar de privérekeningen van [verdachte] , heeft overgedragen en (gedeeltelijk) heeft omgezet en dat dit kan worden gekwalificeerd als witwassen.
Uitgaven vanaf rekeningen [medeverdachte 1] voor privébestedingen
Vanaf de rekeningen van [medeverdachte 1] zijn ook rechtstreeks privé-uitgaven gedaan voor een bedrag van € 314.365,-. Gelden van inleggers (en dus geld dat door oplichting door [medeverdachte 1] is verkregen) zijn besteed aan onder andere de huur van privéjets, een appartement in Amsterdam en een verblijf in het Conservatoriumhotel. Het doen van deze uitgaven kan worden gekwalificeerd als witwassen door het omzetten en gebruik maken van uit misdrijf verkregen geld. In deze situatie is de kwalificatie-uitsluitingsgrond niet aan de orde.
Overboekingen van rekeningen [medeverdachte 1] naar rekeningen van derden
Uit onderzoek van de FIOD volgt dat € 220.751,- van rekeningen van [medeverdachte 1] is overgeboekt naar rekeningen van derden, waaronder € 76.257,- naar een rekening op naam van [naam vriendin] en € 137.590,- naar een rekening die op naam staat van [naam 5] . Door het overdragen van dit geld is het geld in het bezit van een ander gekomen en deze bezitters hebben daardoor feitelijke zeggenschap over de gelden gekregen. [naam 5] heeft verklaard dat hij het overgemaakte geld vervolgens contant opnam en weer aan [verdachte] gaf. Het overboeken van het geldbedrag van € 220.751,- kan daarom worden gekwalificeerd als witwassen door het overdragen en omzetten van uit misdrijf verkregen geld. De kwalificatie-uitsluitingsgrond is niet van toepassing.
Overboekingen van rekening [medeverdachte 1] naar rekening [medeverdachte 2]
Uit bevindingen van de FIOD volgt verder dat een geldbedrag van in totaal € 100.000,- vanaf de rekening van [medeverdachte 1] is overgemaakt naar de rekening van [medeverdachte 2] . Blijkens een uittreksel van de KvK is [verdachte] enig aandeelhouder en bestuurder daarvan.. Het geld is dus van de ene rechtspersoon in het bezit gekomen van een andere rechtspersoon. Anders dan de raadsman is de rechtbank van oordeel dat daarom geen sprake is van het bijzondere geval waarin het overmaken van het geld niet wezenlijk verschilt van het enkele voorhanden hebben of verwerven ervan (vgl. ECLI:NL:HR:2014:2913 en ECLI:NL:HR:2014:714). Het overboeken van dit geldbedrag kan dan ook worden gekwalificeerd als witwassen door het overdragen van uit misdrijf verkregen gelden. Gewoonte
Het witwassen heeft gedurende circa zes maanden, frequent en op verschillende manieren plaatsgevonden. Gelet daarop is de rechtbank van oordeel dat kan worden bewezen dat verdachte zich heeft schuldig gemaakt aan gewoontewitwassen (feit 2).
Medeplegen
De rechtbank is verder van oordeel dat tussen verdachte en medeverdachte [naam vriendin] daarbij sprake is geweest van een gezamenlijke uitvoering. De rechtbank heeft daarbij allereerst in aanmerking genomen dat [naam vriendin] naar eigen zegge verantwoordelijk was voor de financiële administratie van [medeverdachte 1] . Zij hield bij wat mensen investeerden, herinvesteerden en keerde het rendement uit. Verder heeft de rechtbank in aanmerking genomen dat [naam vriendin] heeft meegedeeld in de opbrengsten van de oplichting. Zo is vanaf de rekening van [medeverdachte 1] naar rekeningen ten name van [naam vriendin] 76.257,- overgemaakt. [naam vriendin] heeft hierover verklaard dat tegenover het ontvangen van dit geld van [medeverdachte 1] niet altijd een tegenprestatie heeft gestaan. Ook heeft zij voordeel genoten uit privé-uitgaven die vanaf de rekening van [medeverdachte 1] zijn voldaan, zoals de aanschaf van luxegoederen, de huur van een woning, uitgevoerde privévluchten en (vakantie)verblijven, zoals op Ibiza of in het Conservatoriumhotel inclusief de kosten voor een nanny. Allen betroffen exorbitant hoge uitgaven. Daarbij komt dat [naam vriendin] wist dat deze overboekingen en uitgaven werden bekostigd uit de inleggeleden van [medeverdachte 1] . Zo heeft [naam vriendin] verklaard te weten dat banken niet graag samenwerken met bedrijven die handelen in
cryptocurrencyen dat de bank dan ook de relatie heeft opgezegd. Van [verdachte] heeft zij vernomen dat behaalde winsten op de exchange bleven staan en dat hij de exchanges niet liet uitkeren op de rekening. Meer specifiek heeft zij over de betalingen aan het Conservatoriumhotel verklaard dat die via de zakelijke rekeningen zijn gegaan, omdat de bank anders vragen had bij zulke grote overboekingen naar de privérekening. Over het via de zakelijke rekening laten verlopen van betalingen van vluchten met privévliegtuigen en een verblijf in Ibiza, heeft [naam vriendin] verklaard dat dit was omdat de banken lastig deden. Gelet op voornoemde verklaringen kan het dan ook niet anders dan dat [naam vriendin] heeft moeten vermoeden, dat het geld waarvan zij eveneens voordeel heeft genoten, van misdrijf afkomstig was. Naar het oordeel van de rechtbank was dan ook sprake van een zodanige bewuste en nauwe samenwerking, dat sprake is van medeplegen.
Onder verwijzing naar hetgeen hierover in 3.4.1. en in het vonnis in de zaak tegen [medeverdachte 1] is overwogen, is de rechtbank echter van oordeel dat niet kan worden bewezen dat sprake is van medeplegen van witwassen met [medeverdachte 1] .