In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een beroep van Stichting Ons Tweede Huis tegen een besluit van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (UWV) inzake de arbeidsongeschiktheid van een ex-werkneemster. De ex-werkneemster was voorheen werkzaam als begeleider en had op 12 mei 2017 haar werkzaamheden gestaakt vanwege reuma-gerelateerde klachten. In eerste instantie werd haar een WIA-uitkering toegekend op basis van 80-100% arbeidsongeschiktheid. Echter, na bezwaar van de werkgever, heeft het UWV het arbeidsongeschiktheidspercentage verlaagd naar 55-65%.
De rechtbank heeft op 7 juni 2021 een zitting gehouden, waarbij partijen zich lieten vertegenwoordigen door hun gemachtigden. De ex-werkneemster was niet aanwezig. De rechtbank heeft de medische rapporten en de argumenten van beide partijen zorgvuldig overwogen. De rechtbank concludeert dat het UWV de mate van arbeidsongeschiktheid per 13 mei 2019 correct heeft vastgesteld. De rechtbank oordeelt dat er geen reden is om de ex-werkneemster volledig en duurzaam arbeidsongeschikt te achten, en verklaart het beroep ongegrond. Er zijn geen proceskosten of griffierechten toegewezen.
De uitspraak benadrukt het belang van zorgvuldige medische rapportages en de rol van de verzekeringsarts in het vaststellen van de arbeidsongeschiktheid. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep de situatie van de ex-werkneemster adequaat heeft beoordeeld en dat de door hem opgestelde rapporten voldoende onderbouwd zijn. De rechtbank heeft geen aanleiding gezien om aan de bevindingen van de verzekeringsarts te twijfelen, en heeft het bestreden besluit van het UWV bevestigd.