In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 20 april 2021 uitspraak gedaan in een huurgeschil tussen de stichting Stadgenoot en een reisorganisatie, aangeduid als [naam stichting]. De reisorganisatie huurt een bedrijfsruimte van Stadgenoot en heeft door de coronamaatregelen te maken gekregen met een aanzienlijke omzetdaling. De huurovereenkomst was verlengd tot 31 december 2023, maar de reisorganisatie heeft de huur over meerdere maanden niet tijdig voldaan. Stadgenoot heeft daarop ontbinding van de huurovereenkomst en ontruiming van het gehuurde gevorderd, evenals betaling van huurachterstand en schadevergoeding.
Tijdens de mondelinge behandeling op 1 maart 2021 heeft de reisorganisatie erkend dat er een betalingsachterstand is, maar betoogd dat deze is veroorzaakt door onvoorziene omstandigheden als gevolg van de coronamaatregelen. De kantonrechter heeft in zijn beoordeling verwezen naar artikel 6:258 van het Burgerlijk Wetboek, dat de mogelijkheid biedt om de gevolgen van een overeenkomst te wijzigen op basis van onvoorziene omstandigheden. De rechter heeft vastgesteld dat de coronamaatregelen als onvoorziene omstandigheden kunnen worden beschouwd, maar dat de reisorganisatie de door haar gestelde omzetdaling nog moet onderbouwen met objectieve cijfers.
De kantonrechter heeft de zaak aangehouden en de reisorganisatie in de gelegenheid gesteld om de benodigde bewijsstukken over te leggen, waaronder omzetcijfers en informatie over de door de overheid opgelegde reisbeperkingen. De rechter heeft benadrukt dat, zelfs als er een huurkorting wordt toegepast, de huurachterstand van meer dan een jaar kan leiden tot ontbinding van de huurovereenkomst. De zaak is verwezen naar een rolzitting op 18 mei 2021 voor verdere behandeling.