ECLI:NL:RBAMS:2021:5811

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
11 oktober 2021
Publicatiedatum
13 oktober 2021
Zaaknummer
13/997017-19
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht; Materieel strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Witwassen en valsheid in geschrift in het kader van criminele organisatie en gefingeerde arbeidsovereenkomsten

In deze strafzaak, behandeld door de Rechtbank Amsterdam, is verdachte beschuldigd van valsheid in geschrift en witwassen in het kader van een criminele organisatie. De rechtbank heeft op 11 oktober 2021 uitspraak gedaan in deze zaak, die voortkwam uit het strafrechtelijk onderzoek Tandem IV. Verdachte werd verweten samen met anderen valse arbeidsovereenkomsten en facturen op te maken en te gebruiken, met als doel de geldstromen van criminele activiteiten te verhullen. De rechtbank heeft vastgesteld dat verdachte feitelijke leiding heeft gegeven aan de vennootschap [naam bedrijf BV 1], die betrokken was bij het opmaken en afleveren van valse facturen. Daarnaast is verdachte beschuldigd van het witwassen van geldbedragen en goederen, waaronder een auto en een appartement. De rechtbank oordeelde dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan gewoontewitwassen en dat de valsheid in geschrift opzettelijk is gepleegd om de criminele herkomst van de gelden te verdoezelen. De rechtbank heeft verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 18 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, en heeft het recht van hypotheek op het appartement verbeurd verklaard. De rechtbank benadrukte de ernst van de feiten en de rol van verdachte in het faciliteren van criminele activiteiten.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

VONNIS
Parketnummer: 13/997017-19 (Promis)
Datum uitspraak: 11 oktober 2021
Vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige strafkamer, in de strafzaak tegen
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1988,
ingeschreven in de Basisregistratie Personen op het adres
[adres 1] .

1.Inleiding

1.1.
Onderzoek ter terechtzitting
Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen op 30 en 31 augustus 2021 (inhoudelijke behandeling) en 11 oktober 2021 (sluiting).
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie mr. A. Bijleveld en van wat verdachte en zijn raadsman mr. S.V. Ramdihal naar voren hebben gebracht.
1.2.
Achtergrond en aanleiding onderzoek
De rechtbank wijst dit vonnis in het strafrechtelijk onderzoek Tandem IV. Dit onderzoek komt voort uit de onderzoeken Tandem I, Tandem II en Tandem III.
Naar aanleiding van de onderzoeken Tandem I en II zijn zes mannen, waaronder [medeverdachte 1] (hierna: [medeverdachte 1] ) veroordeeld voor onder meer hun betrokkenheid bij een liquidatiepoging op [persoon 1] in 2015. [medeverdachte 1] is ook veroordeeld voor witwassen. Uit het onderzoek Tandem II bleek dat [medeverdachte 1] via het beveiligde netwerk van de server Ennetcom contact had met [medeverdachte 2] (hierna: [medeverdachte 2] ). Op basis van dit contact is onderzoek Tandem III gestart, waarin [medeverdachte 2] , [medeverdachte 3] (hierna: [medeverdachte 3] ) en [medeverdachte 4] onherroepelijk zijn veroordeeld. [medeverdachte 2] is onder meer veroordeeld voor invoer van harddrugs, deelname aan een criminele organisatie en het witwassen van geld voor [medeverdachte 1] .
Uit nader onderzoek naar het witwassen door [medeverdachte 2] is onderzoek Tandem IV gestart, waarin is gerechercheerd naar de geldstromen. Verdachte, zijn broer [medeverdachte 5] (hierna: [medeverdachte 5] ) en hun achteroom [medeverdachte 6] (hierna: [medeverdachte 6] ) zijn daarin als verdachten naar voren gekomen. Bij de politie bestaat het vermoeden dat de broers [verdachte en medeverdachte 5] de rechtspersonen waarvan zij de bestuurder en enig aandeelhouder zijn (geweest), tegen betaling hebben laten gebruiken om in opdracht van [medeverdachte 2] en anderen geld wit te wassen.
In de bij verdachte en zijn medeverdachten aangetroffen administratie van hun rechtspersonen zijn onder meer arbeidsovereenkomsten en facturen aangetroffen die niet direct herleidbaar zijn tot verrichte werkzaamheden. De meeste uitgaven zouden de rechtspersonen van [medeverdachte 5] en verdachte volgens de politie alleen maar kunnen doen omdat ze daaraan voorafgaand giraal aanzienlijke geldbedragen ontvangen van de rechtspersonen waarvan [medeverdachte 6] de bestuurder en enig aandeelhouder is en contante stortingen ontvangen. Bij de politie bestaat het vermoeden dat verdachte, [medeverdachte 5] en [medeverdachte 6] optreden als
facilitatorvan onder meer [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] .
In deze zaak spelen allereerst de vragen – kort samengevat – of (i) bij de vennootschappen van verdachte bepaalde personen daadwerkelijk in dienst zijn geweest, werkzaamheden hebben verricht en daarvoor loon hebben ontvangen en (ii) de vennootschappen van verdachte daadwerkelijk de werkzaamheden voor de vennootschappen van [medeverdachte 6] hebben verricht die in rekening zijn gebracht of dat sprake is van een papieren werkelijkheid (valsheid in geschrift, feit 2). Daarnaast is – eveneens kort gezegd - de vraag of het geld dat op basis van die facturen en arbeidsovereenkomsten is betaald, is terug te voeren op legale bronnen. Die laatste vraag moet ook worden beantwoord ten aanzien van het contante geld dat door verdachte in privé of door zijn vennootschappen is ontvangen en ten aanzien van verschillende goederen die verdachte en zijn vennootschappen hebben verkregen (witwassen, feit 3 en 4).
1.3.
Tenlastelegging
Verdachte wordt samengevat verweten dat hij zich heeft schuldig gemaakt aan:
1. medeplegen van valsheid in geschrift ten aanzien van een arbeidsovereenkomst en een brief aan het gerechtshof Amsterdam in de periode van 1 januari 2015 tot en met 31 december 2017;
2. feitelijke leidinggeven aan dan wel opdracht geven tot het medeplegen van het opzettelijk afleveren/voorhanden hebben van zes valse facturen door [naam bedrijf BV 1] in de periode van 1 januari 2015 tot en met 31 december 2017,
ofhet medeplegen van dit feit;
3. medeplegen van (gewoonte)witwassen van meerdere geldbedragen en een auto in de periode van 1 januari 2015 tot en met 31 december 2017;
4. medeplegen van witwassen van een appartement en het recht van hypotheek op dat appartement in de periode van 1 december 2016 tot en met 25 april 2018.
De tekst van de integrale tenlastelegging is opgenomen in een bijlage die aan dit vonnis is gehecht en geldt als hier ingevoegd.

2.Waardering van het bewijs

2.1.
Standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie vindt – onder verwijzing naar het op schrift gestelde requisitoir – dat alle feiten kunnen worden bewezen. Zij heeft daartoe de relevante bewijsmiddelen opgesomd.
2.2
Standpunt van de verdediging
De verdediging vindt – onder verwijzing naar de op schrift gestelde pleitnotities – dat verdachte van alle feiten moet worden vrijgesproken.
2.3.
Oordeel van de rechtbank
2.3.1.
Feiten en omstandigheden [1]
De vennootschap [naam bedrijf BV 1] (hierna: [naam bedrijf BV 1] ) werd opgericht op 5 juni 2014 door verdachte. [2] Verdachte is sindsdien enig bestuurder van de vennootschap. Enig aandeelhouder is vanaf 12 maart 2015 [naam stichting 1] . Verdachte is de bestuurder van deze stichting sinds 1 januari 2017. [3]
Verdachte heeft op 23 september 2015 een bankrekening geopend op naam van [naam bedrijf BV 2] [4] Op de zitting heeft verdachte verklaard dat hij [naam bedrijf BV 2] wilde beginnen om auto’s te verhuren. [5]
[medeverdachte 6] is enig aandeelhouder en bestuurder van [naam holding BV 1] (hierna: [naam holding BV 1] ) sinds 8 maart 1999. [6] Een handelsnaam van [naam holding BV 1] is [handelsnaam 1] .
[naam holding BV 1] is enig aandeelhouder van [naam bedrijf BV 3] (hierna: [naam bedrijf BV 3] ) sinds 8 maart 1999. [7] [medeverdachte 6] is hiervan enig bestuurder sinds 31 oktober 2014. [naam bedrijf BV 3] heeft meerdere handelsnamen, waaronder [handelsnaam 2] en [handelsnaam 3] .
2.3.2.
Oordeel over feit 1: valsheid in geschrift
Verdachte wordt er onder feit 1 van beschuldigd dat hij samen met onder andere [naam bedrijf BV 1] een arbeidsovereenkomst en een brief aan het gerechtshof Amsterdam valselijk heeft opgemaakt.
Artikel 225 lid 1 Sr stelt strafbaar het opzettelijk valselijk opmaken of vervalsen van een geschrift dat bestemd is om tot bewijs van enig feit te dienen met het oogmerk om het als echt en onvervalst te gebruiken.
2.3.2.1. Doorzoeking
Tijdens de doorzoeking in het bedrijfspand van [naam bedrijf BV 1] op 26 september 2017 zijn onder andere administratieve bescheiden en een arbeidsovereenkomst inbeslaggenomen. [8] Het betreft een arbeidsovereenkomst tussen [naam bedrijf BV 1] en [medeverdachte 2] , gedateerd op 21 september 2015. De overeenkomst houdt in dat [medeverdachte 2] met ingang van 1 oktober 2015 voor zes maanden voor 40 uur per week als consultant in dienst treedt voor een brutosalaris van 1.510 euro per maand. [9]
Verder is tijdens de doorzoeking een brief aangetroffen van 19 september 2016 van [naam bedrijf BV 1] aan het gerechtshof Amsterdam. [10] In deze brief, met als ondertekenaar verdachte als directeur van [naam bedrijf BV 1] , staat onder andere:
“Hierbij willen wij bevestigen dat de heer [medeverdachte 2] bij ons in dienst is vanaf 1 juli 2014 als zijnde consultant en tolk. (..) Als de heer [medeverdachte 2] zijn werkzaamheden niet meer voor ons kantoor zou kunnen doen om wat voor reden dan ook zal dit voor ons negatieve consequenties hebben. Wij zijn ons bewust van de lopende strafrechtelijke procedure die tegen de heer [medeverdachte 2] loopt.” [11]
Bij de doorzoeking is verder in de schriftelijke administratie van [naam bedrijf BV 1] noch op de laptop van verdachte iets aangetroffen waaruit blijkt dat [medeverdachte 2] heeft gewerkt voor [naam bedrijf BV 1] . [12] Op de bankrekening van [naam bedrijf BV 1] is te zien dat tussen 26 oktober 2015 en 11 mei 2016 zes betalingen aan [medeverdachte 2] hebben plaatsgevonden onder omschrijving van salaris en vakantiegeld. [13]
In onderzoek Tandem II is onderzoek verricht naar data afkomstig van de server van Ennetcom. Er is vastgesteld dat [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3] van deze server gebruik maakten en chatgesprekken met elkaar voerden. [14] In het dossier van Tandem IV zijn onder meer de volgende Ennetcom-berichten tussen [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3] van 15 augustus 2015 gevoegd:
[medeverdachte 3] : Appartement in hoorn van 260k kan dat geregeld worden?
[medeverdachte 2] : Hypotheek of contant?
[medeverdachte 3] : Weet ik niet constructie. Dat me nieuwe vriendin daar kan wonen. Het geld is er. Ik wil de mogelijkheden weten.
(..)
[medeverdachte 2] : Zij en jij moeten op papier werk hebben voor die hypotheek cash mocht er wat gebeuren pakken ze het van je af bro beste optie is hypotheek dan!
[medeverdachte 3] : Kan die hypo dan geregeld worden?
[medeverdachte 2] : Ja dat allemaal kan beide in loondienst 6 maanden dan vast contract en dan hypotheek aanvraag 6 maanden lang door blijven werken op papieren en dan wordt je ontslagen (..)
[medeverdachte 3] : Die 6 mnd word vervalst of moet ook werkelijk gedraaid worden?
[medeverdachte 2] : Moet gedraaid worden moet op rekening gestort worden moet belasting over betaald worden anders ben je de lul bro. [15]
Verder zijn op de laptop van verdachte onder meer de volgende iMessage-berichten van aangetroffen tussen verdachte en [medeverdachte 2] :
31 oktober 2015
[medeverdachte 2] : [naam] ! Staat er geld op jouw rekening?
[verdachte] : Hoeveel heb je nodig [medeverdachte 2]
: 250 moet via iDeal een ticket betaald worden!
[medeverdachte 2] : Hebben we een klant in UK?
[verdachte] : Oke geen probleem
[medeverdachte 2] : Dan kan jij hem indienen als kosten?
(…)
[verdachte] : Nee tenzij jij een hebt
[medeverdachte 2] : Ja ik denk het wel! [16]
2 december 2015
[medeverdachte 2] : [naam] ! Wat houdt mijn functie in?
[verdachte] : Je bent een klant consultant je geeft bedrijfsadviezen
[medeverdachte 2] : Wat voor adviezen?
[verdachte] : Management advies, boekhoudkundig advies belastingadvies
[verdachte] : Alles wat een bedrijf beter en gezonder kan maken
[verdachte] : Wat is er gebeurt [medeverdachte 2]
: Nee niks [naam] dan weet ik dat! [17]
2.3.2.2. Verklaring van verdachte en [medeverdachte 2]
Verdachte heeft verklaard dat [medeverdachte 2] vanaf januari 2014 tot aan zijn dienstverband hand- en spandiensten voor verdachte heeft verricht, met name als tolk Urdu. Dit was een vriendendienst, [medeverdachte 2] werd hier niet voor betaald. Gedurende zijn dienstverband bij [naam bedrijf BV 1] hield [medeverdachte 2] zich voornamelijk bezig met het werven van klanten in Nederland en de Europese Unie. Daarnaast verrichtte hij tolk- en consultantwerkzaamheden. [medeverdachte 2] had geen opleiding gedaan, maar verdiende een kans. Verdachte controleerde [medeverdachte 2] niet en er werden geen urenlijsten opgemaakt. [medeverdachte 2] heeft één klant bij [naam bedrijf BV 1] ingebracht, dat was [naam klant] . Over de iMessage-berichten heeft verdachte verklaard dat hij en [medeverdachte 2] een dag eerder een discussie hadden gehad over de werkzaamheden van [medeverdachte 2] . In het iMessage-gesprek wilde [medeverdachte 2] verifiëren wat zijn werkzaamheden waren. Ook na het dienstverband met [naam bedrijf BV 1] verrichte [medeverdachte 2] nog hand- en spandiensten voor verdachte. De advocaat van [medeverdachte 2] had aan verdachte gevraagd om de brief aan het gerechtshof op te stellen. Verdachte heeft verklaard dat hij hier niet goed over heeft nagedacht en dat hij niet had moeten schrijven dat er nog sprake was van een dienstverband.
[medeverdachte 2] heeft bij de rechter-commissaris verklaard dat hij maximaal vijf maanden voor [verdachte] heeft gewerkt. Zijn functie was kijken of hij nieuwe klanten kon werven voor zijn administratiekantoor, maar dat is niet gelukt.
2.3.2.3. Oordeel van de rechtbank
De rechtbank oordeelt dat de arbeidsovereenkomst vals is. In de eerste plaats is daarvoor van belang dat – hoewel er sprake is geweest van betalingen onder het mom van ‘salaris’ – op geen enkele wijze is gebleken dat [medeverdachte 2] werkzaamheden voor [naam bedrijf BV 1] heeft verricht. Ook uit de door de verdediging overgelegde loonstroken en aangifte loonbelasting blijkt niet dat en, zo ja, welke concrete werkzaamheden zouden zijn verricht. Daarnaast is niet gebleken dat [medeverdachte 2] enige ervaring heeft op het gebied van consultancy of het werven van klanten. Uit de Ennetcom-berichten tussen [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3] blijkt dat [medeverdachte 2] [medeverdachte 3] adviseert over het opzetten van gefingeerde dienstverbanden die zes maanden zouden moeten duren om zo een hypothecaire lening te kunnen krijgen. Ook de omstandigheid dat [medeverdachte 2] twee maanden na aanvang van zijn ‘dienstverband’ aan verdachte vroeg wat zijn functie inhoudt, ziet de rechtbank als aanwijzing dat [medeverdachte 2] niet bij het bedrijf werkzaam was. De verklaring van verdachte daarover is ongeloofwaardig. In zijn eerdere verhoor heeft hij immers verklaard niet te weten waar die vraag van [medeverdachte 2] vandaan kwam en [medeverdachte 2] heeft ook niets verklaard over een discussie met verdachte over zijn functie.
Ook de verklaring ter zitting dat [medeverdachte 2] [naam klant] , een autobedrijf gevestigd in Engeland, als klant zou hebben aangebracht is ongeloofwaardig. Hierbij is van belang dat zowel verdachte in zijn eerdere verklaring als [medeverdachte 2] bij de rechter-commissaris beiden hebben verklaard dat het [medeverdachte 2] niet gelukt was klanten aan te dragen. Uit de iMessage-berichten van 31 oktober 2015 blijkt bovendien dat [medeverdachte 2] , als hij om geld vraagt aan [verdachte] voor een ticket naar Engeland, degene is die vraagt of [verdachte] een klant in Engeland heeft om de kosten voor het ticket op te boeken. Die klant is er blijkens het antwoord van [verdachte] niet. Daarbij komt dat verdachte desgevraagd niets over deze beweerdelijke klant van zijn bedrijf [naam bedrijf BV 1] kan vertellen en evenmin weet wat [medeverdachte 2] concreet voor die klant zou hebben gedaan. Dat laatste kan ook niet worden afgeleid uit de in de administratie gevonden factuur van [naam bedrijf BV 1] aan [naam klant] .
Uit dit alles concludeert de rechtbank dat in werkelijkheid geen sprake was van een dienstverband tussen [naam bedrijf BV 1] en [medeverdachte 2] en dat de arbeidsovereenkomst dus opzettelijk valselijk is opgemaakt om daarmee de geldstromen naar [medeverdachte 2] administratief en fiscaal te legitimeren.
Dit betekent dat de brief aan het gerechtshof Amsterdam van 19 september 2016, waarin staat dat [medeverdachte 2] vanaf 1 juli 2014 in dienst is van [naam bedrijf BV 1] , ook vals is. Van een dienstverband is immers nooit sprake geweest. Uit het feit dat in de brief staat dat verdachte ervan op de hoogte is dat er een strafrechtelijke procedure tegen [medeverdachte 2] loopt en uit zijn verklaring dat hij de brief op verzoek van de advocaat van [medeverdachte 2] heeft geschreven, leidt de rechtbank af dat verdachte wist dat deze brief in die procedure tegen [medeverdachte 2] gebruikt zou worden en dat zijn opzet op het maken van de valse verklaring daarop dus ook was gericht.
Medeplegen met [medeverdachte 2]
Ten aanzien van het tenlastegelegde medeplegen oordeelt de rechtbank als volgt.
De valsheid van de arbeidsovereenkomst en de hiermee verrichte handelingen, zoals ten laste gelegd, kunnen zowel aan verdachte als aan [medeverdachte 2] worden toegerekend. Verdachte heeft voor [medeverdachte 2] de arbeidsovereenkomst opgemaakt en [medeverdachte 2] heeft zijn handtekening op de arbeidsovereenkomst gezet als ware hij de werknemer. Dit in combinatie met de hiervoor beschreven contacten tussen verdachte en [medeverdachte 2] , betekent dat er sprake was van een bewuste en nauwe samenwerking bij het valselijk opmaken van de arbeidsovereenkomst.
Ten aanzien van het valselijk opmaken van de brief aan het Gerechtshof Amsterdam, oordeelt de rechtbank dat er onvoldoende bewijs is dat verdachte dat als medepleger heeft gedaan. Op verzoek van de raadsman van [medeverdachte 2] heeft verdachte de bewuste brief gemaakt, maar dat is onvoldoende voor het medeplegen door [medeverdachte 2] .
Medeplegen met [naam bedrijf BV 1]
Voor zowel de arbeidsovereenkomst als de brief aan het Gerechtshof geldt dat verdachte zelf de ten laste gelegde handelingen heeft begaan. Omdat de ten laste gelegde gedragingen hebben plaatsgevonden en zijn verricht in de sfeer van de rechtspersoon en het opzet kan worden afgeleid uit de feitelijke gang van zaken binnen deze rechtspersoon, kunnen deze ook aan deze rechtspersoon worden toegerekend. Verdachte is dus als feitelijke leidinggever van [naam bedrijf BV 1] te beschouwen. Hiervoor wordt ook verwezen naar de overweging ten aanzien van het feitelijke leidinggeven bij feit 2, feit 3 en feit 4. Verdachte kan echter niet het feit medeplegen met de rechtspersoon waarvan hij feitelijk leidinggever is en aan wie het feit ook kan worden toegerekend (zie daarvoor ook HR 18 december 2012, ECLI:NL:HR:2012:BX5140). Dat betekent dat partiële vrijspraak volgt voor het medeplegen met [naam bedrijf BV 1] .
De rechtbank concludeert dat feit 1 (deels) kan worden bewezen.
2.3.3.
Oordeel over feit 2: afleveren/voorhanden hebben van valse facturen
Artikel 225 lid 2 Sr stelt strafbaar het opzettelijk gebruik maken van het valse of vervalste geschrift als ware het echt en onvervalst en het afleveren en het voorhanden hebben daarvan, terwijl hij weet of redelijkerwijs moet vermoeden dat dit geschrift bestemd is voor zodanig gebruik.
Verdachte wordt er onder feit 2 (
eerste alternatief) van beschuldigd dat hij feitelijk leiding heeft gegeven aan, dan wel opdracht heeft gegeven tot het medeplegen van het opzettelijk afleveren/voorhanden hebben van zes valse facturen. Onder feit 2 (
tweede alternatief) wordt hij ervan beschuldigd dat hij dit feit samen met anderen heeft gepleegd.
De onder
a tot en met f [18] ten laste gelegde facturen zijn aangetroffen bij de doorzoeking van het kantoor van [naam holding BV 1] , dat is gevestigd op het huisadres van [medeverdachte 6] . [19] De facturen zijn afkomstig van [naam bedrijf BV 1] en geadresseerd aan [naam holding BV 1] / [naam bedrijf BV 4] , het bedrijf van [medeverdachte 6] . [20] De facturen zijn veelal kort na de factuurdatum betaald. [21]
De rechtbank stelt vast dat de tenlastelegging een kennelijke verschrijving bevat doordat bij factuur
eis opgenomen ‘Ondersteuning mei t/m augustus 2016’, terwijl daar had moeten staan ‘Ondersteuning juni t/m augustus 2016’. De rechtbank zal deze zinsnede verbeterd lezen. Verdachte wordt hierdoor niet in zijn belangen geschaad, omdat duidelijk is dat dit een verschrijving betreft en er geen twijfel over kan hebben bestaan waartegen hij zich moest verdedigen.
Uit het rekeningoverzicht van [naam bedrijf BV 1] blijkt dat de facturen, in totaal 158.510 euro, door [handelsnaam 1] zijn voldaan. [22]
Op de inbeslaggenomen telefoon van [medeverdachte 6] en de laptops, waarop hij zijn financiële administratie bijhield, zijn geen bestanden aangetroffen waaruit concreet blijkt dat verdachte de gefactureerde werkzaamheden heeft verricht voor [medeverdachte 6] of een van zijn bedrijven. [23] Op de laptop van verdachte is niets aangetroffen wat duidt op werkzaamheden die [naam bedrijf BV 1] ten behoeve van [naam holding BV 1] zou hebben verricht. [24]
2.3.3.1. Verklaringen
Om te kunnen bepalen of er daadwerkelijk werkzaamheden werden verricht die de facturen en betalingen kunnen verklaren, zijn de uitleg van verdachte en zijn opdrachtgever van belang.
Verdachte heeft bij de politie verklaard dat hij in opdracht van [medeverdachte 6] heeft gewerkt voor klanten van [handelsnaam 1] . Hij maakte de opzet voor de administratie en adviezen over de boekhouding van klanten. Verdachte werkte op het kantoor en de computer van [medeverdachte 6] . Alle afspraken werden mondeling gemaakt. Verdachte hoefde niet aan [medeverdachte 6] te rapporteren, omdat ze samen werkten op hetzelfde adres. In een latere verklaring heeft verdachte geschreven dat hij een vaste prijs, een zogenoemde lump sum vergoeding, ontving om zich beschikbaar te houden voor het geval [medeverdachte 6] werk aan hem wilde uitbesteden.
[medeverdachte 6] heeft bij de politie verklaard dat verdachte hem hielp bij de administratie en bij het zoeken van nieuwe opdrachtgevers. [medeverdachte 6] heeft hem een lump sum betaald voor zijn activiteiten. Alle afspraken verliepen mondeling. Dat was een vertrouwenskwestie. Verdachte werkte op zijn eigen computer in zijn eigen omgeving. Voor afstemming over de werkzaamheden ging [medeverdachte 6] naar het kantoor van verdachte in [plaats] .
Op 1 september 2020 heeft [medeverdachte 6] bij de rechter-commissaris verklaard dat verdachte hem hielp bij zijn werkzaamheden voor ABN-AMRO. Dat gebeurde volledig online. [medeverdachte 6] had op zijn laptop toegang tot de systemen van ABN-AMRO. Hij gaf verdachte vervolgens via TeamViewer op afstand toegang tot zijn laptop, zodat verdachte de werkzaamheden kon verrichten. Verdachte heeft op de zitting verklaard dat, door het op afstand toegang krijgen tot de laptop van [medeverdachte 6] , het voor hem leek alsof hij en [medeverdachte 6] fysiek naast elkaar zaten.
2.3.3.2. Oordeel van de rechtbank
De rechtbank stelt vast dat nergens uit blijkt dat [naam bedrijf BV 1] de werkzaamheden zoals omschreven op de facturen voor het bedrijf van [medeverdachte 6] daadwerkelijk heeft verricht. In de administraties is niets aangetroffen waaruit blijkt dat [naam bedrijf BV 1] in de tenlastegelegde periode gewerkt heeft voor [naam holding BV 1] . Uit de door de verdediging overgelegde e-mails blijkt dat ook niet.
Bovendien hebben verdachte en [medeverdachte 6] bij de politie volstrekt tegenstrijdige verklaringen afgelegd over de locatie waar verdachte zijn werkzaamheden verrichtte en op wiens laptop er werd gewerkt. Dat lijkt achteraf door verdachte en [medeverdachte 6] te zijn onderkend. De later afgelegde verklaringen dat verdachte en [medeverdachte 6] gebruik maakten van TeamViewer zodat verdachte op zijn eigen werkplek toch op de computer van [medeverdachte 6] kon werken, vindt de rechtbank ongeloofwaardig en lijken duidelijk op elkaar te zijn afgestemd en bedoeld om een gat in hun verklaringen te dichten.
Dat geldt eveneens voor de later afgelegde verklaringen dat er een afspraak was een lump sum te betalen, oftewel dat [naam bedrijf BV 1] een vast bedrag mocht factureren ongeacht of verdachte de uren had gewerkt, als hij maar beschikbaar was. Ook die verklaringen lijken op elkaar afgestemd en bedoeld om de discrepantie tussen de aanzienlijke betalingen en het gebrek aan onderbouwing voor onderliggende werkzaamheden te dichten. Bovendien verhoudt die beweerdelijke betalingsafspraak zich ook niet met de wijze waarop er is gefactureerd. Er is niet met een vaste frequentie een bepaald bedrag in rekening gebracht. Integendeel, er is zeer onregelmatig gefactureerd – soms twee keer per maand, soms ineens voor drie maanden waarvan deels vooruit en soms een extra factuur voor een tijdsperiode waar al eerder voor gefactureerd was – en de bedragen lopen uiteen. Ook de gefactureerde vergoeding voor de omschrijvingen “Inhuur externe” en “extra weekend en avond werk” past niet bij een lump sum waar verdachte het mee moest doen. Dat de lump sum in 2016 het dubbele zou bedragen van die in 2015, terwijl daar de helft aan beschikbare uren tegenover zou staan, ontbeert ten slotte iedere zakelijke logica. Veeleer lijkt het erop dat via verschillende vennootschappen grote bedragen worden rondgepompt en dat een factuur wordt gestuurd als in een vennootschap geld nodig is. Naar het oordeel van de rechtbank zijn, gelet op het gebrek aan enige onderbouwing en de ongeloofwaardige verklaring van verdachte, de werkzaamheden waarvoor is gefactureerd, niet verricht.
De rechtbank komt op basis van het voorgaande tot het oordeel dat de facturen van [naam bedrijf BV 1] aan [naam holding BV 1] , bij gebreke van daar tegenoverstaande prestaties, valselijk zijn opgemaakt en vervolgens zijn gebruikt door ze af te leveren en voorhanden te hebben.
2.3.3.3. Feitelijke leiding geven
De rechtbank stelt op grond van het voorgaande vast dat het opzettelijk afleveren en voorhanden hebben van de valse facturen redelijkerwijs aan de rechtspersoon [naam bedrijf BV 1] kan worden toegerekend. Dit vanwege de aard van die gedragingen die ook in de sfeer van de rechtspersoon hebben plaatsgevonden, zoals hiervoor beschreven. Het opzet kan worden afgeleid uit de feitelijke gang van zaken binnen deze rechtspersonen. [25]
Ten aanzien van het tenlastegelegde medeplegen oordeelt de rechtbank als volgt.
Het gebruikmaken van de valse facturen, zoals ten laste gelegd, kunnen zowel aan de vennootschap [naam bedrijf BV 1] als aan [naam holding BV 1] worden toegerekend. Uit al het voorgaande blijkt duidelijk dat de feitelijk leidinggevers van de vennootschappen met elkaar afspraken hebben gemaakt over het opmaken, verzenden en betalen van de facturen.
Vervolgens moet de rechtbank beoordelen of verdachte daarvoor als opdrachtgever dan wel als feitelijke leidinggever strafrechtelijk aansprakelijk is. De rechtbank vindt dat verdachte als feitelijke leidinggever moet worden aangemerkt. Verdachte is in de ten laste gelegde periode (al dan niet middellijk via [naam stichting 1] ) enig aandeelhouder en bestuurder van [naam bedrijf BV 1] en hij heeft ook verklaard dat het zijn vennootschap is. Hij was direct betrokken bij het opmaken en gebruiken van de valse facturen en moet dus als feitelijke leidinggever van de verboden gedragingen worden aangemerkt.
Tenslotte de vraag of verdachte het feitelijke leidinggeven als medepleger heeft gedaan. Daarvan is niet gebleken en de rechtbank zal hem daarvan dan ook vrijspreken.
Conclusie
De rechtbank komt tot de conclusie dat [naam bedrijf BV 1] als medepleger met een ander de ten laste gelegde facturen valselijk heeft afgeleverd en voorhanden heeft gehad en dat verdachte daar feitelijke leiding aan heeft gegeven. Feit 2 (
eerste alternatief) kan dan ook (deels) worden bewezen.
2.3.4.
Oordeel over feit 3: (gewoonte)witwassen geldbedragen en auto
Verdachte wordt onder feit 3 verweten dat hij zich heeft schuldig gemaakt aan het medeplegen van het (gewoonte)witwassen van meerdere geldbedragen en een Citroën C1. Concreet gaat het om door [naam bedrijf BV 1] van [naam holding BV 1] ontvangen gelden, het ontvangen van contante stortingen op rekeningen van verdachte en zijn vennootschappen, het betalen van bedragen aan [medeverdachte 2] , het aankopen van een VW Golf, het betalen van de advocaat van [medeverdachte 1] en het op naam zetten van een Citroën C1.
2.3.4.1. Beoordelingskader witwassen
Voor een veroordeling voor (schuld)witwassen is vereist dat bewezen is dat een voorwerp afkomstig is uit enig misdrijf. In die gevallen dat uit het dossier niet blijkt uit welk specifiek misdrijf het voorwerp afkomstig is, kan een verdachte toch worden veroordeeld als het op basis van het dossier niet anders kan zijn dan dat het voorwerp uit enig misdrijf afkomstig is. Om te beoordelen of van die situatie sprake is, is in de rechtspraak een stappenplan ontwikkeld.
Dit stappenplan begint met dat het Openbaar Ministerie bewijs moet aandragen dat zonder meer sprake is van een vermoeden van witwassen. Als sprake is van een vermoeden van witwassen, mag van een verdachte worden verwacht dat hij dit vermoeden onderuit haalt door het geven van een concrete, verifieerbare en niet op voorhand hoogst onwaarschijnlijke verklaring over de herkomst van het voorwerp.
Als een verdachte zo’n verklaring heeft gegeven is het aan het Openbaar Ministerie om nader onderzoek te doen naar de door de verdachte gestelde herkomst van het voorwerp. Als het Openbaar Ministerie dat onderzoek heeft verricht is het aan de rechter om te oordelen of voldoende kan worden uitgesloten dat het voorwerp van de tenlastelegging een legale herkomst heeft en dat een criminele herkomst de enige aanvaardbare verklaring is. Als een legale herkomst kan worden uitgesloten is bewezen dat het voorwerp ‘uit enig misdrijf afkomstig is’.
2.3.4.2. Vrijspraak van het witwassen van het geldbedrag ontvangen naar aanleiding van valse facturen
De rechtbank heeft hiervoor in rubriek 2.3.3. vastgesteld dat de onder feit 2 ten laste gelegde facturen vals zijn. Uit het rekeningoverzicht van [naam bedrijf BV 1] blijkt dat in de periode van 25 mei 2015 tot en met 29 augustus 2017 in totaal 243.210 euro is bijgeschreven door [naam holding BV 1] . Hiervoor in rubriek 2.3.3. is vastgesteld dat een gedeelte van dit bedrag, 158.510 euro, is betaald naar aanleiding van de valse facturen. De rechtbank ziet zich voor de vraag gesteld of verdachte deze ontvangen geldbedragen heeft witgewassen.
Gronddelict?
Volgens de officier van justitie is 158.510 euro afkomstig uit de door verdachte onder feit 2 gepleegde valsheid in geschrift, omdat [medeverdachte 6] dit bedrag op grond van de valse facturen heeft betaald.
De rechtbank overweegt hiertoe dat voorwerpen in beginsel slechts kunnen worden aangemerkt als ‘afkomstig (...) uit enig misdrijf’ in de zin van de artikelen 420bis en 420ter Sr indien zij afkomstig zijn uit een misdrijf gepleegd voorafgaand aan de in artikel 420bis Sr genoemde delictsgedragingen. Dat het geld door [naam holding BV 1] onverschuldigd is betaald omdat die betalingen slechts voor de buitenwereld zijn toegedekt met valse facturen, betekent nog niet dat dat geld op zichzelf afkomstig is van een misdrijf op het moment dat de vennootschap van verdachte daarover kon beschikken. Voorwerpen ‘met behulp waarvan’ een misdrijf is begaan, zijn niet reeds daardoor ‘afkomstig’ uit enig misdrijf. [26] De bedragen ontvangen naar aanleiding van de facturen zijn dan ook niet afkomstig uit het misdrijf valsheid in geschrift.
Afkomstig uit enig misdrijf?
Hoewel het op zijn minst opmerkelijk is te noemen dat [naam holding BV 1] onverplicht een zeer groot bedrag heeft betaald aan [naam bedrijf BV 1] , bevat – zoals ook door de officier van justitie aangehaald – het dossier geen aanwijzingen dat de door [naam holding BV 1] betaalde geldbedragen afkomstig zijn uit enig misdrijf. Er bestaat dan ook geen witwasvermoeden, zodat ook niet kan worden bewezen dat verdachte deze bedragen heeft witgewassen. Verdachte zal van dit onderdeel van de tenlastelegging worden vrijgesproken.
2.3.4.3. 137.760 euro aan contante stortingen
Uit onderzoek naar de bankrekeningen van verdachte, zijn vennootschappen en zijn stichting is gebleken dat in de periode van 10 juni 2015 tot en met 14 maart 2017 meerdere contante stortingen hebben plaatsgevonden. Op de bankrekening van [naam bedrijf BV 1] zijn vijftien stortingen te zien met een totaalbedrag van 78.350 euro. [27] De bankrekening van [naam stichting 1] heeft drie stortingen ontvangen met een totaalbedrag van 35.000 euro. [28] Op de rekening op naam van [naam bedrijf BV 2] is op 23 september 2015 10.000 euro contant gestort. [29] Ten slotte zijn op de privérekening van verdachte zes stortingen te zien met een totaalbedrag van 15.090 euro. [30]
De eerste contante storting dateert van 18 februari 2015, de laatste contante storting dateert van 28 augustus 2017. Uit de overzichten van de rekeningen van [naam bedrijf BV 1] en verdachte blijkt dat er ook contante opnamen van respectievelijk 110 euro en 570 euro hebben plaatsgevonden. [31] Het ten laste gelegde geldbedrag van 137.760 euro bestaat uit het totaal aan contante stortingen minus de contante opnamen.
Op basis van het dossier kan niet worden vastgesteld dat de contant gestorte geldbedragen op de bankrekeningen van verdachte en zijn bedrijven afkomstig zijn van een specifiek misdrijf. Voor de vraag of de geldbedragen uit enig misdrijf afkomstig zijn, moet de rechtbank de verschillende stappen van het stappenplan langslopen.
Vermoeden van witwassen?
Van een vermoeden van witwassen bij bovengenoemde contant gestorte geldbedragen is echter wel sprake. Daarvoor is de omvang van de contante stortingen van belang en de omstandigheid dat tijdens de doorzoeking in de administratie van verdachte niets over deze stortingen is teruggevonden.
Daarbij komt dat uit iMessage-berichten blijkt dat [medeverdachte 2] aan verdachte vraagt:
“Hoeveel kunnen we max nog doen dit jaar?”, waarna verdachte met een voorstel komt om met geld van [naam bedrijf BV 1] een woning te kopen die maximaal 250.000 euro mag kosten en [medeverdachte 2] daarmee instemt (zie ook rubriek 2.3.5.). [32] Dit is een aanwijzing dat [medeverdachte 2] iets te zeggen had over de manier waarop geld dat – in ieder geval op papier – aan [naam bedrijf BV 1] toebehoorde, moest worden besteed. Ten slotte zijn diverse betalingen niet vanuit het belang van de vennootschap te verklaren en leggen geldstromen onlogische routes af.
Al deze omstandigheden maken dat er een vermoeden is van witwassen.
Een concrete, verifieerbare en niet op voorhand hoogst onwaarschijnlijke verklaring over de herkomst van het geld?
Verdachte heeft bij het eerste politieverhoor op 13 september 2018 verklaard dat hij 60.000 euro contant had gespaard en gestort op de bankrekeningen van zijn vennootschap. Hij werd voornamelijk door zijn Surinaamse klanten contant betaald. Dat is in Suriname een normale gang van zaken. Verdachte heeft het geld verdiend met zijn administratieve werkzaamheden in Suriname voor Chinese supermarkten en restaurants. De administratie ligt bij zijn Surinaamse klanten. De werkzaamheden werden niet gefactureerd, hij heeft wel een kwitantie ondertekend voor ontvangst.
Op 30 november 2020 heeft de verdediging meerdere documenten overgelegd ter onderbouwing van de contante stortingen, waaronder een aangifte inkomstenbelasting en een kasoverzicht inzake de contante gelden waarover verdachte en zijn vennootschappen in de periode 1 januari 2015 tot en met 28 augustus 2017 konden beschikken. Daarnaast heeft de verdediging getekende verklaringen van Surinaamse supermarkthouders en restauranteigenaren overgelegd waarin staat dat verdachte geld heeft ontvangen voor zijn werkzaamheden. Ten slotte heeft de verdediging een e-mail met een boekingsbevestiging van een vlucht van Amsterdam naar Paramaribo van 18 juni 2019 overgelegd.
Op de zitting heeft verdachte verklaard dat hij het geld in de kas had gespaard. Hij kon geld sparen omdat hij van 2001 tot en met 2014 bij zijn ouders heeft gewoond. Ook heeft verdachte geld van zijn vader gekregen. Op de zitting heeft de verdediging een lijst overgelegd met namen en geldbedragen die verdachte van Nederlandse klanten contant zou hebben ontvangen. Ook heeft verdachte verklaard dat hij 7.500 euro huurontvangsten had uit de woning aan [adres 2] , dat hij 14.500 euro had ontvangen via [medeverdachte 2] voor een factuur die [naam klant] had voldaan en dat hij 27.500 euro had ontvangen voor de verkoop van een Volkswagen Golf.
De rechtbank is van oordeel dat de verklaring van verdachte over de herkomst van het geld niet voldoet aan de eisen dat die als concreet, min of meer verifieerbaar en niet op voorhand hoogst onwaarschijnlijk kan worden aangemerkt, zoals hierna per onderdeel zal worden toegelicht.
Betalingen Surinaamse klanten, 60.500 euro
Daarvoor is van belang dat de door de verdediging overgelegde verklaringen van de Surinaamse supermarkt- en restauranthouders die 60.500 euro aan contant geld zouden moeten verklaren, in een laat stadium zijn overgelegd, van zeer algemene aard en gedicteerd zijn en dat daarbij geen kopieën van identiteitsbewijzen zijn gevoegd. Daardoor zijn de verklaringen niet of nauwelijks te verifiëren. Daarnaast volgt uit het door de verdediging overgelegde kasoverzicht dat de Surinaamse klanten aanzienlijke bedragen in euro’s (in totaal meer dan 5.000 euro per week) zouden hebben betaald, hetgeen de rechtbank erg onwaarschijnlijk vindt. Bovendien betreft het werkzaamheden die die in zeer korte tijd door verdachte zouden zijn verricht en waarvan op de laptop van verdachte niets is teruggevonden. Daarom vindt de rechtbank deze verklaring op voorhand hoogst onwaarschijnlijk.
Startkapitaal, 20.000 euro
Verdachte heeft verklaard dat hij 20.000 euro contant aan startkapitaal voorhanden had, omdat dit zijn spaargeld was. Nog los van het feit dat het hoogst ongebruikelijk is om dergelijke grote contante bedragen thuis te hebben, is het ook niet geloofwaardig dat verdachte 13 jaar lang geen cent van zijn zakgeld zou hebben uitgegeven, zou hij dat geld op zijn leeftijd al daadwerkelijk nog gekregen hebben van zijn ouders. Hierbij komt dat de verklaring van verdachte dat hij zijn spaargeld in zijn vennootschap had gestoken pas naar voren kwam toen hij ermee werd geconfronteerd dat zijn verklaring dat het contante geld afkomstig is van klanten uit Suriname niet sluitend is. Op 23 september 2015 had hij immers pas voor 20.000 euro aan kwitanties uitgeschreven, terwijl hij op die dag in totaal 30.000 euro contant heeft gestort op rekeningen van zijn vennootschappen en op zijn privérekening. Het heeft er daarom alle schijn van dat verdachte het startkapitaal heeft opgevoerd om dit gat in zijn eerder verklaring te dichten. De rechtbank vindt die verklaring daarom op voorhand hoogst onwaarschijnlijk.
Huurontvangsten, 3 x 2.500 euro
De verklaring dat verdachte 7.500 euro contant heeft ontvangen van huurder [persoon 2] voor de woning aan [adres 2] , heeft verdachte niet onderbouwd. Dit kan op grond van de pas op de zitting ingeleverde, niet-ondertekende huurovereenkomst niet meer worden geverifieerd. Bovendien blijkt daaruit niet dat contant is betaald. Een contra-indicatie voor deze huurontvangsten blijkt verder uit rubriek 2.3.5., waarin wordt uiteengezet dat de woning aan [adres 2] van meet af aan bestemd was voor [medeverdachte 2] . Verdachte heeft tot slot tegenstrijdig verklaard over de vraag of hij nu wel of geen huur ontving voor de woning, of dat hij alleen een onkostenvergoeding ontving. Ook heeft hij tegenstrijdig verklaard over van wie hij dat ontving, van [medeverdachte 2] of de op zitting genoemde [persoon 2] . Daarom vindt de rechtbank deze verklaring niet alleen niet verifieerbaar, maar ook op voorhand hoogst onwaarschijnlijk.
[naam klant] , 14.500 euro
Verdachte heeft verklaard dat [medeverdachte 2] in zijn hoedanigheid als werknemer van [naam bedrijf BV 1] het Britse autobedrijf [naam klant] als klant heeft aangebracht. [naam klant] zou vervolgens als ‘klant EU’ een factuur van 14.500 euro contant aan [medeverdachte 2] hebben voldaan. [medeverdachte 2] zou dat bedrag aan verdachte hebben gegeven. Zoals hiervoor onder 2.3.2.3 al is vastgesteld, betrof de arbeidsovereenkomst van [medeverdachte 2] een fictief dienstverband. [medeverdachte 2] heeft ook verklaard geen klanten voor [naam bedrijf BV 1] te hebben binnengebracht en uit iMessage-berichten volgt dat verdachte niets weet van een klant in het Verenigd Koninkrijk. Reeds daarom vindt de rechtbank deze verklaring op voorhand hoogst onwaarschijnlijk. Bovendien volgt uit aantekeningen op de factuur aan [naam klant] dat met de datum van ontvangst van het bedrag lijkt te zijn gesjoemeld. Uit Ennetcom-berichten komt [naam klant] ten slotte naar voren als betrokken bij hawala-bankieren. [33]
Inkomsten uit verkoop Volkswagen Golf, 27.500 euro
Dit betreft de Volkswagen Golf met kenteken [kenteken 1] (hierna: de Golf), waarvan de rechtbank in het vonnis van 11 oktober 2021 van [medeverdachte 5] heeft vastgesteld dat die, ondanks tenaamstellingen op naam van andere (rechts)personen, toebehoorde aan [medeverdachte 3] . Hierna in rubriek 2.3.4.4. zal de rechtbank uiteenzetten waarom, ook toen [naam bedrijf BV 2] dezelfde Golf later kocht van het Openbaar Ministerie, deze nog steeds feitelijk aan [medeverdachte 3] toebehoorde. De Golf is dus nooit daadwerkelijk eigendom geweest van [naam bedrijf BV 2] Die gang van zaken maakt dat de rechtbank de verklaring van verdachte over ontvangen contanten bij verkoop van de Golf hoogst onwaarschijnlijk acht.
Betalingen Nederlandse klanten, 19.140 euro
De lijst met Nederlandse klanten die contant zouden hebben betaald is pas op de zitting overgelegd en daardoor niet verifieerbaar. Daarbij vindt de rechtbank het ook hoogst onwaarschijnlijk dat Nederlandse MKB-klanten in Nederland contant betalen aan hun boekhouder, juist nu verdachte bij de politie heeft verklaard dat hij liever giraal wordt betaald.
Gelet op het voorgaande vindt de rechtbank dat geen sprake is van een verklaring die het vermoeden van witwassen weerlegt, zodat het niet anders kan zijn dat het geldbedrag van totaal 137.760 euro aan contante stortingen uit misdrijf afkomstig is en dat verdachte dat wist. De rechtbank vindt dan ook dat verdachte de 137.760 euro aan contante stortingen heeft witgewassen.
2.3.4.4. 25.000 euro ten behoeve van de Golf
Ten aanzien van de Golf heeft de rechtbank in het vonnis van 11 oktober 2021 van [medeverdachte 5] geoordeeld dat deze, ondanks tenaamstellingen op naam van andere (rechts)personen, feitelijk toebehoorde aan [medeverdachte 3] . Uit het eigendomsonderzoek naar de Golf blijkt dat [medeverdachte 3] op 13 september 2014, 22 november 2014, 4 maart 2015 en 10 maart 2015 werd gesignaleerd als bestuurder van het voertuig. [34] De Golf heeft tussen 30 september 2014 en 5 juli 2016 op naam van vijf (rechts)personen gestaan die allen te linken zijn aan [medeverdachte 3] . [35]
Op 13 mei 2015 is de Golf door de politie in conservatoir beslag genomen onder en ten laste van [medeverdachte 3] , die de auto bestuurde. [36]
Het dossier bevat de volgende Ennetcom-berichten tussen [medeverdachte 3] en [medeverdachte 2] :
2 augustus 2015
[medeverdachte 3] : Tsja lastig voor jullie. Broer ik ga die golf zekerstellen. Volgens mij maakt het dan niet uit wie er in rijd ze mogen er dan niet meer aan komen. Zeker gesteld is zeker gesteld. Broer is het mogelijk dat [medeverdachte 5] dat bedrag stort op die cenrale rek van [naam rekening] . Want moet
we'll herleid baar zijn. Snap je. lk geef het jullie dan. En miss heeft [medeverdachte 5] alwat voor mij.
[medeverdachte 2] : Voor hoeveel wordt ie zekergesteld?
[medeverdachte 3] : Denk dat het rond de dertig zal hangen. Als we geluk hebben 25. [37]
3 augustus 2015:
[medeverdachte 2] : Broer ik heb [medeverdachte 5] gesproken op zijn rekening storten zelf gaat niet omdat hij nog niet zoveel winst heeft gemaakt en ook op de balans komt dat bedrag niet voor het kan wel via andere mensen van hem die ik ook net heb gezien die vragen l0 procent tot aan l00K en I procent vanaf 100K dan maken ze het legaal en betalen ze belasting erover
[medeverdachte 3] : Hmm dus het kan.
[medeverdachte 2] : Ja broer het kan wel dan maken zij het wit en storten het door met facturen en al naar [medeverdachte 5] en dan regelt hij het weer met OM tot aan 100K 10 procent en vanaf 100K 8 procent dan maken ze het legaal en betalen ze belasting erover. [38]
22 september 2015
[medeverdachte 2] : € 25.000,- + € 2.500,- de kosten voor het wit maken! Totaal € 27.500,- wordt dan van jou verwacht! Morgen wordt het bedrag overgemaakt naar [naam rekening] en op wie zijn naam komt die auto? De betalende bedrijf moet anders kan die een probleem krijgen! Hoezo betalen zij dat bedrag en van wie is dat bedrag dan afkomstig snapje? [39]
Op 22 september 2015 wordt het volgende gesprek gevoerd tussen [medeverdachte 2] en [verdachte] via iMessage: [40]
[verdachte] : Broer klopt het wel, ik mis een stuk?
[medeverdachte 2] : 30 broertje 25 naar die ene rekening 5 naar mij
[medeverdachte 2] : De commissie komt als het is gedaan
(…)
[medeverdachte 2] : Die man werkt sinds slechte ervaring met Albert nu zo!
[verdachte] : Auto word overgeschreven of nier
(…)
[verdachte] : Wie gaat factuurtje geven
(…)
[medeverdachte 2] : Als die wordt vrijgegeven dan komt ie waarschijnlijk op die persoon zijn eigen naam
[verdachte] : Oke ik hoor wel
[medeverdachte 2] : Morgen is het geregeld?
Op 23 september 2015 ontving het Openbaar Ministerie een bedrag van 25.000 euro voor de aankoop van de Golf. Het geld werd overgemaakt vanuit een ING-rekening, geopend op naam van [naam bedrijf BV 2] Als rekeninghouder stond verdachte geregistreerd. Bij het openen van de rekening werd door verdachte ter plekke 10.000 euro contant gestort. [41] Op dezelfde dag werd nog twee keer 10.000 euro op de rekening van [naam bedrijf BV 2] bijgeschreven, ten laste van [naam stichting 1] en [naam bedrijf BV 1] . De 5.000 euro die op de rekening van de [naam bedrijf BV 2] Company overbleef na de betaling aan het Openbaar Ministerie werd op dezelfde dag door verdachte overgemaakt naar de rekening van [medeverdachte 2] . De bankrekening is vervolgens geblokkeerd door ING, omdat de verdachte niet heeft voldaan aan het opsturen van relevante stukken zoals een inschrijving van [naam bedrijf BV 2] bij de Kamer van Koophandel. [42]
Schematisch zien de geldstromen er als volgt uit: [43]
Na de aankoop van de Golf door [naam bedrijf BV 2] is het kenteken op 13 oktober 2015 overgeschreven van de Dienst Domeinen naar [persoon 5] , de vriendin van [medeverdachte 3] . Op 18 maart 2016 is het kenteken overgeschreven naar [medeverdachte 3] . [44]
De Golf heeft steeds op naam van andere kentekenhouders gestaan, maar is feitelijk in bezit gebleven bij [medeverdachte 3] . [medeverdachte 3] heeft [medeverdachte 2] bijna letterlijk gevraagd of ‘ [medeverdachte 5] ’ het geld wit kan maken en vervolgens kan overmaken op de bankrekening van het Openbaar Ministerie. Vervolgens heeft verdachte contant geld gestort op drie verschillende rekeningen en 20.000 euro daarvan direct weer overgeboekt naar de rekening waarvan de betaling voor de Golf is voldaan. Tussen [medeverdachte 2] en [verdachte] wordt gesproken over ‘25 naar die ene rekening en 5 naar de andere rekening’, hetgeen vervolgens ook is gebeurd: na betaling van de Golf wordt nog 5.000 euro naar de bankrekening van [medeverdachte 2] geboekt. Deze gang van zaken kan niet anders worden gezien dan als handelingen die tot doel hebben te verhullen waar het geld waarmee de Golf wordt betaald daadwerkelijk vandaan komt.
Ten aanzien van de contante geldstromen kan de rechtbank op basis van het onderzoek niet vaststellen dat de 30.000 euro afkomstig is van een specifiek misdrijf. Wel is op basis van deze gang van zaken sprake van een witwasvermoeden voor de door verdachte contant gestorte bedragen. Verdachte heeft daarover verklaard dat hij de Golf kocht om vervolgens te gaan verhuren en dat hij het voertuig heeft aangekocht met geld uit Suriname. Die verklaring over de herkomst van de gelden is gelet op de conclusie over de inkomsten uit Suriname hiervoor onder rubriek 2.3.4.3. voor de rechtbank niet verifieerbaar en ook hoogst onwaarschijnlijk. Dit betekent dat het niet anders kan dan dat die 30.000 euro van misdrijf afkomstig is.
Ten aanzien van de twee contante stortingen van 10.000 euro op de rekening van [naam bedrijf BV 1] respectievelijke [naam stichting 1] geldt dat die vermengd zijn met het vermogen van deze rechtspersonen alvorens dit geld is overgeboekt naar de rekening van [naam bedrijf BV 2]
Die rechtspersonen beschikten immers ook over vermogen waarvan niet is vastgesteld dat het uit enig misdrijf afkomstig is. Daardoor is niet meer individualiseerbaar van welk deel van het saldo welke betaling is verricht.
De rechtbank ziet zich daarom voor de vraag gesteld of sprake is van vermenging van legaal en illegaal verkregen gelden, waardoor het vermengde girale vermogen kan worden aangemerkt als ‘mede’ of ‘deels’ uit misdrijf afkomstig. De rechtbank oordeelt dat dat het geval is. De aanwezigheid in een vermogen van bestanddelen met een criminele herkomst brengt op zichzelf nog niet mee dat het gehele vermogen als van enig misdrijf afkomstig dient te worden aangemerkt. In dit geval is echter sprake van substantiële stortingen, 138.440 euro in totaal. Bovendien volgt het witwassen direct op de vermenging en lijkt geen sprake van een incidenteel karakter van de vermenging.
Dat bij elkaar maakt dat de rechtbank bewezen verklaart dat verdachte het geldbedrag van 25.000 euro heeft witgewassen, nu dat bedrag is betaald ten behoeve van de Golf en onmiddellijk of middellijk, afkomstig was uit enig misdrijf.
2.3.4.5. Citroën C1 met kenteken [kenteken 2] ten behoeve van [persoon 3]
Het dossier bevat de volgende Ennetcom-berichten verstuurd door [medeverdachte 2] naar een onbekend persoon op 1 september 2015:
[medeverdachte 2] : Oke broer [persoon 3] vroeg om een goedkope kleine auto
(..)
[medeverdachte 2] : Je hebt gelijk bro ze krijgt autootje maar dan moet ze wel blokken rijden! [45]
[medeverdachte 2] heeft in een eerder onderzoek verklaard dat hij een relatie had met [persoon 3] . Enkele dagen na dit Ennetcom-gesprek werd een auto op naam van [persoon 3] ingeschreven. Het betrof een Citroën C1 met kenteken [kenteken 2] . [naam bedrijf BV 1] was vanaf dat moment de aansprakelijke van die Citroën. [46]
Verdachte heeft verklaard dat [persoon 3] problemen had met de gemeente. Ze kon de gemeentebelasting niet betalen en de gemeente wilde dit niet kwijtschelden als zij een voertuig op haar naam had. [medeverdachte 2] had daarom aan verdachte gevraagd of hij het kenteken van het voertuig op naam van de B.V. te zetten. Dat heeft verdachte toen gedaan. [persoon 3] betaalde verdachte via de bank. [47]
De rechtbank oordeelt dat uit het voorgaande blijkt dat verdachte de Citroën C1 heeft witgewassen doordat hij de werkelijke rechthebbende van de Citroën C1 heeft verhuld.
2.3.4.6. 30.000 euro ten behoeve van de betaling van advocaat [naam advocaat]
Het dossier bevat de volgende Ennetcom-berichten van 15 oktober 2015 tussen [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] :
[medeverdachte 1] : Ee broo vraag je kan je iemand die 15 kop kan storten naar advo kantoor dan geef ik hem contacnt
[medeverdachte 2] : Ja broer dat moet wel lukken! Ze vragen wel 10 procent witwas kosten! Zijn hindoestanen bro!
[medeverdachte 1] : Oke afff haal het van me buitje af van V gekkk !!!
[medeverdachte 2] : Okidoki bro! Ik stuur later precies wat er is uitgegeven en wat er ligt bro! Heb je advocaat naam en rekeningnummer voor mij?
[medeverdachte 1] : W8 ik stuur je zo broo
[medeverdachte 1] : Maar 10% is wel veel bro of niet ??
[medeverdachte 1] : Die 15 is gewoon in tata he broo niet naar over kant !!
[medeverdachte 2] : Nee broer snap ik! Ja broer ik ga even met die Hindoestanen praten om te drukken naar 5 procent zij moeten facturen maken etc. om het wit te maken! Komt goed bro! Ik meld jou als ik hun heb gesproken! [48]
In de laptop van verdachte zijn de volgende iMessage-berichten aangetroffen op het account van verdachte:
19 oktober 2015
[medeverdachte 2] : [rekeningnummer advocatenkantoor]
(..)
[verdachte] : Die van advocaat is morgen betaald en de rest mag ie brengen wanneer je kan
[verdachte] : Gaat wel even tot volgende week deuren denk ik voor betaald kan worden [49]
20 oktober 2015
[medeverdachte 2] : Broertje hoelaat maak jij het over?
[verdachte] : Ik denk om 16 uur want ik wacht op geld hij heeft Rabobank
(..)
[verdachte] : Wat is betalingskenmerk van advocaat
[medeverdachte 2] : Geen
(..)
[medeverdachte 2] : Zij moet uren verrekenen
[verdachte] : Dan doe ik zonder kenemerk
[medeverdachte 2] : Komt later met een factuur naar jou toe
[verdachte] : Yes! [50]
23 oktober 2015
[medeverdachte 2] : [naam] ! Bij de betaling van Maandag moet dit dossier nummer worden vermeld! Dossier nummer F 20.0414.15. [51]
Transacties
Op het rekeningoverzicht van de bankrekening van [naam bedrijf BV 1] is te zien dat op 20 oktober 2015 zonder omschrijving een betaling van 15.000 euro werd gedaan aan [naam advocatenkantoor] . [52] Diezelfde dag werd daaraan voorafgaand op de rekening van [naam bedrijf BV 1] 18.500 euro gestort door [handelsnaam 1] . [53]
Vervolgens is op de bankrekening van [naam bedrijf BV 1] te zien dat op 26 oktober 2015 wederom 15.000 euro werd overgemaakt naar [naam advocatenkantoor] . [54] Diezelfde dag werd op de rekening van [naam bedrijf BV 1] 15.000 euro gestort door verdachte.
Schematisch ziet dat er als volgt uit [55] :
Verdachte heeft bij de politie en op de zitting verklaard dat hij het geld aan [medeverdachte 2] had geleend, omdat hij zijn advocaat wilde betalen. Hiervan is geen leningsovereenkomst opgemaakt. Verdachte had tegen [medeverdachte 2] gezegd dat hij een factuur wilde hebben als bewijs. [medeverdachte 2] heeft het bedrag nog niet terugbetaald. Op de vraag waarom dat dan via [naam bedrijf BV 1] moest lopen en hoe dat in het belang was van de vennootschap, moest verdachte het antwoord schuldig blijven.
De rechtbank spreekt verdachte partieel vrij van het witwassen van de eerste betaling van 15.000 euro aan mr. [naam advocaat] . Voor dat gedeelte ziet de rechtbank in de iMessage-berichten een directe koppeling tussen de bijschrijving door [handelsnaam 1] en de overboeking naar mr. [naam advocaat] op dezelfde dag. In die berichten wordt immers duidelijk dat er gewacht moet worden op het geld van “die man die Rabobank heeft” voordat de advocaat kan worden betaald. Op het door verdachte gecommuniceerde moment waarop die betaling wordt verwacht, ontvangt [naam bedrijf BV 1] de bijschrijving van [handelsnaam 1] (vanaf een Rabobankrekening) en die wordt ook vrijwel direct doorgeboekt naar de rekening van de advocaat. Nu er op dat moment kennelijk geen geld op de rekening van [naam bedrijf BV 1] stond, gaat de rechtbank ervan uit dat het van [handelsnaam 1] ontvangen geld direct is doorgestort naar de rekening van de advocaat, zodat er geen sprake is van vermenging, althans dat het bedrag afkomstig van [handelsnaam 1] significant groter was dan het saldo op de rekening van [naam bedrijf BV 1] op dat moment. Nu uit rubriek 2.3.4.2. volgt dat niet kan worden vastgesteld dat het geld dat vanuit [naam holding BV 1] / [handelsnaam 1] naar [naam bedrijf BV 1] is gegaan een criminele herkomst heeft en ook vermenging van deze storting met geld op de rekening van [naam bedrijf BV 1] dat die criminele herkomst wel heeft niet kan worden vastgesteld, kan niet worden vastgesteld dat de 15.000 euro die als eerste is betaald aan de advocaat afkomstig is uit enig misdrijf.
De tweede betaling van 15.000 euro is afkomstig vanuit de privérekening van verdachte die, zoals hiervoor onder rubriek 2.3.4.3 is vastgesteld, tenminste deels is gevoed met contant geld dat afkomstig is van enig misdrijf. De 15.000 euro is vervolgens overgemaakt naar de bankrekening van [naam bedrijf BV 1] die voor een nog groter bedrag is gefinancierd met geld afkomstig uit enig misdrijf (zie ook rubriek 2.3.4.3). Voor zover er op die beide rekeningen ook geld stond met een legale herkomst is sprake van vermenging, zodat de betaling van de 15.000 euro kan worden aangemerkt als ‘mede’ of ‘deels’ uit misdrijf afkomstig. Bovendien volgt uit de iMessage- en Ennetcom-berichten dat [medeverdachte 1] zijn advocaat moest betalen, maar dat hij dat niet vanuit een bankrekening op zijn eigen naam kon doen en dat verdachte daarvoor is ingeschakeld. Zelfs al zou [medeverdachte 2] tegen verdachte hebben gezegd dat het voor zijn eigen advocaat was, dan neemt dat niet weg dat verdachte door zo te handelen heeft verhuld wat de herkomst was van het geld dat aan de advocaat is betaald. Verdachte heeft dit geld dus witgewassen.
2.3.4.7. 8.062,26 euro aan salarisbetalingen [medeverdachte 2]
Op de bankrekening van [naam bedrijf BV 1] is te zien dat [medeverdachte 2] tussen 26 oktober 2015 en 11 mei 2016 totaal 8.062,26 euro heeft ontvangen onder de omschrijvingen salaris en vakantiegeld. [56] Zoals hiervoor in rubriek 2.3.2.3. is vastgesteld, was er sprake van een gefingeerd dienstverband tussen [naam bedrijf BV 1] en [medeverdachte 2] . Nu de betalingen zijn gedaan vanaf de rekening van [naam bedrijf BV 1] en daarvan is vastgesteld dat die voor een groot deel gevoed werd met geld met een criminele herkomst, is het geld dat aan [medeverdachte 2] is betaald tenminste deels uit misdrijf afkomstig en door verdachte witgewassen. Door het bedrag onder het mom van salarisbetalingen aan [medeverdachte 2] te voldoen, heeft verdachte immers de werkelijke aard van het geldbedrag verhuld.
2.3.4.8. Medeplegen
Ten aanzien van het tenlastegelegde medeplegen oordeelt de rechtbank als volgt.
Het witwassen van de ontvangen- en uitgegeven bedragen en de goederen, zoals ten laste gelegd, kunnen zowel aan verdachte als aan zijn vennootschap [naam bedrijf BV 1] als – met uitzondering van de contante stortingen - aan [medeverdachte 2] worden toegerekend. Verdachte heeft zelf de ten laste gelegde handelingen begaan. Omdat de ten laste gelegde gedragingen hebben plaatsgevonden en zijn verricht in de sfeer van de rechtspersoon en het opzet kan worden afgeleid uit de feitelijke gang van zaken binnen deze rechtspersoon, worden deze ook aan de rechtspersoon toegerekend. Daarnaast is ten aanzien van de alle tenlastegelegde witwasfeiten - met uitzondering van de contante storingen op de rekeningen die gelieerd zijn aan verdachte en/of zijn vennootschappen - ook sprake van medeplegen met [medeverdachte 2] , gelet op zijn uit de Ennetcom-berichten en iMessages blijkende directe betrokkenheid daarbij en het feit dat hij witgewassen bedragen heeft ontvangen.
Van het medeplegen met [naam bedrijf BV 1] wordt verdachte vrijgesproken. Dit omdat verdachte wordt aangemerkt als feitelijke leidinggever van [naam bedrijf BV 1] en hij daarmee in dit geval niet het feit heeft medegepleegd. Zie hiervoor de overweging onder 2.3.2.3. (feit 1).
2.3.4.9. Gewoontewitwassen
Gelet op de lange periode waarin verdachte zich heeft schuldig gemaakt aan het witwassen van de geldbedragen en de Citroen C1, vindt de rechtbank de strafverzwarende omstandigheid van het maken van een gewoonte van witwassen bewezen.
2.3.5.
Oordeel over feit 4: witwassen appartement en recht van hypotheek
Het dossier bevat onder meer de volgende iMessage-berichten tussen [medeverdachte 2] en verdachte:
11 februari 2016
[medeverdachte 2] : [naam] , wat is het max wat gedaan kan worden voor dit jaar?
[verdachte] : Morgen [medeverdachte 2] , nu ik het een en ander heb uitgezocht inzake een woning kan ik he het volgende berichten. We kunnen een huis aankopen en deze zal dan aangekocht worden door ons bedrijf deze zou jij dan weer kunnen huren met huursubsidie. Als dit je wat lijkt laat het me weten.
[medeverdachte 2] : Ja dag lijkt mij wel wat, meer uitleg aub!
[verdachte] : Wij gaan de woning van maximaal 250000 euro aankopen en middels een verhuurcontract verhuren aan jouw dit doen wij natuurlijk onder de huurtoeslagnorm waardoor de huur voor jouw draagbaar is en waardoor je recht heb huurtoeslag als je meer info wilt hebben inzake dit meld me maar.
[medeverdachte 2] : Oke [naam] ! Maar kunnen jullie ook een woning kopen tot maximaal 250k of kan meer ook?
[verdachte] : Nee, maximum is echt maar 250k.
(..)
[medeverdachte 2] : [naam] ! Die servicekosten nekken je!
[verdachte] : Ik zei je zoek een andere stad omgeving Amsterdam
[verdachte] : Hoeveel slaapkamer
[medeverdachte 2] : Minimaal 2
13 februari 2016
[verdachte] : Als je me aangeeft wanneer je terug bent dan kan ik een bezichtiging doen. [57]
Op 10 oktober 2016 werd het appartement aan [adres 2] aan [naam bedrijf BV 1] geleverd met een koopprijs van 245.000 euro [58] Vervolgens werd het appartement op 30 maart 2017 geleverd aan [naam vastgoed BV] (hierna: [naam vastgoed BV] ). [59] Uit de akte van levering volgt dat de koopprijs van 251.000 euro verschuldigd bleef en werd omgezet in een lening van [naam bedrijf BV 1] aan [naam vastgoed BV] . [60]
[naam vastgoed BV] werd opgericht op 10 maart 2017. Bestuurder en enig aandeelhouder van het bedrijf is [persoon 4] , de moeder van [medeverdachte 2] . [61]
Op 22 december 2016 vindt de volgende berichtenwisseling plaats tussen verdachte en [medeverdachte 2] :
[medeverdachte 2] : Wanneer wil je langs notaris gaan etc?
[verdachte] : Volgend jaar maart ofzo?
[verdachte] : maart 2017?
[medeverdachte 2] : Is dat nog voor die 6 maanden grens [naam] ?
(..)
[verdachte] : 50-50% aandelen of alleen op mama naam die aandelen?
[medeverdachte 2] : Leg mij even uit wat het verschil is [naam] met 50/50 en alleen haar naam?
[verdachte] : 50-50% is dat ik de helft van de aandelen op naam krijg
[verdachte] : En volledig is alleen haar naam
[verdachte] : Alleen de kans bestaat dat notaris gaat vragen waarom verkoop je woning zonder dat geld krijgt
[medeverdachte 2] : En wat is verstandiger [naam] ?
[verdachte] : Bij 50% is onopvallender
[verdachte] : Ik zal hypotheek akte laten opstellen maar niet laten deponeren bij kadaster. [62]
Op 29 september 2017 wordt een gesprek tussen [medeverdachte 2] en zijn bezoek, onder andere zijn moeder, in het Justitieel Complex Zaanstad opgenomen. [medeverdachte 2] zegt hierin onder meer het volgende: [63]
[medeverdachte 2] : ‘Hij heeft de woning aan mij verkocht. (…) Ik moest hem nog de betaling doen. (…) Ik zei, het is goed, ze mogen het in beslag nemen. (…) Wanneer de zaak in de Rechtbank komt, in zijn boeken staat vermeld, “ik moet nog geld van hem ontvangen.” Het ding is van mij. (…) Anders deden ze ook mij van Money Laundering beschuldigen.”
Tijdens het verhoor bij de rechter-commissaris heeft [medeverdachte 2] verklaard dat hij verbleef in de woning aan [adres 2] . [64]
Op 25 april 2018 verleende [naam vastgoed BV] het recht van hypotheek op het appartement aan [naam bedrijf BV 1] tot zekerheid voor de betaling van de nog verschuldigde koopprijs. [65]
Verdachte heeft bij de politie verklaard dat hij het appartement had gekocht, zodat hij dichter bij zijn werk zou kunnen wonen. Hij en zijn vrouw hebben er echter nooit gewoond. Het appartement stond leeg, daarom heeft [medeverdachte 2] er een tijdje gewoond. [medeverdachte 2] betaalde hiervoor contant een bijdrage aan verdachte. [medeverdachte 2] wilde het appartement kopen, maar had hier niet genoeg geld voor. Verdachte heeft toen in goed vertrouwen een achtergestelde lening aan [medeverdachte 2] verstrekt vanuit [naam bedrijf BV 1] . Die lening is vastgelegd in de akte van levering bij de notaris. [naam vastgoed BV] is opgericht voor de aankoop van het appartement aan [adres 2] . Verdachte dacht dat hij een recht van hypotheek had gekregen op het appartementsrecht maar dat bleek later niet zo te zijn en toen heeft hij dat alsnog geregeld.
Appartement
Uit het voorgaande concludeert de rechtbank dat verdachte met deze constructie heeft verhuld dat [medeverdachte 2] vanaf de aankoop van het appartement de feitelijk rechthebbende daarvan is geweest. Dat heeft [medeverdachte 2] ook letterlijk tegen zijn moeder gezegd toen hij in detentie werd afgeluisterd. De berichten tussen [verdachte] en [medeverdachte 2] wijzen erop dat de koop en verkoop van de woning een vooropgezet plan was om het appartement wit te wassen. Uit de berichten kan worden afgeleid dat [medeverdachte 2] zeggenschap had over een deel van het geld van [naam bedrijf BV 1] , dat daarvoor een woning zou worden aangekocht voor [medeverdachte 2] en dat [naam bedrijf BV 1] daar niets voor terug zou ontvangen of over te zeggen kreeg, terwijl voor de buitenwereld niet zichtbaar zou zijn dat [medeverdachte 2] aan die woning te linken was. Daarom was het doel zo weinig mogelijk achterdocht te wekken (‘
onopvallender’) bij deze op het oog niet zakelijke transacties. De verklaring van verdachte dat hij het appartement voor zichzelf heeft gekocht maar nooit heeft bewoond acht de rechtbank tegen deze achtergrond ongeloofwaardig.
Ten aanzien van de financiering van de aankoop van het appartement door [naam bedrijf BV 1] geldt dat geen specifiek misdrijf is vast te stellen waarvan het geld afkomstig is. Zoals hiervoor in rubriek 2.3.4.3. is vastgesteld werd [naam bedrijf BV 1] wel gedeeltelijk gevoed met geld waarvan is vastgesteld dat het afkomstig was uit enig misdrijf en dat geld zich heeft vermengd met legale inkomsten. Daarom zal de rechtbank bewezen verklaren dat het appartement deels afkomstig is uit enig misdrijf.
Ten aanzien van het tenlastegelegde medeplegen oordeelt de rechtbank als volgt.
Het witwassen van het appartement, zoals ten laste gelegd, kan zowel aan verdachte als [medeverdachte 2] worden toegerekend. Dit gelet op [medeverdachte 2] zijn uit de Ennetcom-berichten en iMessages blijkende directe betrokkenheid daarbij en het feit dat hij de werkelijke rechthebbende is van het witgewassen appartement.
Van het medeplegen met [naam bedrijf BV 1] wordt verdachte vrijgesproken. Dit zoals ook overwogen ten aanzien van feit 1, feit 2 en feit 3.
Recht van hypotheek
Ten aanzien van het recht van hypotheek dat ten gunste van [naam bedrijf BV 1] op het appartementsrecht is gevestigd, geldt dat niet kan worden bewezen dat verdachte ten aanzien van het recht van hypotheek een witwashandeling heeft gepleegd. Verdachte zal gedeeltelijk worden vrijgesproken van dit onderdeel van de tenlastelegging. Wel zal het recht van hypotheek worden verbeurdverklaard, nu verdachte met behulp daarvan het appartement heeft witgewassen. Dit zal hierna in rubriek 7 nader worden toegelicht.

3.Bewezenverklaring

De rechtbank acht op grond van de in rubriek 2.3. vervatte bewijsmiddelen bewezen dat verdachte
Ten aanzien van feit 1:
in de periode van 21 september 2015 tot en met 19 september 2016 in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander, althans alleen,
opzettelijk een geschrift dat bestemd is om tot bewijs van enig feit te dienen, valselijk heeft opgemaakt, met het oogmerk om het als echt en onvervalst te gebruiken of door anderen te doen gebruiken, te weten:
- Arbeidsovereenkomst tussen [naam bedrijf BV 1] en [medeverdachte 2] m.i.v. 1 oktober 2015;
- Een brief aan het Gerechtshof Amsterdam d.d. 19 september 2016 betreffende "Medewerker [medeverdachte 2] ";
bestaande de valsheid hierin dat op het geschrift valselijk en in strijd met de waarheid is vermeld dat sprake was van een door [medeverdachte 2] en [naam bedrijf BV 1] aangegaan dienstverband;
Ten aanzien van feit 2:
[naam bedrijf BV 1] in de periode van 18 mei 2015 tot en met 31 december 2017 in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander,
opzettelijk de hierna (onder a, b, c, d, e en f) genoemde valselijk opgemaakte geschriften die bestemd waren om tot bewijs van enig feit te dienen, heeft afgeleverd door die geschriften telkens te verzenden aan de geadresseerde en voorhanden heeft gehad, terwijl [naam bedrijf BV 1] en zijn mededader wisten dat die geschriften bestemd waren voor gebruik als waren deze echt en onvervalst,
aan welke bovenomschreven verboden gedragingen verdachte feitelijke leiding heeft gegeven;
te weten:
a. een factuur van het bedrijf [naam bedrijf BV 1] met als vermelde werkzaamheden en/of diensten "Financiële ondersteuning mei t/m sept 2015" met factuurnummer 80, d.d. 19 oktober 2015, met een gesteld bedrag van 18.150 euro (inclusief BTW) geadresseerd aan [naam holding BV 1] .;
b. een factuur van het bedrijf [naam bedrijf BV 1] met als vermelde werkzaamheden en/of diensten "Financiële ondersteuning okt t/m dec 2015 - aanvulling financiële ondersteuning jan t/m dec 2015" met factuurnummer 98, d.d. 10 november 2015, met een gesteld bedrag van 43.560 euro (inclusief BTW), geadresseerd aan [naam holding BV 1] .;
c. een factuur van het bedrijf [naam bedrijf BV 1] met als vermelde werkzaamheden en/of diensten "Ondersteuning jan t/m april 2015" met factuurnummer 41, d.d. 18 mei 2015, met een gesteld bedrag van 6.050 euro (inclusief BTW), geadresseerd aan [naam holding BV 2] ;
d. een factuur van het bedrijf [naam bedrijf BV 1] met als vermelde werkzaamheden en/of diensten "Ondersteuning November t/m december 2016 - extra werk 2016 (avond en weekend toeslag)" met factuurnummer 201600232, d.d. 10 november 2016, met een gesteld bedrag van 30.250 euro (inclusief BTW), geadresseerd aan [naam holding BV 1] en/of [naam bedrijf BV 4] ;
e. een factuur van het bedrijf [naam bedrijf BV 1] met als vermelde werkzaamheden of diensten: '"Ondersteuning juni t/m augustus 2016" d.d. 3 augustus 2016 met een gesteld bedrag van 36.300 euro (inclusief BTW), geadresseerd aan [naam holding BV 1] .;
f. een factuur van het bedrijf [naam bedrijf BV 1] met als vermelde werkzaamheden en/of diensten "Inhuur Externe" zijn verricht, met factuurnummer 17700445, d.d. 28 augustus 2017, met een gesteld bedrag van 24.200,- euro (inclusief BTW), geadresseerd aan [naam holding BV 1] .;
bestaande de valsheid hierin dat op die geschriften valselijk en in strijd met de waarheid is vermeld en opgenomen dat de op die facturen vermelde werkzaamheden verricht zijn en/of beschreven diensten geleverd zijn op de wijze als omschreven in de facturen, terwijl in werkelijkheid vermelde werkzaamheden en/of diensten niet zijn verricht;
Ten aanzien van feit 3:
in de periode van 18 februari 2015 tot en met 28 augustus 2017 in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander ,
van het plegen van witwassen een gewoonte heeft gemaakt,
immers hebben hij verdachte en/of zijn mededader, toen en daar, op een of meer tijdstippen in voornoemde periode van een aantal voorwerpen, te weten:
- een geldbedrag van in totaal 137.760 euro aan contante stortingen op rekeningen van verdachte en diens rechtspersonen, waaronder [naam bedrijf BV 1] ;
- een geldbedrag van in totaal 25.000 euro t.b.v. een VW Golf;
- een Citroen C1 met kenteken [kenteken 2] t.b.v. [persoon 3] ;
- een geldbedrag van in totaal 15.000 euro t.b.v. de betaling van advocaat [naam advocaat] ;
- een geldbedrag van in totaal 8.062,26 euro t.b.v. salaris voor een gefingeerd dienstverband van [medeverdachte 2] ;
de werkelijke aard en/of de herkomst verhuld en/of verhuld wie de rechthebbenden van die voorwerpen waren, en
die voorwerpen verworven en/of voorhanden gehad en/of gebruikt, terwijl hij en zijn mededader wisten, dat deze voorwerpen onmiddellijk of middellijk - afkomstig waren uit enig misdrijf;
Ten aanzien van feit 4:
in de periode van 1 december 2016 tot en met 25 april 2018 in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander zich schuldig heeft gemaakt aan witwassen,
immers heeft hij verdachte en zijn mededader, toen en daar, op een of meer tijdstippen in voornoemde periode van een voorwerp, te weten:
- een appartement gelegen aan [adres 2] ;
verhuld wie de rechthebbende van dat voorwerp was, en/of
dat voorwerp verworven en/of voorhanden gehad en/of overgedragen, terwijl hij en zijn mededader wisten, dat dat voorwerp onmiddellijk of middellijk - afkomstig was uit enig misdrijf.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.

4.Strafbaarheid van de feiten

De bewezen geachte feiten zijn volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.

5.Strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

6.Motivering van de straf

6.1.
Standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte voor de door haar onder 1, 2, 3 en 4 bewezen geachte feiten zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van 18 maanden.
6.2.
Standpunt van de verdediging
De verdediging heeft verzocht om rekening te houden met het tijdsverloop en de omstandigheid dat verdachte heeft meegewerkt met het politieonderzoek. Daarnaast moet rekening worden gehouden met de omstandigheid dat verdachte niet eerder met justitie in aanraking is geweest en dat deze zaak zowel zakelijk als privé grote gevolgen heeft voor verdachte. De verdediging heeft verzocht om aan verdachte geen gevangenisstraf, maar een taakstraf met een groot voorwaardelijk deel op te leggen.
6.3.
Oordeel van de rechtbank
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals daarvan ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van een vrijheidsbenemende straf en bij de vaststelling van de duur daarvan het volgende laten meewegen.
Verdachte heeft zich samen met een ander schuldig gemaakt aan het valselijk opmaken van geschriften. Daarnaast heeft hij feitelijke leiding gegeven aan zijn bedrijf bij het samen met een ander afleveren en voorhanden hebben van valse facturen met een totaalbedrag van 158.510 euro. Met de facturen is geprobeerd in de administratie een legitieme verklaring te geven voor het rondpompen van geld tussen de ondernemingen van verdachte en die van zijn achteroom [medeverdachte 6] . Met de arbeidsovereenkomst en de brief aan het gerechtshof Amsterdam is [medeverdachte 2] , die zich schuldig heeft gemaakt aan grootschalige handel in harddrugs, witwassen en lid was van een criminele organisatie, ten onrechte gefaciliteerd in het verkrijgen van een ‘legaal’ inkomen en schorsing van zijn voorlopige hechtenis. Verdachte lijkt daaraan geld te hebben verdiend. Tenslotte heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan het gewoontewitwassen van totaal 185.822,26 euro en een auto en het witwassen van een appartement. Dit zijn ernstige feiten. Verdachte heeft geopereerd op de rand van de boven- en onderwereld, waarbij het voor de buitenwereld op het eerste oog leek alsof hij zijn zaken op orde had. Witwassen draagt in belangrijke mate bij aan het in stand houden van criminaliteit. Het leidt er immers toe dat dat uit misdrijf verkregen geld een schijnbaar legale herkomst krijgt, waarna de pleger van het misdrijf vrijelijk over het geld kan beschikken in de legale economie, bijvoorbeeld voor de aanschaf van auto’s, zodat ‘misdaad loont’. Verdachte heeft door zijn faciliterende rol een belangrijke bijdrage geleverd aan de witwaspraktijken van criminelen. Hij heeft het voor criminelen mogelijk gemaakt om op papier een normaal leven te leiden, met een auto en een dienstverband. In het oog springt ook het gemak waarmee verdachte zich die faciliterende rol heeft aangemeten. Uit de communicatie met verdachte blijkt dat hij handelt zodra hem iets wordt gevraagd. Als boekhouder behoorde de verdachte de regels te handhaven en een voorbeeld te zijn. Juist hij had zich daarom moeten onthouden van dergelijke strafbare handelingen. Verdachte heeft – ook op de zitting - geen verantwoordelijkheid genomen voor zijn eigen handelen. Integendeel, de valsheid in geschrift en het witwassen zien op het verhullen van de waarheid. Daarmee is verdachte doorgegaan op de zitting toen hij heeft geprobeerd de valsheid in geschrift en het witwassen recht te praten met achteraf bedachte redeneringen. Daaruit leidt de rechtbank af dat hij geen enkel inzicht heeft in de laakbaarheid van zijn handelen.
De rechtbank heeft kennisgenomen van het strafblad van verdachte van 13 juli 2021. Hieruit blijkt dat hij niet eerder is veroordeeld voor het plegen van strafbare feiten.
Bij het bepalen van de hoogte van de op te leggen straf kijkt de rechtbank ook naar straffen die in vergelijkbare zaken worden opgelegd en naar de oriëntatiepunten van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht. Het oriëntatiepunt Fraude gaat uit van het benadelingsbedrag dat door de bewezenverklaarde feiten is veroorzaakt. De rechtbank zal bij dit oriëntatiepunt aansluiting zoeken. Het oriëntatiepunt bij een benadelingsbedrag tussen de 250.000 euro en de 500.000 euro is een onvoorwaardelijke straf van twaalf tot achttien maanden. Het oriëntatiepunt gaat uit van iemand die – net als verdachte – geen relevante eerdere veroordelingen op zijn strafblad heeft staan. De rechtbank zal in dit geval aan de bovenkant van dat oriëntatiepunt gaan zitten vanwege de ernst, omvang en duur van het faciliteren van criminelen.
De rechtbank weegt mee dat sprake is van oude feiten en van een overschrijding van een overschrijding van de redelijke termijn voor de berechting daarvan. Wat betreft de redelijke termijn is van belang dat die begint te lopen op het moment van het eerste verhoor van verdachte (13 september 2018), de rechtbank op 11 oktober 2021 uitspraak doet en dat er geen reden is om af te wijken van het uitgangspunt dat de rechtbank binnen twee jaar na de aanvang van de redelijke termijn vonnis wijst. Gelet hierop is sprake van een overschrijding van ruim één jaar.
Gelet op de ernst van de feiten, zoals hierboven omschreven, vindt de rechtbank een gevangenisstraf van 18 maanden in beginsel passend. Omdat de redelijke termijn overschreden is ligt een matiging van de straf in de rede, maar gezien de proceshouding van verdachte kiest de rechtbank voor een andere compensatie. De rechtbank legt verdachte een gedeelte van de gevangenisstraf voorwaardelijk op, omdat de proceshouding van verdachte redenen geeft te veronderstellen dat er gevaar is voor herhaling. Een stok achter de deur vindt de rechtbank dan ook op zijn plaats. De rechtbank legt op een gevangenisstraf voor de duur van achttien maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar.

7.Beslag

De officier van justitie heeft gevorderd dat het recht van hypotheek op het appartement aan [adres 2] verbeurd moet worden verklaard.
Ten aanzien van de vordering tot verbeurdverklaring van niet in beslag genomen voorwerpen, stelt de rechtbank voorop dat inbeslagneming geen vereiste is voor verbeurdverklaring en dat artikel 34 Sr daartoe in beginsel de grondslag biedt.
Nu het plegen van het witwassen van het appartement aan [adres 2] met behulp van het vestigen van het recht van hypotheek is begaan, zal de rechtbank dat recht van hypotheek, verstrekt door [naam vastgoed BV] aan [naam bedrijf BV 1] op 25 april 2018, verbeurd verklaren. Het (alsnog) vestigen van een recht van hypotheek op het appartementsrecht ten laste van [naam vastgoed BV] heeft immers bijgedragen aan het verhullen van de daadwerkelijke rechthebbende op dat appartement, te weten [medeverdachte 2] en niet [naam vastgoed BV] .

8.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 33, 33a, 34, 47, 51, 57, 225, 420bis en 420ter van het Wetboek van Strafrecht.

9.Beslissing

De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Verklaart bewezen dat verdachte het onder 1, 2, 3 en 4 ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 3 is vermeld.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op:
Ten aanzien van feit 1:
medeplegen van valsheid in geschrift, meermalen gepleegd;
Ten aanzien van feit 2:
feitelijke leidinggeven aan het medeplegen van opzettelijk een vals geschrift afleveren en voorhanden hebben, terwijl hij weet dat dit geschrift bestemd is voor het gebruik als ware het echt en onvervalst, meermalen gepleegd;
Ten aanzien van feit 3:
medeplegen van gewoontewitwassen, meermalen gepleegd;
Ten aanzien van feit 4:
medeplegen van witwassen.
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte,
[verdachte], daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van
18 (achttien) maanden.
Beveelt dat een gedeelte, groot
6 (zes) maanden, van deze gevangenisstraf
niet tenuitvoergelegd zal worden, tenzij later anders wordt gelast.
Stelt daarbij een proeftijd van
2 (twee) jaarvast.
De tenuitvoerlegging kan worden gelast indien de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd schuldig maakt aan een strafbaar feit.
Tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat de veroordeelde in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma, als bedoeld in artikel 4 Penitentiaire beginselenwet, dan wel de regeling van voorwaardelijke invrijheidsstelling, als bedoeld in artikel 6:2:10 van het Wetboek van Strafvordering, aan de orde is.
Verklaart verbeurd: het recht van hypotheek op het appartementsrecht dat recht geeft op het gebruik van het appartement gelegen aan de [adres 2] verstrekt door [naam vastgoed BV] aan [naam bedrijf BV 1] op 25 april 2018.
Dit vonnis is gewezen door
mr. P.P.C.M. Waarts, voorzitter,
mrs. B.M. Visser en C. Huizing-Bruil, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. S. van Gerven, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 11 oktober 2021.
[...]

Voetnoten

1.Voor zover niet anders vermeld, wordt in de hierna volgende voetnoten telkens verwezen naar bewijsmiddelen die zich in het aan deze zaak ten grondslag liggende dossier bevinden, volgens de in dat dossier toegepaste nummering. Tenzij anders vermeld, gaat het daarbij om processen-verbaal, in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
2.Een geschrift, te weten een uittreksel uit de Kamer van Koophandel van 12 februari 2019, p. C28 188-189.
3.Een geschrift, te weten een uittreksel uit de Kamer van Koophandel van 12 februari 2019, p. C28 190.
4.Bevindingen contant geld, p. C28 1269.
5.Zitting 30 augustus 2021, verklaring [verdachte] .
6.Een geschrift, te weten een uittreksel uit de Kamer van Koophandel van 12 februari 2019, p. C28 191-192.
7.Een geschrift, te weten een uittreksel uit de Kamer van Koophandel van 12 februari 2019, p. C28 193-194.
8.Doorzoeking ter inbeslagneming, pag. C28 449 en bijlage inbeslaggenomen goederen, p. C28 452.
9.Bevindingen gefingeerde arbeidsovereenkomsten (bijlage 7.1.), p. C28 1172-1173.
10.Bevindingen gefingeerde arbeidsovereenkomsten, p. C28 1085 (onder kopje ‘doorzoeking’).
11.Bevindingen gefingeerde arbeidsovereenkomsten (bijlage 7.6.), p. C28 1177.
12.Bevindingen gefingeerde arbeidsovereenkomsten, p. C28 1085 (onderaan).
13.Transactietotalen (bijlage 1), p. C28 1460 (derde tabel).
14.Vonnis Rechtbank Amsterdam van 7 december 2018, onder 5.1.3, p. C28 142-144, te lezen in combinatie met Bevindingen onderzoek Ennetcom, p. C28 570.
15.Bevindingen data Ennetcom, p. C28 1091 (onderaan) en C28 1092.
16.Proces-verbaal van verhoor verdachte d.d. 20 september 2018 (bijlage 5), p. B 18 062
17.Bevindingen gefingeerde arbeidsovereenkomsten (bijlage 8), p. C28 1178.
18.Geschriften, te weten facturen van 18 mei 2015, 19 oktober 2015, 10 november 2015, 3 augustus 2016, 10 november 2016 en 28 augustus 2017, p. C28 1492 (c), 1489 (a), 1490 (b), 1299 (e), 1495 (d) en 1496 (f).
19.Bevindingen in beslag genomen administratie, p. C28 1482-1483.
20.Een geschrift, te weten een uittreksel uit de Kamer van Koophandel van 12 februari 2019, p. C28 191-192.
21.Bevindingen valsheid in geschrift ex art. 225 lid 1 en lid 2 WvSr [verdachte] , p. C28 1322-1323 en Bijlage 1 bij Transactietotalen ING Bank terzake [verdachte] , [naam stichting 2] , p. C28 1460 – 1461.
22.Transactietotalen (bijlage 1) p. C28 1460 (onderste tabel) en C28 1462 (tweede tabel).
23.Werkzaamheden verricht door [naam bedrijf BV 5] , p. C28 1480 (onderaan) en C28 1481.
24.Bevindingen valsheid in geschrift [verdachte] , p. C28 1325 (vijfde alinea).
25.HR 21 oktober 2003, ECLI:NL:HR:2003:AF7938.
27.Transactietotalen (bijlage 1), p. C28 1461 (bovenste tabel) en 1462 (bovenste tabel).
28.Transactietotalen, p. C28 1456 (bovenste tabel).
29.Bevindingen witwassen VW Golf [kenteken 1] , C28 672 (tweede alinea).
30.Transactietotalen, p. C28 1458 (onderste tabel) en bijlage 3, p. C28 1463.
31.Transactietotalen, p. C28 1454 (bovenste tabel, zesde kolom) en 1457 (onderste tabel, vijfde kolom).
32.Bevindingen gespreken over woning voor [medeverdachte 2] (bijlage 1) p. C 28 1837
33.Bevindingen ondergronds bankieren en tokens, p. C25 177.
34.Eigendomsonderzoek VW Golf [kenteken 1] , p. C28 704 (onderaan) en p. C28 706 (onderaan).
35.Bevindingen witwassen VW Golf [kenteken 1] , p. C28 666 (onderaan) en p. C28 667 (bovenaan).
36.Bevindingen witwassen VW Golf [kenteken 1] , p. C28 669 (onderaan).
37.Bevindingen witwassen VW Gof [kenteken 1] , p. C28 671 (bovenaan).
38.Bevindingen witwassen VW Gof [kenteken 1] , p. C28 671 (midden).
39.Bevindingen, p. C28 700 (bovenaan).
40.Bijlage 12 bij Verhoor van de verdachte [verdachte] , p. B18 026
41.Verklaring van verdachte ter terechtzitting.
42.Bevindingen witwassen VW Golf [kenteken 1] (bijlage 3), p. C28 688 (tweede en vierde alinea).
43.Bevindingen witwassen VW Golf [kenteken 1] , p. C28 672.
44.Bevindingen witwassen VW Golf [kenteken 1] , p. C28 666 (onderaan) en C28 667 (bovenaan).
45.Aanvraag vordering verstrekking historische gegevens, p. D02 558 (bovenaan).
46.Aanvraag vordering verstrekking historische gegevens, p. D02 558 (midden).
47.Verhoor verdachte, p. B18 016.
48.Bevindingen die duiden op witwassen van betalingen aan advocaat (bijlage 1), p. C28 845-852.
49.Bevindingen die duiden op witwassen van betalingen aan advocaat (bijlage 2), p. C28 854 (bovenste tabel).
50.Bevindingen die duiden op witwassen van betalingen aan advocaat (bijlage 2), p. C28 854 (onderaan) en C28 855 (bovenaan).
51.Bevindingen die duiden op witwassen van betalingen aan advocaat (bijlage 2), p. C28 856 (midden).
52.Transactietotalen (bijlage 1), p. C28 1460 (bovenste tabel).
53.Transactietotalen (bijlage 1), p. C28 1460 (onderste tabel).
54.Transactietotalen (bijlage 1), p. C28 1460 (bovenste tabel).
55.Bevindingen die duiden op witwassen van betalingen aan advocaat, p. C28 841 (bovenaan).
56.Transactietotalen (bijlage 1), p. C28 1460 (derde tabel).
57.Bevindingen gesprekken over woning voor [medeverdachte 2] , p. C28 1836.
58.Een geschrift, te weten een akte van levering van 10 oktober 2016, p. C28 1704-1709.
59.Een geschrift, te weten een akte van levering van 30 maart 2017, p. C28 1726-1733.
60.Een geschrift, te weten een akte van levering van 30 maart 2017, p. C28 1726 (onderaan) en 1727 (bovenaan).
61.Een geschrift, te weten een uittreksel uit de Kamer van Koophandel van 4 juli 2018, p. C28 1736-1737 en bevindingen eigendom woning [adres 2] , p. C28 1611 (onderaan).
62.Bevindingen eigendom woning [adres 2] , p. C28 1625-1626
63.Uitluisteren OVC, p. C28 1762. n
64.Verhoor getuige [medeverdachte 2] bij de rechter-commissaris op 1 september 2020, p. 4
65.Een geschrift, te weten een hypotheekakte van 25 april 2018, p. C28 1856-1863.