ECLI:NL:RBAMS:2021:3373

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
29 juni 2021
Publicatiedatum
1 juli 2021
Zaaknummer
C/13/702463 / KG ZA 21-421
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot voortzetting van bankrelatie en verbod op vermelding in Intern Verwijzingsregister

In deze zaak vordert de Stichting Good4life, samen met vier andere zorgondernemers, dat ING Bank N.V. de bancaire overeenkomsten met hen blijft nakomen en hen niet in het Intern Verwijzingsregister (IVR) vermeldt. De achtergrond van de zaak ligt in een opzegging van de bankrelatie door ING, die dit deed op basis van vermoedens van zorgfraude en het niet inschrijven van een uiteindelijk belanghebbende (UBO) in het UBO-register. Good4life stelt dat ING geen gegronde redenen heeft om de bankrelatie op te zeggen en dat de opzegging in strijd is met de redelijkheid en billijkheid. De voorzieningenrechter oordeelt dat Good4life voldoende spoedeisend belang heeft bij haar vorderingen, omdat zij per 1 juli 2021 de beschikking over haar rekeningen dreigt te verliezen. De rechter concludeert dat ING niet aannemelijk heeft gemaakt dat er sprake is van een onacceptabel risico op witwassen of terrorismefinanciering. De vordering van Good4life wordt toegewezen, waarbij ING wordt bevolen de bancaire overeenkomsten voort te zetten en hen niet in het IVR te vermelden. ING wordt ook veroordeeld in de proceskosten.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling privaatrecht, voorzieningenrechter civiel
zaaknummer / rolnummer: C/13/702463 / KG ZA 21-421 CdK/MAH
Vonnis in kort geding van 29 juni 2021
in de zaak van
1. de stichting
STICHTING GOOD4LIFE,
gevestigd te Utrecht,
2. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
CAREWISE GROUP B.V.,
gevestigd te Utrecht,
3. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
CAREWISE ACADEMY B.V.,
gevestigd te Utrecht,
4. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
CAREWISE B.V.,
gevestigd te Utrecht,
5. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
ZORG GROEP B.V.,
gevestigd te Utrecht,
eiseressen bij dagvaarding van 31 mei 2021,
advocaat mr. S.M. Koomen te Amsterdam,
tegen
de naamloze vennootschap
ING BANK N.V.,
gevestigd te Amsterdam,
gedaagde,
advocaat mr. M.E.G. Murris te Utrecht.
Eiseressen zullen hierna ook gezamenlijk Good4life en afzonderlijk de Stichting, Carewise Group, Carewise Academy, Carewise en Zorg Groep worden genoemd en gedaagden ING.

1.De procedure

1.1.
Bij de zitting op 15 juni 2021 waren aanwezig:
- aan de kant van Good4life: [naam 1] en [naam 2] (bestuurder), met mr. Koomen en mr. van Zoest,
- aan de kant van ING: [naam 3] (analist) en mr. [naam 4] (bedrijfsjurist), met mr. Murris.
1.2.
Op de zitting heeft Good4life de dagvaarding en de ter zitting ingediende eiswijziging toegelicht. ING heeft verweer gevoerd, mede aan de hand van een tevoren ingediende conclusie van antwoord. Beide partijen hebben producties en een pleitnota in het geding gebracht.
1.3.
Vonnis is bepaald op vandaag.

2.De feiten

2.1.
Eiseressen (hierna gezamenlijk: “Good4Life”) exploiteren in groepsverband een onderneming gericht op het verlenen van zorg, specifiek op het gebied van thuiszorg. De Stichting Good4life (hierna ook: de Stichting) heeft contracten gesloten met zorgverzekeraars en gemeenten en de daadwerkelijke zorg wordt verleend door personeel van Zorg Groep en Carewise.
2.2.
[naam 2] is enig bestuurder van de Stichting, die 100% van de aandelen houdt in en enig bestuurder is van Carewise Group, die op haar beurt weer enig aandeelhouder en enig bestuurder is van Carewise Academy.
Carewise Group is ook enig bestuurder van Zorg Groep en Carewise en was tot maart 2021 enig aandeelhouder van beide dochtervennootschappen.
2.3.
In maart 2021 is 50% van de aandelen in zowel Zorg Groep als Carewise overgegaan naar Medicare Groep B.V. (Medicare), die een 100% dochter is van [naam 1] Holding
.[naam 1] is dga van zijn holding. Medicare had al eerder haar verplegings- en verzorgingsportefeuille inclusief personeel verkocht aan Good4life, omdat Medicare zelf geen contracten (meer) had met verzekeraars en zorgkantoren. In ruil daarvoor kon Medicare gebruik blijven maken van het personeel, tegen kostprijs. Personeel van Zorg Groep wordt of werd zowel ingezet bij de cliënten van Good4life als bij die van Medicare. [naam 1] was niet in dienst van Good4life, maar had de financiële leiding over de dagelijkse gang van zaken binnen Good4life op grond van een overeenkomst van opdracht.
2.4.
Eiseressen hebben sinds 2016 /2017 ieder een zakelijke bankrekening bij ING. Daarop zijn de Algemene Bankvoorwaarden (ABV) en de Voorwaarden Zakelijke Rekening (VZR) van toepassing.
2.5.
Naar aanleiding van een interne (geautomatiseerde) melding is ING in 2019 een onderzoek begonnen naar de transacties en batchbetalingen vanaf de rekeningen en de verhoudingen tussen en activiteiten van de entiteiten van Good4life. In een brief van 11 april 2019 heeft ING daarover 9 vragen aan Good4life gesteld. Daarop is uitvoerig gecorrespondeerd tussen (de advocaten van) partijen.
2.6.
Bij brief van 3 oktober 2019 heeft ING aan Good4life meegedeeld dat zij op grond van artikel 5 lid 2 Wet ter voorkoming van witwassen en financieren van terrorisme (Wwft) en artikel 35 ABV de bankrelaties met Good4life opzegt met een opzegtermijn van 60 dagen. Als gronden noemt ING dat zij a) het vermoeden heeft dat de intern doorgeboekte miljoenen euro’s aan (zorgtoeslag)gelden niet (volledig) worden aangewend voor het verlenen van zorg en dat er daarnaast onregelmatigheden zijn in de organisatiestructuur. Ook deelde ING mee de gegevens van eiseressen en van [naam 2] te zullen opnemen in het Intern Verwijzingsregister (IVR).
2.7.
De advocaat van Good4life heeft bij brief van 20 december 2019 ING gesommeerd de inmiddels geblokkeerde rekeningen weer vrij te geven en om registratie in het IVR achterwege te laten. Vervolgens is er gecorrespondeerd tussen de advocaten van partijen en bracht ING op verzoek van Good4life op 28 augustus 2020 een bezoek op locatie en werd daar met [naam 2] en [naam 1] gesproken.
2.8.
Op 8 oktober 2020 heeft Good4life aan ING een UBO-formulier betreffende de Stichting toegezonden waarop alleen [naam 2] is vermeld en wel als “Uiteindelijk Belanghebbende(n) op basis van zeggenschap”. Na bezwaar van ING heeft de advocaat van Good4life bij brief van 29 november 2020 geantwoord dat en waarom Good4life [naam 1] niet als UBO (uiteindelijk belanghebbende) had aangemerkt, maar heeft zij uit oogpunt van transparantie een nieuw UBO-formulier bijgevoegd waarop zowel [naam 1] als [naam 2] als “Uiteindelijk Belanghebbende(n) op basis van zeggenschap” zijn vermeld.
2.9.
Bij brief van 5 januari 2021 heeft ING aan Good4life over de uitkomsten van het onderzoek onder meer geschreven:
”Ad 1. Aanwenden verkregen zorggelden
(…)
ING heeft na bestudering van de verkregen informatie en documentatie geen
signalen aangetroffen dat de verkregen zorggelden niet worden aangewend voor het verlenen van zorg.
(…)
Ad 2. Rol van de heer [naam 1] bij Good4life
(…)
Nadat ING (…) kenbaar heeft gemaakt dat naar haar oordeel ook de heer [naam 1] als UBO aangemerkt kan worden, heeft ING op 29 november 2020 een aangepast UBO-formulier ontvangen waarbij - naast de heer [naam 2] – tevens de heer [naam 1] staat weergegeven als UBO (…).
Conclusie onderzoek
Op basis van alle verkregen informatie uit het onderzoek is ING van mening dat de relatie tussen ING en Good4Life (..) onder de navolgende voorwaarden voortgezet kan worden.”
Samengevat houden deze voorwaarden in:
1. ING zal over een jaar een revisie uitvoeren waarbij zij wederom moet kunnen vaststellen dat de verkregen zorggelden zijn aangewend voor het verlenen van zorg;
2. [naam 1] moet uiterlijk op 1 juli 2021 als UBO van Good4Life zijn ingeschreven in het UBO-register (van de Kamer van Koophandel); en
3. Voor 1 april 2021 ontvangt ING graag duidelijkheid over de ‘overname’ door Good4life van Joost Zorgt B.V. met een onderbouwing of Zilveren Kruis door deze overname is benadeeld (gezien de vordering van Zilveren Kruis op Joost Zorgt B.V.) Indien Good4life meent dat van benadeling geen sprake is, ontvangt ING in ieder geval graag de schriftelijke toestemming van Zilveren Kruis voor de transactie met Joost Zorgt B.V. (en in het bijzonder voor de overeengekomen fee).
2.10.
Nadat de advocaat van Good4life hierop bij brief van 26 januari 2021 heeft gereageerd op de voorwaarden, heeft ING bij brief van 19 februari 2021 de bankrelatie met Good4Life per 1 juli 2021 beëindigd onder verwijzing naar artikel 3 lid 2 sub b en f en artikel 5 lid 3 Wwft, artikel 3 en 7.4 VZR en artikelen 2 en 35 ABV.

3.Het geschil

3.1.
Good4life vordert, na eiswijziging:
I. ING te bevelen om de bancaire overeenkomsten te blijven nakomen, in ieder geval (i) totdat een Nederlandse rechter voor recht heeft verklaard dat ING mag opzeggen of (ii) totdat Good4life zelf opzegt of (iii) totdat een Nederlandse rechter heeft bepaald dat het ING is toegestaan om op te zeggen of (iv) tot een in goede justitie te bepalen moment, een en ander op straffe van dwangsommen;
II. ING te verbieden om eiseressen in haar IVR te vermelden, althans, voor zover die vermeldingen al zijn gedaan, ING te bevelen die vermeldingen binnen 24 uur ongedaan te maken, in ieder geval totdat – kort gezegd – een rechter anders bepaalt of tot een in goede justitie te bepalen moment, op straffe van dwangsommen;
III. ING te veroordelen in de proces- en nakosten met wettelijke rente.
3.2.
Good4life stelt daartoe het volgende. ING heeft geen gegronde redenen om op te zeggen, althans het gebruik maken van de opzegbevoegdheid is in de gegeven omstandigheden naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar.
Het onderzoek van ING is ingesteld naar aanleiding van signalen van zorgfraude en was daar ook op gericht. ING heeft op 5 januari 2021 zelf verklaard dat zij alle gevraagde informatie van Good4life heeft ontvangen en dat er geen sprake was van zorgfraude. Daarmee zou de kous af moeten zijn, maar vervolgens bleef ING maar vragen stellen en heeft zij uiteindelijk opgezegd vanwege het niet inschrijven van [naam 1] als UBO en vanwege vermeend tegenstrijdige informatie over de overname van het budgetplafond van Joost Zorgt.
Good4life bekruipt het gevoel dat ING naar een reden zoekt om de bankrelatie op te zeggen. Good4life vermoedt dat dat met de culturele en religieuze achtergrond van het management en van de cliënten te maken heeft en bestempelt dit als “institutionele discriminatie en racisme”. Hoe dan ook, Good4life heeft ook naar aanleiding van de verdere vragen voldoende openheid gegeven en de verwijten van ING zijn onterecht.
3.3.
Zo is er geen sprake van een poging om [naam 1] uit het zicht te houden. Hij voldoet volgens Good4life gewoon niet aan de definitie van UBO. Omdat ING daarover een andere opvatting heeft, heeft Good4life op 29 november 2020 een aangepast UBO formulier aan ING gestuurd waarop [naam 1] wel als UBO is vermeld. Voor inschrijving als UBO in het UBO-register bij de KvK ziet Good4life echter geen grond en ING gaat daar niet over.
3.4.
Ook heeft Good4life geen tegenstrijdige informatie gegeven over de transactie met Joost Zorgt. Bij ING is hier sprake van een misverstand. De ‘overname van Joost Zorgt’ betrof alleen overname van het zorgbudget dat Joost Zorgt eerst bij Zilveren Kruis had, niet een bedrijfsovername. Good4life heeft dat budget van Joost Zorgt overgenomen, mocht dat budget van € 400.000,- daarna declareren en het budget van Joost Zorgt is met hetzelfde bedrag verlaagd. Een andere omstandigheid is dat Medicare aanvankelijk een deel van de zorg van het zorgbudget van Joost Zorgt heeft verricht en daarvoor ook mocht declareren bij de zorgverzekeraars. Joost Zorgt heeft diezelfde verrichtingen dubbel gedeclareerd, dat was niet in de haak, maar Medicare treft daarvoor geen blaam en Good4life heeft met die fraude niets te maken. Overigens zijn de in het Parool van 27 mei 2016 door de bestuurder van Joost Zorgt aan het adres van de heer [naam 1] geuite beschuldigingen van fraude later ook ingetrokken. Alleen Joost Zorgt is door Zilveren Kruis tot terugbetaling van het dubbel gedeclareerde en uitbetaalde aangesproken, Medicare niet. Het was Medicare alleen niet meer toegestaan om bij de zorgverzekeraars te declareren. WMO-zorg in opdracht van een gemeente kon zij nog wel verlenen.
3.5.
ING voert verweer. Als formele verweren voert zij het volgende aan. Good4life had eerst de klachtprocedure van de bank moeten volgen. Daarnaast betwist ING dat Good4life (spoedeisend) belang heeft bij haar vorderingen, omdat eiseressen (met uitzondering van Zorg Groep) nog bankrekeningen hebben bij ABN Amro en Rabobank en hun rekeningen bij ING niet of nauwelijks meer gebruiken.
3.6.
Inhoudelijk voert ING aan dat zij contractueel bevoegd was tot opzegging en daartoe op grond van artikel 5 lid 3 Wwft zelfs verplicht, omdat de UBO niet kan worden geïdentificeerd, het cliëntenonderzoek niet of niet volledig kan worden uitgevoerd, Good4life een onacceptabel risico met zich meebrengt en dat ING het vertrouwen verloren is. Meer in het bijzonder stelt ING:
a. a) ondanks veelvuldige verzoeken om informatie blijven er veel onduidelijkheden en tegenstrijdigheden bestaan over de rol van [naam 1] als UBO. ING heeft het vermoeden dat er meer speelt tussen Zilveren Kruis en [naam 1] en dat hij daarom onzichtbaar wenst te zijn in de openbare registers,
b) Good4life heeft onvolledige en tegenstrijdige informatie gegeven over de ‘overname’ van Joost Zorgt. ING vermoedt dat [naam 1] als bestuurder van Medicare de dienstverlening voortzet onder Good4life en in dat kader er belang bij heeft niet kenbaar te worden als bestuurder of UBO van Good4life.
3.7.
ING baseert zich daarbij op de volgende omstandigheden:
3.7.1.
[naam 1] is wel UBO, omdat hij (mede) (indirect) de uiteindelijke zeggenschap heeft over alle entiteiten van Good4life, want:
  • hij staat bij ING geregistreerd als enig wettelijk vertegenwoordiger ten aanzien van de rekeningen van de Stichting, Carewise en Carewise Academy en is als enige bevoegd om daarop transacties te verrichten. Met betrekking tot de rekening van Carewise Group (die bestuurder is van Zorg Groep) is [naam 1] geregistreerd als gemachtigde naast [naam 2] als vertegenwoordiger. Zonder (feitelijke) zeggenschap met betrekking tot deze entiteiten ligt een dergelijk positie van [naam 1] niet voor de hand. ING erkent dat [naam 2] naast [naam 1] gemachtigd is op de rekening van Zorg Groep;
  • [naam 1] presenteert zich als directeur/eigenaar:
- op het ING-wijzigingsformulier d.d. 12 maart 2018 met betrekking tot de rekeningen van (nu) de Stichting, Carewise en Carewise Academy heeft hij bij functie ingevuld: “Directeur/eigenaar”;
- tijdens het locatiebezoek op 28 augustus 2020 gedroeg [naam 1] zich ook als zodanig;
- [naam 2] kan feitelijk niet als enige UBO worden gezien, want:
- hij is niet gerechtigd tot de rekeningen van de Stichting, Carewise en Carewise Academy;
- [naam 2] ontvangt slechts zeer beperkte beloningen van Good4life en krijgt daarentegen full time salaris uit andere bronnen;
  • Good4life heeft zelf op 29 november 2020 ING voorzien van een UBO-formulier waarop [naam 1] is vermeld als UBO;
  • ING krijgt geen toestemming om met Zilveren kruis contact op te nemen over de rol van [naam 1] ;
  • ING heeft aanwijzingen dat Medicare de zorg via Good4life verleent en declareert en [naam 1] daar ook de zeggenschap over heeft, gelet op de bedragen die naar Medicare worden overgemaakt en waarvan de interne administratie onduidelijk is.
3.7.2.
[naam 1] is bestuurder van Medicare, dat ook door ING is onderzocht. Daarbij vond ING ‘bad press’. Medicare is betrokken bij een fraudeonderzoek door Zilveren Kruis. Joost Zorgt en Medicare zouden dubbel hebben gedeclareerd, waardoor Zilveren Kruis voor € 2,7 miljoen is benadeeld. Volgens Medicare is dat het gevolg van handelen door Joost Zorgt, dat op 5 februari 2019 failliet is verklaard. Doordat Good4life hierover niet voldoende openheid van zaken geeft (bijv. door overlegging van de gevraagde correspondentie met Zilveren Kruis), kan ING niet vaststellen of Zilveren Kruis is benadeeld door Good4life.
3.8.
Ten slotte voert ING aan dat Good4life (nog) niet is opgenomen in het IVR; wel heeft ING het voornemen om dit per 1 juli 2021 te doen.
3.9.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
Een vordering tot voortzetting van de bankrelatie kan in kort geding worden toegewezen indien voorshands voldoende aannemelijk is dat de bodemrechter het standpunt van de eisende partij zal volgen, bijvoorbeeld omdat gedaagde een kennelijk ongegrond verweer voert, en indien van de eisende partij niet kan worden gevergd dat hij de uitslag van de bodemprocedure afwacht.
4.2.
Good4life heeft voldoende (spoedeisend) belang bij haar vorderingen, omdat zij per 1 juli a.s. de beschikking over haar rekeningen bij ING dreigt te verliezen. Dat zij ook nog elders bankrekeningen heeft doet daar – anders dan ING betoogt – niet aan af. Opzegging van een bankrelatie betekent immers een reële kans op reputatieschade voor de rekeninghouder bij haar relaties. Ook is er het risico van opzegging van de bankrelatie door de andere bankiers, zeker als deze vernemen dat onacceptabele Wwft-risico’s een opzeggingsgrond waren voor ING. Dat ze daarachter komen is niet denkbeeldig, bijvoorbeeld als zij daarnaar bij een regulier onderzoek vragen. Ook is denkbaar dat die andere banken het in strijd met de contractuele zorgplicht van Good4life zullen achten als zij de opzegging door ING niet uit zichzelf aan hen meldt.
4.3.
Het betoog van ING dat Good4life eerst de interne bezwaarprocedure had moeten volgen, kan, gelet op artikel 17 Grondwet en artikel 6 EVRM, evenmin tot niet-ontvankelijkheid of afwijzing van de vordering leiden.
4.4.
Nu de formele weren niet opgaan, zal de vordering inhoudelijk worden beoordeeld.
4.5.
Het gaat hier om duurovereenkomsten die voor onbepaalde tijd zijn aangegaan. Artikel 35 van de ABV bepaalt dat ING bevoegd is een bankrelatie op te zeggen. Daarnaast kan ING ingevolge artikel 7.3 van de VZR de overeenkomst op elk moment opzeggen met inachtneming van een opzegtermijn van 60 dagen, en op grond van de in artikel 7.4 van de VZR vermelde specifieke gronden zelfs met onmiddellijke ingang. In dit geval heeft ING een opzegtermijn van ruim vier maanden gehanteerd. ING was op grond van deze bepalingen dan ook in beginsel bevoegd de bankrelaties met Good4life op te zeggen.
4.6.
Bij de beoordeling komt echter mede gewicht toe aan de in artikel 2 lid 1 ABV neergelegde zorgplicht van ING. Bovendien kunnen de omstandigheden van het geval meebrengen dat het naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is dat een bank van haar contractuele opzeggingsbevoegdheid gebruik maakt (artikel 6:248 lid 2 Burgerlijk Wetboek (BW); zie HR 10 oktober 2014, ECLI:NL:HR:2014:2929 ING/De Keijzer).
4.7.
Verder komt mede gewicht toe aan de verplichting van Good4life om ingevolge artikel 2 lid 2 en artikel 3 ABV eraan mee te werken dat ING aan haar verplichtingen jegens (onder meer) toezichthouders kan voldoen en om geen misbruik van haar diensten te (laten) maken, bijvoorbeeld door middel van activiteiten die schadelijk zijn voor de reputatie van ING en die de werking en de betrouwbaarheid van het financiële stelsel kunnen schaden. ING heeft op grond van de Wet Financieel toezicht (Wft) en de Wet ter voorkoming van witwassen en financieren van terrorisme (hierna: Wwft) diverse onderzoeks- en controleverplichtingen.
4.8.
Artikel 15a van de Handelsregisterwet (HRW) luidt, voor zover hier van belang:
In het handelsregister wordt opgenomen wie de uiteindelijk belanghebbende is of de uiteindelijk belanghebbenden zijn van vennootschappen of andere juridische entiteiten als bedoeld in artikel 10a, tweede lid, van de Wet ter voorkoming van witwassen en financieren van terrorisme die overeenkomstig de artikelen 5 of 6, eerste lid, zijn ingeschreven in het handelsregister, met uitzondering van verenigingen van eigenaars en overige privaatrechtelijke rechtspersonen als bedoeld in artikel 6, eerste lid, onderdeel b.
(...)
Deze registratie dient ingevolge artikel 20 lid 2 HRW te zijn verricht binnen 7 dagen na een wijziging van de feiten. Nu deze registratieplicht is ontstaan door wijziging van de HRW per 27 september 2020, kunnen rechtspersonen volgens artikel 57 HRW binnen 18 maanden na wetswijziging aan die verplichting voldoen, dus uiterlijk op 27 maart 2022.
4.9.
De artikelen 3, 5, 10a en 10c Wwft luiden, voor zover relevant:
Artikel 3
1. Een instelling verricht ter voorkoming van witwassen en financieren van terrorisme cliëntenonderzoek.
2. Het cliëntenonderzoek stelt de instelling in staat om:
a. (…)
b. de uiteindelijk belanghebbende van de cliënt te identificeren en redelijke maatregelen te nemen om zijn identiteit te verifiëren, indien de cliënt een rechtspersoon is, redelijke maatregelen te nemen om inzicht te verwerven in de eigendoms- en zeggenschapsstructuur van de cliënt, en indien de uiteindelijk belanghebbende lid is van het hoger leidinggevend personeel, noodzakelijke redelijke maatregelen te nemen om de identiteit te verifiëren van de natuurlijke persoon die lid is van het hoger leidinggevend personeel, waarbij de genomen maatregelen en de ondervonden moeilijkheden tijdens het verificatieproces worden vastgelegd;
c. (…);
d. een voortdurende controle op de zakelijke relatie en de tijdens de duur van deze relatie verrichte transacties uit te oefenen, teneinde te verzekeren dat deze overeenkomen met de kennis die de instelling heeft van de cliënt en diens risicoprofiel, met zo nodig een onderzoek naar de bron van de middelen die bij de zakelijke relatie of de transactie gebruikt worden;
e. (…);
f. redelijke maatregelen te nemen om te verifiëren of de cliënt ten behoeve van zichzelf optreedt dan wel ten behoeve van een derde.
(…)
Artikel 5
(…)
3. Indien een instelling met betrekking tot een zakelijke relatie niet kan voldoen aan artikel 3, eerste tot en met vierde en veertiende lid, onderdeel a, beëindigt de instelling die zakelijke relatie.
(…)
Artikel 10a
1. In afwijking van artikel 1, eerste lid, wordt in deze paragraaf onder uiteindelijk belanghebbende verstaan: de natuurlijke persoon die de uiteindelijke eigenaar is van of zeggenschap heeft over een vennootschap of andere juridische entiteit.
(…)
Artikel 10c
1. Een instelling doet melding aan de Kamer van Koophandel van iedere discrepantie die zij aantreft tussen een gegeven omtrent een uiteindelijk belanghebbende dat zij verstrekt heeft gekregen uit het handelsregister, bedoeld in artikel 2 van de Handelsregisterwet 2007, en de informatie over die uiteindelijk belanghebbende waarover zij uit anderen hoofde beschikt.
(…)
4.10.
Artikel 3 van het Uitvoeringsbesluit Wwft 2018 luidt, voor zover relevant:
1. Categorieën van natuurlijke personen die in elk geval moeten worden aangemerkt als uiteindelijk belanghebbende zijn:
a. in het geval van een besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid (..):
1°. natuurlijke personen die de uiteindelijke eigenaar zijn van of zeggenschap hebben over de vennootschap, via:
–het direct of indirect houden van meer dan 25 procent van de aandelen, van de stemrechten of van het eigendomsbelang in de vennootschap, (…); of
–andere middelen, waaronder de voorwaarden voor consolidatie van een jaarrekening (…); of
2°. indien na uitputting van alle mogelijke middelen en op voorwaarde dat er geen gronden voor verdenking bestaan, geen van de personen, bedoeld in subonderdeel 1°, is achterhaald, of indien er enige twijfel bestaat of een persoon als bedoeld in subonderdeel 1° de uiteindelijke eigenaar is of zeggenschap heeft, dan wel de natuurlijke persoon is voor wiens rekening een transactie wordt verricht, de natuurlijke persoon of personen die behoort of behoren tot het hoger leidinggevend personeel van de vennootschap;
(…)
c. in het geval van een overige rechtspersoonwaaronder stichtingen, vzr]:
1°. natuurlijke personen die de uiteindelijke eigenaar zijn van of zeggenschap hebben over de rechtspersoon, via:
–het direct of indirect houden van meer dan 25 procent van het eigendomsbelang in de rechtspersoon;
–het direct of indirect kunnen uitoefenen van meer dan 25 procent van de stemmen bij besluitvorming ter zake van wijziging van de statuten van de rechtspersoon; of
–het kunnen uitoefenen van feitelijk zeggenschap over de rechtspersoon; of
2°. indien na uitputting van alle mogelijke middelen en op voorwaarde dat er geen gronden voor verdenking bestaan, geen van de personen, bedoeld in subonderdeel 1°, is achterhaald, of indien er enige twijfel bestaat of een persoon als bedoeld in subonderdeel 1° de uiteindelijke eigenaar is of zeggenschap heeft, dan wel de natuurlijke persoon is voor wiens rekening een transactie wordt verricht, de natuurlijke persoon of personen die behoort of behoren tot het hoger leidinggevend personeel van de rechtspersoon;
6. Voor de toepassing van het eerste lid wordt onder hoger leidinggevend personeel uitsluitend verstaan: elke bestuurder in de zin van artikel 9 van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek (…).
4.11.
Allereerst moet worden beoordeeld of ING zich terecht op het standpunt stelt dat zij op grond van artikel 5 lid 3 Wwft verplicht was tot opzegging van de bankrelatie met Good4life. Het is aan ING om feiten te stellen en aannemelijk te maken dat sprake is van een onacceptabel risico op witwassen of terrorisme-financiering (Hof Amsterdam 29 oktober 2019, ECLI:NL:GHAMS:2019:3898). Voorshands wordt geoordeeld dat ING daarin niet is geslaagd.
4.12.
Voorop gesteld wordt dat ING zelf op 5 januari 2021 heeft vastgesteld dat er geen signalen zijn dat Good4life de verkregen zorggelden niet aanwendt voor het verlenen van zorg (zorgfraude).
4.13.
Verder wordt geconstateerd dat Good4life heeft ingestemd met de op 5 januari 2021 door ING aan voortzetting van de bankrelatie gestelde voorwaarde 1 (zie 2.9).
4.14.
Aan voorwaarde 2 (inschrijving van [naam 1] uiterlijk 1 juli 2021 als UBO van Good4Life in het UBO-register van de Kamer van Koophandel) heeft Good4life niet voldaan. Op zichzelf is Good4life contractueel verplicht eraan mee te werken om ING in staat te stellen te voldoen aan haar wettelijke plicht (artikel 3 lid 2 sub b Wwft) om de uiteindelijk belanghebbende te identificeren. Voorshands wordt geoordeeld dat Good4life dat ook voldoende heeft gedaan. Zij heeft herhaaldelijk en gemotiveerd aan ING uiteengezet waarom zij meent dat [naam 1] niet kan worden aangemerkt als UBO van Good4life, te weten omdat hij niet de (feitelijke) zeggenschap heeft nu alleen [naam 2] (indirect) bestuurder is van de Stichting en de dochtervennootschappen en [naam 1] slechts op grond van een overeenkomst van opdracht de dagelijkse leiding heeft en de financiële administratie doet. Aan ING kan worden toegegeven dat het opmerkelijk is dat [naam 1] als enige toegang heeft tot de rekeningen van de Stichting, Carewise en Carewise Academy, maar in de rolverdeling tussen [naam 2] en [naam 1] is dat niet onbegrijpelijk. Aannemelijk is geworden dat [naam 2] aan [naam 1] , die veel meer ervaring had in de zorg, ‘carte blanche’ voor de dagelijkse gang van zaken heeft gegeven. In elk geval stond vast dat [naam 1] niet deelde in welke winst dan ook, omdat de vennootschappen (indirect) 100% onder de Stichting vielen. Good4life kan worden gevolgd in haar stelling dat in dat licht ook het gegeven moet worden bezien dat [naam 1] op de wijzigingsformulieren (zie 3.7.1) in 2018 heeft ingevuld dat zijn functie bij de betreffende drie rechtspersonen eigenaar/directeur was. Het woord “eigenaar” is wel verwarrend, maar de voorzieningenrechter is van oordeel dat dit, in het licht van de overige omstandigheden van het geval, onvoldoende reden is voor opzegging van de bankrekeningen.
4.15.
Kortom, de opvatting van Good4life over het UBO-schap was in ieder geval op het moment dat ING daarnaar vroeg verdedigbaar, gelet op de tekst van artikel 3 lid sub b Wwft en artikel 3 van het Uitvoeringsbesluit Wwft 2018. Omdat ING daarover een andere opvatting bleef houden, heeft Good4life in overleg met ING uiteindelijk in november 2020 op het formulier voor intern gebruik bij ING ingevuld dat [naam 1] naast [naam 2] UBO op basis van zeggenschap was. Het is begrijpelijk dat Good4life, mede gelet op de formulering van de brief van ING van 5 januari 2021 op dit punt, in de veronderstelling verkeerde dat daarmee de UBO-kwestie voor ING was afgehandeld. Dat ING in haar brief van 19 februari 2021 weer nieuwe eisen stelde, had Good4life dan ook niet behoeven te verwachten. Ook beticht ING haar ten onrechte van het verstrekken van tegenstrijdige informatie, nu Good4life steeds duidelijk is geweest en gebleven, ook in de begeleidende brief bij het tweede UBO-formulier, over haar opvatting over het UBO-schap.
4.16.
Ter zitting is gebleken dat [naam 1] sinds maart 2021 (indirect) 50% van de aandelen in zowel Zorg Groep als Carewise is gaan houden. Volgens [naam 2] en [naam 1] is daar ook niets mis mee en niets geheimzinnigs aan, want zij hebben al tijdens het gesprek met ING op 28 augustus 2020 gemeld de krachten te willen gaan bundelen. Hoe dat ook zij, feit is dat [naam 1] als houder van meer dan 25% van de aandelen nu op grond van artikel 15a HRW en 3 lid 1 sub a ten 1e Uitvoeringsbesluit Wwft 2018 op basis van het eigendomscriterium kwalificeert als UBO van die beide vennootschappen. Dat betekent dat hij zich als zodanig moet gaan inschrijven in het op 27 september 2020 ingevoerde openbare UBO-register bij de KvK. Gezien de overgangsperiode van 18 maanden ingevolge artikel 57 HRW (zie 4.8) moet dit uiterlijk 27 maart 2022 zijn geschied. ING kon dus de eis dat [naam 1] zich uiterlijk 1 juli 2021 als UBO van alle entiteiten van Good4Life in het UBO-register van de Kamer van Koophandel zou inschrijven, in redelijkheid niet stellen. Het vermoeden dat [naam 1] om onoorbare redenen onzichtbaar wenst te zijn in de openbare registers heeft ING, zoals hierna nog zal blijken, niet voldoende aannemelijk kunnen maken.
4.17.
Ten aanzien van voorwaarde 3 geldt dat Good4life daar naar voorlopig oordeel voldoende aan heeft voldaan. Good4life heeft aannemelijk gemaakt dat de vermeende ‘overname van Joost Zorgt’ slechts de overname door Good4life betrof van het zorgbudget dat Joost Zorgt eerst bij Zilveren Kruis had, niet een bedrijfsovername. Dat betoog vindt steun in door Good4life overgelegde stukken, zoals het faillissementsverslag, paragraaf 1.1, betreffende Joost Zorgt Nederland B.V. c.s., en de e-mail van Zilveren Kruis aan Good4life van 30 november 2016. Ter zitting is ook voldoende aannemelijk geworden dat het bij Zilveren Kruis naar Joost Zorgt lopende fraudeonderzoek niet het door Good4life overgenomen zorgbudget van € 400.000,00 betreft, maar het feit dat Joost Zorgt dubbel heeft gedeclareerd, namelijk voor zorg die zij door Medicare had laten uitvoeren en die geheel volgens de regels al door Medicare was gedeclareerd. Van benadeling van Zilveren Kruis door Good4life is dus geen sprake. Evenmin is aannemelijk geworden dat [naam 1] te maken had met de fraude door Joost Zorgt. Zilveren Kruis pakt ook alleen Joost Zorgt aan. Good4life stelt zich dus terecht op het standpunt dat zij, mede gelet op de privacy van cliënten, niet méér correspondentie met Zilveren Kruis of andere stukken hoeft over te leggen dan zij al heeft gedaan.
4.18.
ING heeft nog aangevoerd dat zij vreest dat [naam 1] buiten beeld wil blijven als UBO van Good4life in verband met het fraudeonderzoek door Zilveren Kruis. De onduidelijkheden in de interne administratie geven wel enige voeding aan deze vrees, maar ING heeft niet voldoende gemotiveerd onderbouwd waar deze administratie niet zou kunnen kloppen gelet op de antwoorden die Good4life aan haar heeft gegeven, ervan uitgaande dat een deel van het personeel door Medicare wordt ingehuurd. Overigens ligt de verantwoordelijkheid om zorgfraude te onderzoeken ook bij Zilveren Kruis, die als verzekeraar eveneens onderzoeksplichtig is op grond van de Wft en de Wwft.
4.19.
Dit alles betekent voorshands dat ING niet aannemelijk heeft gemaakt dat van een zodanig onacceptabel risico sprake was dat zij de bankrelatie op grond van artikel 5 lid 3 Wwft moest beëindigen. Aannemelijk is dat de opzegging, gelet ook op de belangen van Good4life, in strijd is met de contractuele zorgplicht van ING.
4.20.
Daarmee is de conclusie dat voldoende aannemelijk is geworden dat de bodemrechter de opzegging van de bankrelatie niet in stand zal laten en opname in het IVR niet gerechtvaardigd zal achten. De gevraagde voorzieningen zullen dus worden toegewezen, met dien verstande dat er voor oplegging van dwangsommen geen aanleiding is omdat er geen reden is om te twijfelen aan de toezegging van ING dat zij het vonnis vrijwillig zal nakomen.
4.21.
Als de grotendeels in het ongelijk gestelde partij zal ING in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van Good4life worden begroot op:
- dagvaarding € 85,81
- griffierecht 667,00
- salaris advocaat 1.016,00
___________________________
Totaal € 1.768,81.

5.De beslissing

De voorzieningenrechter
5.1.
beveelt ING om de bancaire overeenkomsten met eiseressen te blijven nakomen totdat zich andere feiten of omstandigheden hebben voorgedaan op basis waarvan ING opnieuw tot een opzegging wenst te komen of totdat een rechter anders bepaalt,
5.2.
verbiedt ING om eiseressen in haar IVR te vermelden op basis van de in dit vonnis genoemde feiten en omstandigheden, en gebiedt ING, voor zover die vermeldingen al zijn gedaan, deze binnen twee werkdagen na dit vonnis ongedaan te maken, een en ander totdat een rechter anders bepaalt,
5.3.
veroordeelt ING in de proceskosten, aan de zijde van eiseressen tot op heden begroot op € 1.768,81, en te vermeerderen met de wettelijke rente daarover met ingang van veertien dagen na heden tot aan de voldoening,
5.4.
veroordeelt ING in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op € 163,00 aan salaris advocaat, te vermeerderen met € 85,00 en de kosten van het betekeningsexploot ingeval betekening van dit vonnis plaatsvindt, en te vermeerderen met de wettelijke rente daarover met ingang van veertien dagen na de betekening van dit vonnis tot aan de voldoening,
5.5.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
5.6.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. C.M.E. de Koning, voorzieningenrechter, bijgestaan door mr. M.A.H. Verburgh, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 29 juni 2021. [1]

Voetnoten

1.type: MAH