ECLI:NL:RBAMS:2021:4750

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
31 augustus 2021
Publicatiedatum
3 september 2021
Zaaknummer
AWB - 20 _ 6042
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toekenning loonaanvullende WGA-uitkering en geschil over duurzaam arbeidsongeschiktheid

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 31 augustus 2021 uitspraak gedaan in een geschil tussen [eiseres] en het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) over de toekenning van een loonaanvullende WGA-uitkering. [eiseres] ontving sinds 8 maart 2009 een uitkering op grond van de Wet WIA, maar heeft bezwaar gemaakt tegen de beslissing van het Uwv om haar slechts een loonaanvullende WGA-uitkering toe te kennen, in plaats van een IVA-uitkering. Ze stelt dat haar arbeidsongeschiktheid duurzaam is en dat haar klachten zijn toegenomen sinds 1 maart 2019.

De rechtbank heeft vastgesteld dat het Uwv op basis van rapporten van verzekeringsartsen en arbeidsdeskundigen heeft geoordeeld dat [eiseres] vanaf 22 oktober 2019 volledig maar niet duurzaam arbeidsongeschikt is. De rechtbank heeft de onderzoeken van de verzekeringsartsen als zorgvuldig beoordeeld en geconcludeerd dat er geen objectieve medische gegevens zijn die de conclusies van het Uwv in twijfel trekken. De rechtbank oordeelt dat het Uwv terecht is uitgegaan van het spreekuur als het moment waarop de beperkingen zijn toegenomen, omdat er geen eerder moment kan worden aangewezen.

De rechtbank heeft het beroep van [eiseres] ongegrond verklaard, wat betekent dat zij geen gelijk heeft gekregen in haar verzoek om een IVA-uitkering. De rechtbank heeft geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling of vergoeding van het griffierecht. De uitspraak is openbaar gedaan en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid om in hoger beroep te gaan.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

Bestuursrecht
zaaknummer: AMS 20/6042

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiseres] , te Amsterdam, eiseres (hierna: [eiseres] )

(gemachtigde: mr. R. Kaya),
en
de raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen,verweerder (hierna: Uwv)
( [gemachtigde verweerder] ).

Procesverloop

Op 3 december 2019 (het primaire besluit) heeft het Uwv aan [eiseres] een loonaanvullende WGA [1] -uitkering toegekend.
Op 8 oktober 2020 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van [eiseres] ongegrond verklaard.
[eiseres] heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend.
De rechtbank heeft de zaak op 2 augustus 2021 behandeld op een zitting met beeld- en geluidverbinding (Skype). Partijen hebben zich laten vertegenwoordigen door hun gemachtigden.

Overwegingen

1. [eiseres] werkte als medewerker cursusadministratie voor gemiddeld 40 uur per week. Op 14 november 2006 is zij voor dit werk uitgevallen wegens ziekte. Vanaf 8 maart 2009 ontvangt zij een uitkering op grond van de Wet WIA [2] gebaseerd op een mate van arbeidsongeschiktheid van 50,30%. [eiseres] heeft daarna gewerkt als verkoopster en thuiszorgmedewerkster. Zij is voor deze werkzaamheden ook uitgevallen wegens ziekte en ontving naast haar WIA-uitkering en uitkering op grond van de Ziektewet (ZW). Na een herbeoordeling van haar WIA-uitkering vanwege een door [eiseres] gemelde toename van haar klachten, is [eiseres] vanaf 30 december 2013 59,58% arbeidsongeschikt bevonden. [3]
2. [eiseres] heeft het Uwv gevraagd haar WIA-uitkering te herzien, omdat haar klachten vanaf 1 maart 2019 zijn toegenomen. Hierop heeft het Uwv [eiseres] laten beoordelen door een verzekeringsarts en een arbeidsdeskundige. De verzekeringsarts heeft zijn bevindingen opgenomen in een rapport en functionele mogelijkhedenlijst (FML) van 12 november 2019. Op basis hiervan heeft de arbeidsdeskundige in een rapport van 21 november 2019 functies geselecteerd die [eiseres] met haar beperkingen nog kan uitvoeren en geconcludeerd dat [eiseres] vanaf de datum in geding (22 oktober 2019) voor 80 tot 100% arbeidsongeschikt is. Omdat [eiseres] wel volledig maar niet duurzaam arbeidsongeschikt is, ontvangt zij een loonaanvullende WGA-uitkering op basis van een mate van arbeidsongeschiktheid van 80 tot 100%.
3. [eiseres] heeft hiertegen bezwaar gemaakt, omdat zij vindt dat zij duurzaam arbeidsongeschikt is en een IVA [4] -uitkering had moeten krijgen. Daarom heeft het Uwv opnieuw onderzoek laten doen naar de arbeidsongeschiktheid van [eiseres] door een verzekeringsarts bezwaar en beroep en een arbeidsdeskundige bezwaar en beroep. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft zijn bevindingen opgenomen in een rapport en FML van 16 september 2020 en wijkt af van het oordeel van de primaire verzekeringsarts. Op basis van de gewijzigde FML komt de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep in het rapport van 2 oktober 2020 niet tot een andere conclusie dan de primaire arbeidsdeskundige. Dit betekent dat de mate van arbeidsongeschiktheid 80 tot 100% blijft. Met het bestreden besluit heeft het Uwv het primaire besluit gehandhaafd.
4. [eiseres] is het hier niet mee eens en wil daarom een oordeel van de rechtbank over het bestreden besluit.
Het oordeel van de rechtbank
5. In geschil is of het Uwv terecht heeft beslist dat [eiseres] vanaf 22 oktober 2019 volledig maar niet duurzaam arbeidsongeschikt is.
6. Het Uwv mag zich baseren op de rapporten van de verzekeringsarts bezwaar en beroep en de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep als deze zorgvuldig tot stand zijn gekomen, geen tegenstrijdigheden bevatten en de conclusies logisch voortvloeien uit de onderzoeksbevindingen. Een betrokkene die het niet eens is met de inhoud van een rapport, moet aantonen dat het rapport niet aan de eisen voldoet. Daarvoor is het in de meeste gevallen nodig dat de betrokkene zijn standpunt met een tegenrapport van een arts onderbouwt. [5]
De medische beoordeling
7. [eiseres] stelt zich op het standpunt dat zij volledig en duurzaam arbeidsongeschikt is vanaf 1 maart 2019. Haar medische situatie is stabiel, dan wel verslechtert en haar lichamelijke en psychische klachten zullen op de lange termijn niet verbeteren. Alle behandelingen die zij ondergaat, zijn gericht op acceptatie van haar klachten en niet op een verbetering daarvan. Ook stelt [eiseres] dat haar fysieke beperkingen meer omvatten dan haar frozen shoulder aan de rechterkant. De linkerkant van haar lichaam is overbelast waardoor zij pijnklachten aan de gehele rechterkant van haar lichaam ervaart. Zij vindt zichzelf voor nu en de toekomst volledig en duurzaam arbeidsongeschikt, ook los van haar frozen shoulder. Zij heeft geen benutbare mogelijkheden en verwijst daarbij naar een brief van psychiater Van Marle van 28 april 2017 waaruit blijkt dat zij niet kan deelnemen aan het arbeidsproces. Ook verwijst zij naar het ambulant begeleidingsplan van GGZ InGeest van 10 oktober 2019, waarin haar autistisch spectrum stoornis (ASS) is omschreven als ernstig complex. [eiseres] stelt dat uit het onderzoek van de verzekeringsartsen niet blijkt in hoeverre de ernst is meegewogen bij de beoordeling van de benutbare mogelijkheden en in de prognose van haar herstel. Ook blijkt uit dit begeleidingsplan dat [eiseres] psychisch niet zelfredzaam is. Daarom had het Uwv haar een IVA-uitkering moeten toekennen.
8. De rechtbank oordeelt dat de onderzoeken van de verzekeringsartsen zorgvuldig tot stand zijn gekomen en voldoen aan de gestelde eisen. De primaire verzekeringsarts heeft kennisgenomen van het medisch dossier van [eiseres] en haar tijdens het spreekuur gezien. [eiseres] is lichamelijk en psychisch onderzocht. Ook is informatie van de behandelaars [eiseres] bij de beoordeling betrokken, waaronder de brief van haar psychiater van 14 juli 2019, het begeleidingsplan van Voorzet van 27 september 2019, het ambulant behandelplan van GGZ van 10 oktober 2019 en de brief van haar psycholoog van 4 november 2019. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft na de hoorzitting in bezwaar schriftelijke vragen gesteld aan [eiseres] , omdat zij niet bij de hoorzitting aanwezig was. Haar reactie op deze vragen is ook bij de beoordeling betrokken.
9. De rapporten van de verzekeringsartsen zijn inzichtelijk en de rechtbank kan de conclusies daarvan volgen. Hetgeen [eiseres] aanvoert, leidt naar het oordeel van de rechtbank niet tot een andere conclusie. De rechtbank overweegt dat [eiseres] geen objectieve medische gegevens heeft ingebracht die de conclusies van de verzekeringsartsen in twijfel trekken of waaruit volgt dat haar psychische en fysieke klachten moeten leiden tot meer beperkingen dan reeds zijn aangenomen. Het standpunt van [eiseres] dat zij volledig en duurzaam arbeidsongeschikt is, volgt de rechtbank evenmin. Volgens de psychiater kan er nog psycho-educatie of lichaamsgerichte therapie plaatsvinden. Ook is een verbetering van de frozen shoulder niet uit te sluiten, omdat zij daar nog maar kort last van had op de datum in geding en verbetering dan wel herstel hiervan één tot twee jaar kan duren. [eiseres] heeft al vele jaren klachten, maar nu er op de datum in geding nog concreet zicht is op herstel, kan niet worden gezegd dat de klachten duurzaam zijn. Ook al is bij [eiseres] sprake van een langdurig proces waarbij zij in de loop der jaren ernstiger beperkt is geraakt. Naar het oordeel van de rechtbank heeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep de benutbare mogelijkheden van [eiseres] juist vastgesteld en is aan haar terecht een WGA-uitkering toegekend.
10. [eiseres] voert verder aan dat haar beperkingen vanaf 1 maart 2019 zijn toegenomen en niet vanaf 22 oktober 2019, zoals het Uwv stelt.
11. De rechtbank overweegt dat het op de weg van [eiseres] ligt om haar standpunt te onderbouwen en bewijsstukken te overleggen waaruit dit blijkt. Daarin is zij niet geslaagd. [eiseres] verwijst naar het door Voorzet opgestelde begeleidingsplan van 27 september 2019, naar brieven van haar psychiater van 14 juli 2019 en van haar psycholoog van
17 juni 2019 en naar het rapport van de verzekeringsarts bezwaar en beroep van
16 september 2020. In deze stukken wordt beschreven welke klachten [eiseres] ervaart, maar hieruit blijkt niet dat de klachten zijn geobjectiveerd. Dat is pas gebeurd op het spreekuur bij de verzekeringsarts op 22 oktober 2019. Uit de beschikbare medische stukken blijkt niet dat dat de beperkingen van [eiseres] al op 1 maart 2019 zijn toegenomen. De schouderklachten zijn in elk geval pas later opgetreden en over de psychische klachten wordt een geleidelijke toename gerapporteerd. Omdat geen eerder moment kan worden aangewezen waarop de beperkingen van [eiseres] zijn toegenomen, oordeelt de rechtbank dat het Uwv terecht is uitgegaan van het spreekuur.
De arbeidskundige beoordeling
12. Ter zitting heeft de gemachtigde van [eiseres] desgevraagd aangegeven dat de arbeidskundige gronden geen bespreking meer behoeven, nu [eiseres] al volledig arbeidsongeschikt wordt geacht en het geschil alleen ziet op de datum in geding en de vraag of de arbeidsongeschiktheid duurzaam is.
Conclusie
13. Het Uwv heeft op goede gronden vanaf 22 december 2019 een WIA-uitkering aan [eiseres] toegekend naar een mate van arbeidsongeschiktheid van 80 tot 100%.
14. Het beroep is ongegrond. [eiseres] krijgt dus geen gelijk. Voor een proceskostenveroordeling of vergoeding van het griffierecht bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.E.J.M. Gielen, rechter, in aanwezigheid van
mr. M.M. Mazurel, griffier
.De beslissing is in het openbaar uitgesproken op
griffier
rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Wat kunt u doen als u het niet eens bent met deze uitspraak?

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep. Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening.

Voetnoten

1.Werkhervatting Gedeeltelijk Arbeidsgeschikten.
2.Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen.
3.In de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep (de Raad) van 19 januari 2021, ECLI:NL:CRVB:2021:124 is geoordeeld dat dit percentage door het Uwv terecht is vastgesteld.
4.Inkomensvoorziening Volledig Arbeidsongeschikten.
5.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van de Raad van 22 mei 2015, ECLI:NL:CRVB:2015:1683.