In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 6 januari 2021 uitspraak gedaan in een bezwaarschrift ex artikel 7 van de Wet DNA-onderzoek bij Veroordeelden. Het bezwaarschrift was ingediend door een veroordeelde, geboren in 2001, die zich had ingeschreven voor de HBO-opleiding Toegepaste Psychologie en werkzaam was als verkoper. De veroordeelde had een HAVO-diploma behaald en was niet eerder met politie of justitie in aanraking gekomen. Het bezwaarschrift was gericht tegen de afname van celmateriaal voor het bepalen van zijn DNA-profiel, dat was opgelegd na een veroordeling voor het spuiten van graffiti. De rechtbank heeft de gemachtigde raadsvrouw van de veroordeelde en de officier van justitie op 6 januari 2021 in besloten raadkamer gehoord. De officier van justitie stelde dat het bezwaarschrift gegrond verklaard moest worden, omdat de kans op recidive niet aanzienlijk was en de afname van celmateriaal niet proportioneel was. De rechtbank heeft vastgesteld dat het bezwaarschrift tijdig was ingediend en dat de veroordeelde in aanmerking kwam voor de uitzondering op de verplichting tot DNA-afname, gezien de bijzondere omstandigheden waaronder het misdrijf was gepleegd. De rechtbank heeft het bezwaar gegrond verklaard en de officier van justitie bevolen het celmateriaal van de veroordeelde te vernietigen. De beslissing is openbaar uitgesproken en er staat geen rechtsmiddel open.