Uitspraak
[gedaagde sub 4]
- de dagvaarding van 14 september 2020, met producties,
- het tegen SEH verleende verstek,
- de akte houdende vermindering van eis van Julda en Julco, met één productie,
- de conclusie van antwoord, tevens houdende eis in reconventie, van MTG c.s., met producties,
- het tussenvonnis van 3 maart 2021, waarbij een mondelinge behandeling is bepaald,
- de conclusie van antwoord in reconventie, tevens akte van eisvermeerdering in conventie, met producties,
- het proces-verbaal van de op 2 augustus 2021 gehouden mondelinge behandeling, met de daarin genoemde stukken,
- de rolberichten, beide van 17 augustus 2021, waarin mr. Heems en mr. Brouwer de rechtbank verzoeken om vonnis te wijzen,
- de brief van mrs. Heems en Van Heijningen van 18 augustus 2021 naar aanleiding van het proces-verbaal,
- de brief van mrs. Brouwer en Vellinga van 23 augustus 2021,
- de mededeling bij B-formulier van 24 augustus 2021 van mr. D.C.M.H. Vielvoye, advocaat te Tilburg, dat hij zich stelt voor SEH.
2.De feiten
Partijen en betrokkenen
ultimate benificial owners(UBO’s) van Julda en Julco zijn respectievelijk [naam 1] en [naam 2] .
3.Looptijd. Opeisbaarheid.
4.Rente
5.Aflossing
) the right of pledge on (one or more of) the Shares at all times and shall terminate the right of pledge on one or more of the Shares proportionally in accordance with payments made on the Debt.”
conference callplaatsgevonden over het reddingsplan voor SEH. Tijdens de
conference callis overeenstemming bereikt over meerdere onderwerpen, waaronder het verminderen van de schuldenlast van SEH en het voorzien van SEH van nadere liquide middelen. De op 1 april 2020 gemaakte afspraken zijn vastgelegd in een gespreksverslag, dat is ondertekend door [gedaagde sub 4] , [naam 3] , [naam 1] , [naam 2] , [naam 4] en [naam 5] . In het gespreksverslag staat onder meer het volgende:
has a claim on the holder of the Shares 1 (as per the date of this Deed being the Seller) to pay up the Shares for an amount of ten thousand euro (EUR 10,000.-) (thePayment Obligation 1).
has a claim on the holder of the Shares 2 (as per the date of this Deed being the Seller) to pay up the Shares for an amount of eighty thousand British Pound (GBP 80,000.-) (thePayment Obligation 2).
3.Het geschil
in conventie
conference callop 1 april 2020 aanvullende afspraken over terugbetaling van de MTG-leningen hebben gemaakt. Dat standpunt onderbouwt zij als volgt. In de afspraak over de conversie van de leningen in agio in samenhang met de afspraak dat, als liquiditeit zou ontstaan in MTG, die liquiditeit zou worden gebruikt om de MTG-leningen af te lossen, ligt besloten dat de opeisbaarheid van de MTG-leningen is uitgesteld en dat die leningen nog niet hoefden te worden terugbetaald. Voor Julda en Julco is altijd duidelijk geweest dat de MTG-leningen terugbetaald moeten worden met opbrengsten uit de verkoop van project [naam 9] en dat MTG niet tot terugbetaling zou kunnen overgaan, indien SEH geen betalingen aan MTG kon verrichten. Ook was duidelijk dat bij een conversie van de leningen in agio pas later een uitkering vanuit SEH aan MTG kon worden verwacht. MTG heeft dus redelijkerwijs mogen begrijpen dat tegenover de conversie in agio de afspraak stond dat de leningen pas behoefden te worden terugbetaald, zodra er een terugbetaling op agio of dividend uitkering plaatsvond. Zodoende is de opeisbaarheid van de MTG-leningen afhankelijk gesteld van het generen van inkomsten uit SEH en het kunnen doen van uitkeringen vanuit SEH aan MTG. MTG verwijst ter onderbouwing naar punt 6 van het gespreksverslag van de conference call en naar een e-mail van [naam 2] van 26 januari 2020 (productie 28 van Julda en Julco en zie de feiten onder 2.22 en 2.19).
preferred scenario, aldus Julda en Julco.
preferred scenario. Uit die e-mail en de verdere gang van zaken kan hooguit worden opgemaakt dat Julda en Julco rekening hielden met de mogelijkheid dat MTG haar leningen aan Julda en Julco pas in het derde kwartaal van 2020 (het destijds beoogde moment van verkoop van het project [naam 9] ) zou kunnen terugbetalen. Dat betekent evenwel nog niet dat Julda en Julco er ook mee hebben ingestemd dat de MTG-leningen nog niet hoefden te worden terugbetaald zolang MTG daartoe niet in staat was. Een dergelijke afspraak zou, zoals Julda en Julco terecht hebben aangevoerd, bovendien zeer verstrekkend zijn, omdat de opeisbaarheid dan afhankelijk zou worden gesteld van een onzekere omstandigheid, waarvan niet duidelijk is of die zich ooit voor zal doen. Dat Julda en Julco met de eerder genoemde mogelijkheid dat MTG pas op een later moment zou kunnen terugbetalen rekening hielden, rechtvaardigt dus niet de conclusie dat MTG redelijkerwijs mocht begrijpen dat de opeisbaarheid van de MTG-leningen afhankelijk werd gesteld van het generen van inkomsten uit SEH en het kunnen doen van uitkeringen vanuit SEH aan MTG.
conference callop 1 april 2020 over de uitleg die aan punt 6 van het gespreksverslag moet worden gegeven – gaat de rechtbank voorbij, omdat MTG geen concrete voor bewijs vatbare feiten en omstandigheden heeft gesteld.
2.666,00(1/3e van 2,0 punten x tarief € 3.999,00)
The Pledgees (…) shall terminate the right of pledge on one or more of the Shares proportionally in accordance with the payments made on the debt.”
‘payments made on the debt’als bedoeld in artikel 12 van de pandakte.
5.De beslissing
10 november 2021voor conclusie van antwoord aan de zijde van SEH en houdt iedere verdere beslissing in het geding tussen Julda en Julco en SEH aan,
MTGom aan
Juldate betalen een bedrag van € 2.817.880,70 (twee miljoen achthonderdzeventienduizend achthonderdtachtig euro en zeventig eurocent), vermeerderd met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119a BW over dit bedrag (met inachtneming van artikel 6:119a lid 3 BW) met ingang van 14 september 2020 tot de dag van volledige betaling,
MTGom aan
Julcote betalen een bedrag van € 2.831.995,11 (twee miljoen achthonderdeenendertigduizend negenhonderdvijfennegentig euro en elf eurocent), vermeerderd met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119a BW over dit bedrag (met inachtneming van artikel 6:119a lid 3 BW) met ingang van 14 september 2020 tot de dag van volledige betaling,
MTGin de proceskosten, aan de zijde van
Julda en Julcotot op heden begroot op € 3.062,72, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over dit bedrag met ingang van veertien dagen na dit vonnis tot de dag van volledige betaling,
MTGin de beslagkosten, aan de zijde van
Julda en Julcotot op heden begroot op € 7.712,11, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW vanaf veertien dagen na dit vonnis tot de dag van volledige voldoening,
Julda en Julcohoofdelijk in de proceskosten van BDI en [gedaagde sub 4] , aan de zijde van
BDItot op heden begroot op € 4.043,00 en aan de zijde van
[gedaagde sub 4]tot op heden eveneens begroot op € 4.043,00, beide bedragen te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over dit bedrag met ingang van veertien dagen na dit vonnis tot de dag van volledige betaling,
Julda en Julcoin de na dit vonnis aan de zijde van
BDIen
[gedaagde sub 4]ontstane kosten, begroot op € 163,00 aan salaris advocaat, te vermeerderen, onder de voorwaarde dat Julda en Julco niet binnen 14 dagen na aanschrijving aan het vonnis hebben voldaan en er vervolgens betekening van de uitspraak heeft plaatsgevonden, met een bedrag van € 85,00 aan salaris advocaat en de explootkosten van betekening van de uitspraak, en te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over de nakosten met ingang van veertien dagen na de betekening van dit vonnis tot aan de voldoening,
MTGin de proceskosten, aan de zijde van
Julda en Julcotot op heden begroot op € 3.999,00, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over dit bedrag met ingang van veertien dagen na dit vonnis tot de dag van volledige betaling,
MTGin de na dit vonnis aan de zijde van
Julda en Julcoontstane kosten, begroot op € 255,00 aan salaris advocaat, te vermeerderen, onder de voorwaarde dat MTG niet binnen 14 dagen na aanschrijving aan het vonnis heeft voldaan en er vervolgens betekening van de uitspraak heeft plaatsgevonden, met een bedrag van € 85,00 aan salaris advocaat en de explootkosten van betekening van de uitspraak, en te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over de nakosten met ingang van veertien dagen na de betekening van dit vonnis tot aan de voldoening,