ECLI:NL:RBAMS:2021:6181

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
6 oktober 2021
Publicatiedatum
28 oktober 2021
Zaaknummer
AWB - 21 _ 900
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toepassing van de woonlandfactor op kinderbijslag voor uitgezonden ambtenaren

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 6 oktober 2021 uitspraak gedaan in een geschil tussen [eiseres], een uitgezonden ambtenaar van het Ministerie van Buitenlandse Zaken, en de Sociale verzekeringsbank (Svb) over de toepassing van de woonlandfactor op de kinderbijslag. [Eiseres] woont met haar gezin in Oeganda en ontvangt kinderbijslag voor haar twee kinderen. De Svb heeft in een eerder besluit een woonlandfactor van 40% toegepast, wat [eiseres] betwistte. Ze stelde dat het woonlandbeginsel niet op haar van toepassing is, omdat zij en haar gezin vanwege haar diplomatieke status geen inwoners van Oeganda kunnen zijn. De rechtbank oordeelde echter dat de feitelijke woonplaats van de kinderen in Oeganda bepalend is voor de toepassing van de woonlandfactor. De rechtbank volgde de Svb in haar standpunt dat er geen uitzondering voor uitgezonden ambtenaren geldt en dat de berekeningswijze van de woonlandfactor correct is. Het beroep van [eiseres] werd ongegrond verklaard, en de rechtbank concludeerde dat de Svb de woonlandfactor van 40% terecht had toegepast. De uitspraak benadrukt het belang van de feitelijke verblijfplaats in de sociale zekerheidswetgeving en de afwezigheid van een verdrag tussen Nederland en Oeganda over het woonlandbeginsel.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

Bestuursrecht
zaaknummer: AMS 21/900

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiseres] , te Leiden, eiseres (hierna: [eiseres] )

(gemachtigde: F.P.M. Loomans),
en

de raad van bestuur van de Sociale verzekeringsbank, verweerder (hierna: Svb)

(gemachtigde: mr. A. van der Weerd).

Procesverloop

Op 30 oktober 2020 (het primaire besluit) heeft de Svb het recht van [eiseres] op kinderbijslag gewijzigd.
Op 20 januari 2021 (het bestreden besluit) heeft de Svb het bezwaar van [eiseres] ongegrond verklaard.
[eiseres] heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. De Svb heeft een verweerschrift ingediend.
De rechtbank heeft de zaak op 25 augustus 2021 behandeld op een zitting met beeld- en geluidverbinding (Skype). [eiseres] en de Svb hebben zich laten vertegenwoordigen door hun gemachtigden.

Overwegingen

1. [eiseres] is in dienst van het Ministerie van Buitenlandse Zaken. Zij is naar Oeganda uitgezonden en staat sinds 24 juli 2020 niet meer in Nederland ingeschreven. Haar man en twee kinderen zijn met haar meegegaan en wonen ook in Oeganda.
2. [eiseres] ontvangt kinderbijslag [1] voor haar twee kinderen. De Svb heeft in het primaire besluit een woonlandfactor van 40% toegepast vanaf het vierde kwartaal van 2020.
3. In het bestreden besluit heeft de Svb het bezwaar van [eiseres] tegen het primaire besluit ongegrond verklaard. De Svb legt hieraan ten grondslag dat de kinderen woonplaats hebben in Oeganda en dat daarom de toegepaste woonlandfactor correct is.
Het oordeel van de rechtbank
4. Op 1 juli 2012 is in werking getreden de Wet Woonlandbeginsel in de sociale zekerheid (Wwsz). Met deze wet is onder meer artikel 12, tweede lid, van de AKW gewijzigd. Hierdoor wordt aan de rechthebbende wiens kind niet in Nederland, een lidstaat van de Europese Unie, een andere staat die partij is bij de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte (EER), dan wel Zwitserland woont, een uitkering verstrekt ter hoogte van een bij ministeriële regeling vastgesteld percentage van het (kort samengevat) in Nederland geldende bedrag aan kinderbijslag. Dit percentage is de woonlandfactor.
5. Voor Oeganda is dit percentage voor 2020 vastgesteld op 40 %. [2] Dit percentage wordt zo bepaald dat het een weergave is van de verhouding tussen het kostenniveau van het land waar het kind woont en dat van Nederland, waarbij dat percentage nooit hoger dan
100 % kan zijn. De woonlandfactor wordt verkregen door uit te gaan van de PPP, de koopkrachtpariteitscijfers van de Wereldbank. Deze cijfers zijn een maat voor het algemene kostenniveau in een land en dus ook voor de gemiddelde bestaanskosten.
6. In geschil is of de Svb terecht vanaf het vierde kwartaal van 2020 een woonlandfactor van 40% heeft toegepast op de kinderbijslag die [eiseres] ontvangt.
Geen inwoners van Oeganda en uitzondering voor uitgezonden rijksambtenaren
7. [eiseres] stelt zich op het standpunt dat het woonlandbeginsel niet van toepassing kan zijn op haar en haar gezin. Zij is een uitgezonden rijksambtenaar en vanwege haar diplomatieke status kunnen zij en haar gezin geen inwoners van Oeganda zijn. [eiseres] en haar gezin zijn fictief nog steeds inwoners van Nederland. [eiseres] voert ook aan dat er een uitzondering moet worden gemaakt op de toepassing van de woonlandfactor voor uitgezonden rijksambtenaren.
8. Niet in geding is dat [eiseres] en haar gezin feitelijk in Oeganda wonen. Voor de toepassing van de woonlandfactor [3] is de woon- en feitelijke verblijfplaats van de kinderen doorslaggevend. [4] De Svb heeft naar het oordeel van de rechtbank in het bestreden besluit terecht gesteld dat [eiseres] en haar gezin bij wetsfictie geacht worden in Nederland te wonen, zodat zij in Nederland verzekerd zijn gebleven voor de AKW, maar dat deze fictie niet ziet op de toepassing van de woonlandfactor, omdat daarvoor de feitelijke woonplaats bepalend is.
9. De rechtbank volgt [eiseres] ook niet in het standpunt dat voor haar een uitzondering geldt. De wetgever heeft er bewust voor gekozen om geen uitzondering op het woonlandbeginsel te maken voor uitgezonden ambtenaren en hun gezinsleden. [5]
Berekeningswijze woonlandfactor niet correct en differentiëren binnen Oeganda
10. [eiseres] voert aan dat de berekeningswijze van de woonlandfactor niet correct is en dat de woonlandfactor gedifferentieerd moet worden toegepast in de verschillende regio’s in Oeganda. Het inkomen per inwoner in Oeganda verschilt aanzienlijk. In de hoofdstad ligt het kostenniveau het hoogst en dat is waar [eiseres] met haar gezin woont. De kosten daar zijn vergelijkbaar met de kosten in Nederland.
11. De rechtbank volgt dit standpunt van [eiseres] niet. De Centrale Raad van Beroep heeft eerder al geoordeeld dat de wijze waarop de woonlandfactor wordt vastgesteld een geschikt middel is om het doel van het woonlandbeginsel te bereiken. [6] Bij deze vaststelling vindt geen differentiatie naar regio plaats.
Gelijkheidsbeginsel
12. [eiseres] heeft een beroep gedaan op het gelijkheidsbeginsel en gewezen op de positie van uitgezonden rijksambtenaren in Tunesië, India, China, Noord-Macedonië en Chili.
13. De rechtbank oordeelt dat het beroep op het gelijkheidsbeginsel niet slaagt, omdat het niet gaat om gelijke gevallen. Tussen Nederland en de aangehaalde landen gelden bilaterale verdragen die onder meer zien op het woonlandbeginsel. Nederland en Oeganda hebben daarover geen verdrag gesloten, zodat geen sprake is van gelijke gevallen.
Conclusie
14. De Svb heeft de woonlandfactor van 40% terecht toegepast. Het beroep is ongegrond. [eiseres] krijgt dus geen gelijk. Voor een proceskostenveroordeling of vergoeding van het griffierecht bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.E.J.M. Gielen, rechter, in aanwezigheid van
mr. M.M. Mazurel, griffier
.De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 6 oktober 2021.
griffier
rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Wat kunt u doen als u het niet eens bent met deze uitspraak?

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep. Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening.

Voetnoten

1.Op grond van de Algemene Kinderbijslagwet (AKW).
2.Zie de Regeling woonlandbeginsel in de sociale zekerheid 2012.
3.Als genoemd in artikel 12, tweede lid, van de AKW.
4.Zie ECLI:NL:CRVB:2017:2697, r.o. 4.5.
5.Zie ECLI:NL:CRVB:2017:2697, r.o. 4.6 en Kamerstukken