ECLI:NL:CRVB:2021:124
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de mate van arbeidsongeschiktheid en de medische grondslag in het kader van de WIA
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 19 januari 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep over de mate van arbeidsongeschiktheid van appellante, die zich sinds 2006 ziek heeft gemeld. Appellante, die eerder een WIA-uitkering ontving, heeft verzocht om herbeoordeling van haar arbeidsongeschiktheid na een verslechtering van haar gezondheid. Het Uwv heeft in eerdere besluiten de mate van arbeidsongeschiktheid vastgesteld, maar appellante was het hier niet mee eens en heeft hoger beroep ingesteld. De Raad heeft de medische en arbeidskundige grondslag van de besluiten van het Uwv beoordeeld, waarbij een deskundige is ingeschakeld om de situatie van appellante te analyseren. De deskundige concludeerde dat de beperkingen die in de Functionele Mogelijkhedenlijst (FML) zijn opgenomen, adequaat zijn en dat er geen aanleiding is om deze aan te passen. De Raad heeft de bevindingen van de deskundige gevolgd en geoordeeld dat het Uwv de mate van arbeidsongeschiktheid op juiste wijze heeft vastgesteld. De Raad heeft de eerdere uitspraak van de rechtbank bevestigd, waarbij het Uwv is veroordeeld tot vergoeding van proceskosten aan appellante.