In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 27 mei 2021 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres, een vrouw die sinds januari 2020 met haar dochter in Nederland verblijft, en de Raad van Bestuur van de Sociale Verzekeringsbank, die kinderbijslag heeft geweigerd. De verweerder stelde dat er over het tweede en derde kwartaal van 2020 geen duurzame band van persoonlijke aard met Nederland bestond, waardoor eiseres geen recht had op kinderbijslag. Eiseres, die voorheen in Suriname woonde, voerde aan dat haar gezinsleven zich in Nederland afspeelt en dat zij actief op zoek is naar werk. De rechtbank oordeelde dat op de peildata, 1 april 2020 en 1 juli 2020, er nog geen duurzame band met Nederland bestond, omdat eiseres kort in Nederland verbleef, geen zelfstandige woning had en geen zelfstandig inkomen. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond, wat betekent dat eiseres geen recht heeft op kinderbijslag voor de genoemde periode. De uitspraak benadrukt de noodzaak van een duurzame band van persoonlijke aard voor het verkrijgen van kinderbijslag en dat intenties alleen niet voldoende zijn om ingezetenschap aan te tonen.