ECLI:NL:RBAMS:2021:1421

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
29 maart 2021
Publicatiedatum
29 maart 2021
Zaaknummer
13/068515-20 (Promis)
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Dodelijk schot tijdens spel met vuurwapen in Amsterdam

Op 14 maart 2020 vond er in Amsterdam een tragisch voorval plaats waarbij een vuurwapen betrokken was. Vier verdachten waren in een woning aan het spelen met een Glock 17 pistool, waarbij ze foto’s en filmpjes maakten. Tijdens dit gevaarlijke spel werd de trekker overgehaald, wat resulteerde in een fatale schotwond bij het slachtoffer, die in zijn achterhoofd werd geraakt en ter plaatse overleed. De rechtbank oordeelde dat de dood van het slachtoffer niet aan de verdachte kon worden toegerekend, aangezien het wapen niet van hem was en hij niet verantwoordelijk kon worden gehouden voor het lossen van het fatale schot. De verdachte werd echter wel schuldig bevonden aan het medeplegen van het voorhanden hebben van een vuurwapen. De rechtbank sprak de verdachte vrij van dood door schuld, omdat niet kon worden vastgesteld dat zijn gedrag een noodzakelijke factor was voor de dood van het slachtoffer. De rechtbank legde een gevangenisstraf van drie maanden op voor het voorhanden hebben van het vuurwapen, waarbij rekening werd gehouden met het feit dat de verdachte niet eerder voor een misdrijf was veroordeeld en het wapen niet aan hem toebehoorde. De benadeelde partijen werden niet-ontvankelijk verklaard in hun vorderingen, omdat de verdachte was vrijgesproken van het medeplegen van dood door schuld.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

VONNIS
Parketnummer: 13/068515-20 (Promis)
Datum uitspraak: 29 maart 2021
Vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige strafkamer, in de strafzaak tegen
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1996.
ingeschreven in de Basisregistratie Personen op het adres
[adres] , [woonplaats] .

1.Onderzoek ter terechtzitting

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van 17 juni 2020 en 9 september 2020 (telkens pro forma) en 1 en 2 maart 2021 (inhoudelijk) van 1 en 2 maart 2021 en 29 maart 2021 (sluiting van het onderzoek).
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie mr. C.F. van Drumpt en van wat verdachte en zijn raadsvrouw mr. C.H. van Keulen naar voren hebben gebracht.
De rechtbank heeft op de terechtzitting van 1 maart 2021 wapendeskundige L. Vonk, verbonden aan de politie Amsterdam als deskundige gehoord.
De rechtbank heeft tevens kennisgenomen van hetgeen raadsvrouw mr. W.A. Monster naar voren heeft gebracht ten aanzien van de levensgeschiedenis van het slachtoffer, [slachtoffer] , en de vorderingen tot schadevergoeding van [naam 1] en [naam 2] .
De nabestaanden [naam 1] en [naam 2] hebben op de terechtzitting gebruik gemaakt van het spreekrecht. Nabestaande [naam 3] , bijgestaan door mr. M.L. Firet, heeft ook gebruik gemaakt van het spreekrecht.

2.Tenlastelegging

Aan verdachte is, na wijziging op de zitting op 1 maart 2021 – kort gezegd – ten laste gelegd dat hij
1.
op 14 maart 2020 te Amsterdam (in vereniging) roekeloos, dan wel aanmerkelijk onvoorzichtig (terwijl hij alcohol en/of verdovende middelen had gebruikt), een vuurwapen (Glock 17) ter hand heeft genomen en heeft gespeeld met het vuurwapen, de munitie en de patroonhouder en het vuurwapen meermaals (door) heeft geladen en spelenderwijs op anderen heeft gericht en de trekker heeft overgehaald, en onvoldoende zorg heeft betracht om te voorkomen dat het wapen af kon gaan, waarna [medeverdachte 1] op zijn beurt het vuurwapen op [slachtoffer] heeft gericht en de trekker heeft overgehaald, waardoor het vuurwapen is afgegaan en die [slachtoffer] in zijn hoofd werd geraakt door een kogel, zodat het aan zijn/hun schuld te wijten is dat [slachtoffer] is overleden;
2.
op 14 maart 2020 te Amsterdam (in vereniging) een pistool van het merk Glock en munitie van het merk Sellier en Bellot voorhanden heeft gehad;
3.
op 14 maart 2020 te Amsterdam (in vereniging) opzettelijk cocaïne en MDMA heeft bewerkt dan wel aanwezig heeft gehad.
De tekst van de integrale tenlastelegging is opgenomen in een bijlage die aan dit vonnis is gehecht en geldt als hier ingevoegd.

3.Waardering van het bewijs

3.1.
Feiten en omstandigheden
De rechtbank gaat op grond van de wettige bewijsmiddelen van de volgende feiten en omstandigheden uit. [1]
Inleiding
Op 14 maart 2020 zijn verdachte en [medeverdachte 2] naar de woning van [medeverdachte 1] aan de [woonadres] gekomen. [medeverdachte 3] was de avond daarvoor al naar de woning gekomen en is daar blijven slapen. Het is een plek waar de vrienden vaker samen chillen. [medeverdachte 3] had een fles Lean (een frisdrank met codeïne, efedrine en difenhydramine) meegenomen en op de salontafel gezet. [2] In de woning waren verdovende middelen, zoals cocaïne en MDMA aanwezig. [medeverdachte 3] heeft, naar eigen zeggen, op 14 maart een tijd ponypacks gevouwen (papieren envelopjes waarin doorgaans harddrugs wordt bewaard). [3]
In de woning was ook een vuurwapen aanwezig, een pistool van het merk Glock. Ze hebben met het wapen gespeeld. Iedereen heeft het vuurwapen vastgehad, wel vier of vijf keer. [4] Met het wapen werd gezwaaid en er werden filmpjes en snaps [5] mee gemaakt. [6] De patroonhouder is meermaals uit het wapen gehaald en er weer ingedaan. Voor de grap werd de slede naar achteren getrokken, op elkaar gericht en de trekker overgehaald. Er was dan geklik te horen. [7]
[medeverdachte 3] en [medeverdachte 2] zijn uit de woning vertrokken, voordat een goede vriend van [medeverdachte 1] , [slachtoffer] , naar de woning is gekomen. [8] Kort daarop is het vuurwapen afgegaan en heeft een kogel [slachtoffer] in het hoofd getroffen. [medeverdachte 1] had op dat moment het vuurwapen in zijn hand. [slachtoffer] zakte meteen in elkaar. [9] Uit het sectierapport volgt dat [slachtoffer] is overleden ten gevolge van ernstig hersenletsel door een inschotwond in zijn achterhoofd. Ook was er sprake van een doorschotwond in zijn hand. [10]
[medeverdachte 3] werd die dag rond 14.50 uur gebeld door [medeverdachte 1] , die aan hem vertelde dat [slachtoffer] dood zou gaan. [medeverdachte 3] heeft daarop 112 gebeld. [11] Twee minuten daarna heeft hij [medeverdachte 2] gebeld om te vertellen dat [slachtoffer] is overleden. [12] Uit de historische telefoongegevens volgt dat zij op dat moment niet nabij de woning kunnen zijn geweest. [13] Op het moment dat het fatale schot viel, waren aldus alleen [medeverdachte 1] en verdachte in de woning aanwezig. Verdachte is direct uit de woning vertrokken en heeft enige tijd later op straat politie aangesproken en verteld dat zijn vriend is neergeschoten in een woning aan de [woonadres] . Om 14.50 uur waren zij ter plaatse, [medeverdachte 1] stond in de deuropening van zijn huis. Hij was hevig geëmotioneerd en zat onder het bloed. [14]
Doorzoeking
In de woning van [medeverdachte 1] is op aanwijzingen van [medeverdachte 1] het vuurwapen aangetroffen, het betrof een pistool van merk Glock type 17Gen3. In de kamer zat 1 kogel. In de los aangetroffen patroonhouder zaten drie kogels. De kogels waren van het merk Sellier en Bellot. [15] In de woonkamer stond een rugzak met daarin een dagvaarding op naam van [medeverdachte 3] , een laptop, kleding en zakjes en ponypacks met daarin verschillende soorten verdovende middelen, waaronder 6,11 gram amfetamine, 3,38 gram MDMA en 10,57 cocaïne. [16] In de trapkast stond nog een rugzak met daarin 62,45 gram cocaïne, 248 gram benzocaine (een versnijdingsmiddel), 41,88 gram amfetamine, 26,7 gram ketamine, 75,5 gram MDMA en 182 tabletten bevattende MDMA. [17]
Onderzoek mobiele telefoons
Op de telefoon van [medeverdachte 1] zijn diverse filmpjes aangetroffen waarop een vuurwapen of een patroonhouder zichtbaar is. De videobestanden zijn gemaakt op 14 maart 2020 tussen 10:58 en 11:20 uur. De filmpjes zijn opgenomen in de woonkamer van [medeverdachte 1] . Zijn salontafel is zichtbaar met daarop meerdere ponypacks. Het vuurwapen in de verschillende fragmenten betreft steeds een Glock 17. In één van de filmpjes wordt gezegd: “
wil je het buye of niet?”. [18]
Op de telefoon van verdachte is een video aantroffen die is opgenomen in de woning van [medeverdachte 1] op 14 maart 2020 om 12:29 uur. Op de video is te zien dat de persoon die filmt een vuurwapen in zijn hand heeft. Het vuurwapen wordt gericht op [medeverdachte 3] , die op de bank zit. Er is een klik te horen die door de politie is herkend als het geluid van het afdrukken van een ongeladen vuurwapen. Ook de stem van verdachte is herkend. [19]
Onder [medeverdachte 3] zijn twee telefoons aangetroffen. Op één van de telefoons stonden veel persoonlijke foto’s. Het nummer van de andere telefoon stond daarin opgeslagen onder de naam
trapline. Met het woord trap wordt volgens de politie de handel in verdovende middelen bedoeld. Op die telefoon zijn ook foto’s van prijslijsten van verdovende middelen aangetroffen en daarop stonden vrijwel geen persoonlijke foto’s. [20]
Op de (persoonlijke) telefoon van [medeverdachte 3] is een video aangetroffen die is opgenomen op zijn slaapkamer op 1 maart 2020. De persoon die filmt heeft een vuurwapen van het merk Glock (type 26Gen4) in zijn hand. Daarna draait de camera naar [medeverdachte 1] die eveneens een vuurwapen van het merk Glock (type 17Gen3) in zijn hand houdt. Dit vuurwapen komt, gelet op onder meer de delen die zichtbaar zijn van het serienummer, overeen met het pistool dat op 14 maart 2020 is aangetroffen in de woning van [medeverdachte 1] . Op dit filmpje richt [medeverdachte 1] met gestrekte arm het vuurwapen in de richting van de camera. [21] Alle voornoemde videobeelden zijn op de terechtzitting bekeken.
Inhoud vonnis
Het staat niet ter discussie dat [medeverdachte 1] het vuurwapen in zijn hand had toen een kogel werd afgevuurd die [slachtoffer] in zijn hoofd heeft geraakt, als gevolg waarvan hij is overleden.
In deze zaak moet worden bekeken wat de precieze toedracht is geweest en of ook verdachte de dood van [slachtoffer] kan worden verweten. Ook zal de rechtbank een oordeel geven over de betrokkenheid van verdachte bij verdovende middelen in de woning en het vuurwapen.
3.2.
Standpunt van het Openbaar Ministerie
Ten aanzien van dood door schuld (feit 1)
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte tezamen met [medeverdachte 1] , [medeverdachte 3] en [medeverdachte 2] dood door schuld heeft medegepleegd, doordat zij zeer onvoorzichtig zijn geweest bij het ter hand nemen van een vuurwapen, waarmee zij hebben gespeeld, terwijl verdovende middelen werden gebruikt en waarbij het vuurwapen is doorgeladen. Het gaat om het samenstel van handelingen. Het doorladen is een wezenlijke bijdrage geweest aan de uiteindelijke dood van [slachtoffer] . Door de dynamiek die op deze wijze onderling ontstond, met op elkaar richten, achter elkaar aan rennen en poseren, is er een sfeer gecreëerd waarin de meest minimale veiligheidsnormen, die van normale mensen kunnen worden verwacht bij het in de hand hebben van een vuurwapen niet in acht werden genomen, als gevolg waarvan [slachtoffer] is komen te overlijden.
Ten aanzien van het wapenbezit (feit 2)
De officier van justitie heeft verwezen naar een drietal arresten van de Hoge Raad, waaruit blijkt dat alleen in het bijzondere geval dat iemand onverhoeds of ongewild kortstondig een wapen of munitie van een ander in handen krijgt, of wanneer iemand onverwacht kennis krijgt van de aanwezigheid in zijn nabijheid van een wapen of munitie van een ander, terwijl hij redelijkerwijs daarvan niet direct afstand kan nemen, er geen sprake is van voorhanden hebben. [22]
Uit de verklaringen van de verdachten volgt dat zij allen, dus ook verdachte, hebben gespeeld met het vuurwapen en de patroonhouder. Bovendien is er een filmpje aangetroffen op de telefoon van verdachte van 14 maart 2021, waarin hij het vuurwapen vasthoudt en richt op [medeverdachte 3] en de trekker overhaalt. Verdachte heeft daarmee het vuurwapen voorhanden gehad.
Ten aanzien van aanwezigheid verdovende middelen (feit 3)
Zowel in de woonkamer als in de trapkast zijn identieke rugzakken aangetroffen met daarin diverse verdovende middelen in zakjes en ponypacks. Op de filmpjes van de telefoon van [medeverdachte 1] , die in de ochtend van 14 maart 2020 zijn opgenomen en op het filmpje van de telefoon van verdachte die die middag is opgenomen, zijn de verdovende middelen zichtbaar. Ook uit de verklaringen van de verdachten volgt dat de verdovende middelen open en in het zicht lagen. Bovendien heeft [medeverdachte 3] verklaard dat hij, tezamen met verdachte, ponypacks aan het vouwen en vullen was.
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte het bereiden en bewerken van verdovende middelen heeft medegepleegd. [medeverdachte 1] stelde zijn woning beschikbaar en verdachte heeft [medeverdachte 3] geholpen met vullen van ponypacks.
3.3.
Standpunt van de verdediging
Ten aanzien van dood door schuld (feit 1)
De raadsvrouw heeft bepleit dat enkel kan worden vastgesteld dat verdachte op enig moment een ongeladen vuurwapen vast heeft gehad en de trekker heeft overgehaald. Verdachte heeft steeds voldoende voorzichtigheid betracht toen hij het vuurwapen in handen had, door na te gaan of het wapen al dan niet geladen was. Van het richten en klikken met een ongeladen wapen kan niet worden gezegd dat deze handeling zo gevaarlijk is geweest dat dit onlosmakelijk is verbonden met de handelingen die anderen vervolgens met het wapen hebben verricht, waardoor de dood van [slachtoffer] is ingetreden. Het gebruik van het wapen en het richten op een ander, en daarbij niet nagaan of het wapen al dan niet geladen is, blijft steeds een individuele afweging die niet zonder meer voor rekening van de ander, in dit geval verdachte, kan komen.
De raadsvrouw heeft zich op het standpunt gesteld dat de handelingen van verdachte niet in zodanige mate hebben bijgedragen aan de dood van [slachtoffer] dat toerekening redelijk is en dat tevens niet is gebleken dat verdachte een handeling heeft verricht van voldoende gewicht om te spreken van medeplegen van dood door schuld.
Ten aanzien van het wapenbezit (feit 2)
De raadsvrouw heeft verzocht om verdachte vrij te spreken van het voorhanden hebben van een vuurwapen, wegens het ontbreken van beschikkingsmacht. Subsidiair heeft zij verzocht verdachte vrij te spreken van medeplegen. Verdachte heeft het vuurwapen slechts korte tijd vastgehouden en er kan niet worden vastgesteld dat sprake is geweest van een nauwe en bewuste samenwerking met de medeverdachten die gericht was op het gezamenlijk voorhanden hebben van het vuurwapen met bijbehorende munitie.
Ten aanzien van aanwezigheid verdovende middelen (feit 3)
De raadsvrouw heeft zich op het standpunt gesteld dat uit het dossier volgt dat de verdovende middelen aan [medeverdachte 3] toebehoorden. Opvallend is dat juist die medeverdachte eerst heeft verklaard zelf ponypacks te hebben gevouwen en daarna heeft verklaard dat verdachte hem daarbij heeft geholpen. Daarbij volgt uit de P.I. gesprekken dat [medeverdachte 3] zich ergerde aan verdachte die direct een volledige en belastende verklaring heeft afgelegd. De verklaring van [medeverdachte 3] is daarom niet betrouwbaar. Er is verder geen enkel aanknopingspunt dat verdachte betrokken is geweest bij het bereiden of bewerken van verdovende middelen, zodat verdachte daar integraal van moet worden vrijgesproken.
De raadsvrouw heeft tevens vrijspraak bepleit voor het (in vereniging) opzettelijk aanwezig hebben van verdovende middelen, nu enkel het aanwezig zijn in een woning waar zich verdovende middelen bevinden daarvoor niet voldoende is. De verdovende middelen hebben zich niet in de machtssfeer van verdachte bevonden en hij heeft daar geen enkele zeggenschap over gehad. Ook blijkt niet van een nauwe en bewuste samenwerking die was gericht op het gezamenlijk voorhanden hebben.
3.4.
Oordeel van de rechtbank
3.4.1.
Oordeel ten aanzien van het onder 1 ten laste gelegde
Vrijspraak medeplegen van dood door schuld
Verdachte en de medeverdachten hebben met het vuurwapen gespeeld. Het vuurwapen is van hand tot hand gegaan. Er zijn foto’s en filmpjes mee gemaakt. De patroonhouder is meermaals uit het vuurwapen gehaald en er weer ingezet. De slede werd naar achteren getrokken en de trekker overgehaald. Ook verdachte heeft op die manier met het vuurwapen gespeeld, zo volgt uit de videobeelden van 14 maart 2020 die op zijn telefoon zijn aangetroffen. Hierop was te zien dat verdachte het vuurwapen op [medeverdachte 3] richtte waarna geklik was te horen. Eenzelfde handelwijze volgt uit zijn op de terechtzitting afgelegde verklaring. Spelenderwijs is het vuurwapen op enig moment doorgeladen. Zoals eerder omschreven staat niet ter discussie dat [medeverdachte 1] de trekker heeft overgehaald, waarna het wapen is afgegaan en [slachtoffer] dodelijk werd getroffen.
De rechtbank ziet zich gesteld voor de vraag of het ook aan de schuld van verdachte te wijten is dat [slachtoffer] is overleden. De rechtbank stelt voorop dat de beantwoording van de vraag of een causaal verband bestaat tussen de door de verdachte verrichtte gedragingen en het intreden van de dood van [slachtoffer] , dient te geschieden aan de hand van de maatstaf of dit gevolg redelijkerwijs als gevolg van de gedragingen aan de verdachte kan worden toegerekend.
De rechtbank kan niet vaststellen door wie of op welk moment het vuurwapen is doorgeladen waardoor er een patroon in de kamer van het vuurwapen kwam en het vuurwapen schietklaar was. Daarom kan tevens niet worden vastgesteld of een gedraging van verdachte een noodzakelijke factor is geweest voor het intreden van het gevolg. Ook kan enkel uit het spelen met het vuurwapen niet worden afgeleid dat verdachte een substantiële bijdrage daaraan heeft geleverd. Verdachte kan wel verantwoordelijk worden gehouden voor zijn eigen gedrag, maar niet is gebleken dat hij verantwoordelijk was voor het wapen en het enkele niet beëindigen van de risicovolle situatie is onvoldoende om hem (mede) verantwoordelijk te houden voor het uiteindelijke schot. De rechtbank is aldus van oordeel dat de dood van [slachtoffer] niet redelijkerwijs aan verdachte kan worden toegerekend. De rechtbank zal verdachte daarom vrijspreken van het onder 1 ten laste gelegde medeplegen van dood door schuld.
3.4.2.
Oordeel ten aanzien van het onder 2 ten laste gelegde
De rechtbank stelt voorop dat voor een veroordeling wegens het voorhanden hebben van een vuurwapen en de bijhorende munitie vereist is dat sprake is geweest van een mate van bewustheid bij de verdachte omtrent de aanwezigheid daarvan. Voorts vergt het aanwezig hebben van een vuurwapen of munitie dat de verdachte feitelijke macht over het wapen of de munitie kan uitoefenen in de zin dat hij daarover kan beschikken.
Uit de verklaringen van alle verdachten volgt dat zij samen met het vuurwapen hebben gespeeld. Iedereen heeft het vuurwapen aangeraakt. De patroonhouder is er meermaals uitgehaald en er weer ingezet. Ook zijn er foto’s en filmpjes mee gemaakt. Zij hebben spelenderwijs het vuurwapen op elkaar gericht en de trekker overgehaald. Waarbij steeds geklik was te horen. Ook verdachte heeft op die manier met het vuurwapen gespeeld.
Gelet op de omschreven handelingen die door verdachte en de medeverdachten met het vuurwapen zijn verricht, is de rechtbank van oordeel dat verdachte enige beschikkingsmacht over het vuurwapen heeft gehad en uitgeoefend. De rechtbank acht tevens medeplegen bewezen. Door tezamen met het vuurwapen te spelen, hebben verdachte en de medeverdachten gezamenlijk over het wapen kunnen beschikken. Er was aldus sprake van nauwe en bewuste samenwerking. Daarmee komt de rechtbank tot een bewezenverklaring van het onder 2 ten laste gelegde medeplegen van het voorhanden hebben van een pistool van het merk Glock en munitie van het merk Sellier en Bellot.
3.4.3.
Oordeel ten aanzien van het onder 3 ten laste gelegde
Zoals eerder bij de feiten en omstandigheden is vastgesteld zijn er plastic zakjes en ponypacks met diverse verdovende middelen en versnijdingsmiddelen aangetroffen in de woning van [medeverdachte 1] . De rechtbank stelt vast dat verdachte daarvan op de hoogte is geweest, nu hij heeft verklaard dat [medeverdachte 3] ponypacks aan het vouwen was en dat hij nog nooit zo’n hoeveelheid aan drugs had gezien. [medeverdachte 3] heeft verklaard dat verdachte zou hebben geholpen met het vouwen en vullen van ponypacks, maar dat vindt geen steun in de rest van het dossier. De rechtbank zal verdachte daarom vrijspreken van het onder 3 impliciet primair ten laste gelegde medeplegen van bewerken of bereiden van verdovende middelen.
Voor een veroordeling voor het opzettelijk aanwezig hebben van drugs als bedoeld in artikel 2 onder C Opiumwet is niet doorslaggevend aan wie de drugs toebehoren. Evenmin hoeft sprake te zijn van enige beschikkings- of beheersbevoegdheid ten aanzien van de verdovende middelen. Voldoende is dat de onder de Opiumwet vallende middelen zich in de machtssfeer van de verdachte bevinden en dat de verdachte wetenschap heeft van de aanwezigheid van de verdovende middelen, althans van de aanmerkelijke kans daarop.
De rechtbank overweegt dat de verdovende middelen niet aan verdachte toebehoorden en dat verdachte zich bevond in een woning waar hij niet woonachtig was. Hij was kwam daar in de middag slechts op bezoek. Ook blijkt niet uit het dossier dat verdachte op enig moment verdovende middelen zou hebben gebruikt. Uit het dossier rijst het beeld dat [medeverdachte 3] betrokken was bij de handel in verdovende middelen en de woning van [medeverdachte 1] gebruikte om de drugs te bewaren en te verpakken in ponypacks. Verdachte is enkel aanwezig geweest bij deze situatie en heeft zich niet op enig moment van die situatie gedistantieerd. Hij was, zo lijkt het, wel onder de indruk van alles dat op tafel lag. De rechtbank is echter van oordeel dat dit onvoldoende is om aan te nemen dat verdachte enige beschikkingsbevoegdheid over de verdovende middelen heeft kunnen uitoefenen of dat deze zich daadwerkelijk in zijn machtssfeer bevonden. De rechtbank spreekt verdachte dan ook vrij van de onder 3 subsidiair ten laste gelegde opzettelijk aanwezig hebben van verdovende middelen.

4.Bewezenverklaring

De rechtbank acht op grond van de in rubtiek 3 in de voetnoten opgenomen bewijsmiddelen bewezen dat verdachte
2.
op 14 maart 2020 te Amsterdam, tezamen en in vereniging met anderen, een wapen en munitie van categorie III, onder 1 van de Wet wapens en munitie, te weten een pistool, van het merk Glock, type 17GEN3 en munitie van het merk Sellier en Bellot, zijnde een vuurwapen in de vorm van een pistool en munitie voorhanden heeft gehad.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten staan, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.

5.Strafbaarheid van het feit

Het bewezen geachte feit is volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.

6.Strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

7.Motivering van de straf

7.1.
Standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte voor de door haar onder 1, 2 en 3 bewezen geachte feiten zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van vijftien maanden met aftrek van voorarrest, waarvan vijf maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren, met de door de reclassering geadviseerde bijzondere voorwaarden.
7.2.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw van verdachte heeft de rechtbank verzocht om rekening te houden met het feit dat verdachte psychoses heeft gehad en daarvoor langdurig opgenomen is geweest. Na afloop van deze zaak hoopt verdachte weer aan zijn toekomst te kunnen werken. De raadsvrouw heeft verzocht om dan ook geen gevangenisstraf op te legen, mede omdat hij een
first offenderis en onduidelijk is of hij detentiegeschikt is. Een voorwaardelijke gevangenisstaf gecombineerd met een taakstraf is een passende straf. Wat betreft de door de reclassering geadviseerde bijzondere voorwaarden, heeft de raadsvrouw naar voren gebracht dat er momenteel sprake is van een zorgmachtiging en verdachte dus al in zorg is.
7.3.
Oordeel van de rechtbank
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals daarvan ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van een vrijheidsbenemende straf en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder het volgende laten meewegen.
Het ongecontroleerde bezit van vuurwapens en munitie vormt een onaanvaardbaar risico voor de veiligheid van personen. Verdachte heeft een pistool en bijhorende munitie voorhanden gehad, waar op een zeer onvoorzichtige manier mee om is gegaan. Verdachte vond het vasthouden van het wapen kennelijk wel indrukwekkend en het filmpje dat hij maakte met het wapen in zijn hand spreekt boekdelen. Hij beschreef de achteloze manier waarop ze met het wapen omgingen treffend: ‘er werd mee gespeeld of het een waterpistool was’. Verdachte en zijn medeverdachten hebben met het vuurwapen gespeeld, waardoor op enig moment het vuurwapen is doorgeladen, het wapen is afgegaan en [slachtoffer] is overleden. Hoewel de rechtbank de dood van [slachtoffer] niet aan verdachte heeft toegerekend, tekent het wel het levensgevaar dat uitgaat van vuurwapens. Dit is ook de reden dat vuurwapenbezit wordt bestraft met forse onvoorwaardelijke gevangenisstraffen.
De rechtbank houdt ten voordele van verdachte rekening met het feit dat verdachte het vuurwapen niet heeft gekocht en het niet aan hem toebehoorde. Verdachte is min of meer toevallig met het vuurwapen in aanraking gekomen. Dit weegt de rechtbank mee in de mate van de strafwaardigheid van het voorhanden hebben van een vuurwapen.
De rechtbank heeft acht geslagen op het Uittreksel Justitiële Documentatie (het strafblad) van verdachte van 30 juli 2020. Hieruit blijkt dat verdachte niet eerder voor een misdrijf is veroordeeld.
De rechtbank is van oordeel dat een voorwaardelijke gevangenisstraf en een taakstraf geen recht doen aan de ernst van het feit. Nu verdachte via de zorgmachtiging voldoende ingebed is in zorg en begeleiding, zal de rechtbank geen voorwaardelijk strafdeel met bijzondere voorwaarden opleggen. De rechtbank acht een gevangenisstraf voor de duur van drie maanden passend en geboden. De rechtbank is bij de straftoemeting afgeweken van wat de officier van justitie heeft gevorderd, omdat de officier van justitie alle aan verdachte ten laste gelegde feiten bewezen heeft geacht en de rechtbank enkel het voorhanden hebben van een vuurwapen bewezen heeft verklaard.

8.Benadeelde partijen

De vorderingen
De benadeelde partij [naam 2] vordert € 17.500,- aan affectieschade, te vermeerderen met de wettelijke rente.
De benadeelde partij [naam 1] vordert € 350,- aan vergoeding van materiële schade, te weten de kosten van de aanschaf van een urn en € 7.500,- aan vergoeding van affectieschade.
Voornoemde geldbedragen te vermeerderen met de wettelijke rente.
De benadeelde partijen hebben tevens gevorderd de schadevergoedingsmaatregel aan verdachte op te leggen.
Oordeel van de rechtbank
(gebruik passage indien geheel of gedeeltelijk niet van eenvoudige aard)De benadeelde partijen zullen in de vorderingen niet-ontvankelijk worden verklaard, omdat verdachte is vrijgesproken van het medeplegen van dood door schuld.
De benadeelde partijen en de verdachte zullen ieder de eigen kosten dragen.

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 47 en 57 van het Wetboek van Strafrecht
en 26 en 55 Wet wapens en munitie.

10.Beslissing

De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Verklaart het onder 1 en 3 ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart bewezen dat verdachte het onder 2 ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 4 is vermeld.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op:
medeplegen van handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een wapen van categorie III en medeplegen van handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie.
Veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstraf van 3 (drie) maanden.
Beveelt dat de tijd die door veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van die straf in mindering gebracht zal worden.
Verklaart de benadeelde partijen, [naam 1] en [naam 2] , niet-ontvankelijk in hun vorderingen.
Bepaalt dat de benadeelde partijen en de verdachte ieder de eigen kosten dragen.
Dit vonnis is gewezen door
mr. R.C.J. Elte-Hamming, voorzitter,
mrs. S. Djebali en E. Akkermans, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. S. Drent, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 29 maart 2021.

Voetnoten

1.Voor zover niet anders vermeld, wordt in de hierna volgende voetnoten telkens verwezen naar bewijsmiddelen die zich in het aan deze zaak ten grondslag liggende dossier bevinden, volgens de in dat dossier toegepaste nummering. Tenzij anders vermeld, gaat het daarbij om processen-verbaal, in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
2.Proces-verbaal van verhoor verdachte [medeverdachte 3] , 14 maart 2020, documentcode 12660145, p. Y018 en Proces-verbaal forensisch onderzoek woning ( [woonadres] ) met nummer PL1300-2020055014-77, p. C104 en Herzien NFI rapport, drugsonderzoek aan drank(resten) met ‘Lean’ in relatie tot een schietpartij, 8 september 2020, p. C239.
3.Proces-verbaal van verhoor verdachte [medeverdachte 3] , 26 maart 2020, documentcode 12724930, p. Y037-Y038 en proces-verbaal van verhoor verdachte [verdachte] , 14 maart 2020, documentcode 12660152, p. X014.
4.Proces-verbaal van verhoor verdachte [medeverdachte 2] , 16 maart 2020, documentcode 12663218, p. Z028
5.Snapchat is een sociale media applicatie waarmee foto’s en video’s kunnen worden gedeeld. Een snap is zo’n foto- of videobericht.
6.Proces-verbaal van verhoor verdachte [medeverdachte 2] , 16 maart 2020, documentcode 12663218, p. Z026 en Z028 en proces-verbaal van verhoor verdachte [medeverdachte 2] toetsing rechtmatigheid inverzekeringstelling en vordering tot bewaring, p. 1, apart document en Proces-verbaal van verhoor verdachte [medeverdachte 1] , 12 juni 2020, documentcode 12724647, p. W042 en Proces-verbaal van verhoor verdachte [medeverdachte 1] , 12 juni 2020, documentcode 12724647, p. Y034-Y035.
7.Proces-verbaal van verhoor verdachte [medeverdachte 2] , 16 maart 2020, documentcode 12663218, p. Z026 en Z029 en Proces-verbaal van verhoor verdachte [verdachte] , 14 maart 2020, documentcode 12660152, p. X013 en proces-verbaal van verhoor verdachte [verdachte] toetsing rechtmatigheid inverzekeringstelling en vordering tot bewaring, 17 maart 2020, pagina 1, apart document en Proces-verbaal van verhoor verdachte [medeverdachte 3] , 26 maart 2020, documentcode 12724930, p. Y34 en Y35.
8.Proces-verbaal van verhoor [verdachte] , 14 maart 2020. Documentcode: 12660152, p. X14-X15 en Proces-verbaal van verhoor verdachte [medeverdachte 3] , 26 maart 2020, Documentcode 12724930, p. X32 en Proces-verbaal van verhoor verdachte [medeverdachte 2] , 16 maart 2020, Documentcode: 12663218, p. Z026-Z027.
9.Proces-verbaal van verhoor verdachte [medeverdachte 1] , 12 juni 2020, documentcode 12724647, p. W043.
10.Proces-verbaal van onnatuurlijke dood met nummer PL1300-2020055014-65, p. B025-B027 en sectierapport van het NFI, 17 maart 2020, p. B032-B033.
11.Proces-verbaal van verhoor [verdachte] , 14 maart 2020. Documentcode: 12660152, p. X14-X15 en Proces-verbaal van verhoor verdachte [medeverdachte 3] , 26 maart 2020, Documentcode 12724930, p. X32 en Proces-verbaal van verhoor verdachte [medeverdachte 2] , 16 maart 2020, Documentcode: 12663218, p. Z026-Z027.
12.Proces-verbaal van bevindingen, onderzoek combinatie netwerkmeting en historische
13.Proces-verbaal van bevindingen, onderzoek combinatie netwerkmeting en historische
14.Proces-verbaal van verhoor [verdachte] , 14 maart 2020. Documentcode: 12660152, p. X016
15.Proces-verbaal forensisch onderzoek woning ( [woonadres] ), 27 maart 2020, Proces-verbaalnummer: PL1300-2020055014-32, p. C014, C18 en C19 en Proces-verbaal van onderzoek, 14 maart 2020, p. C001-C005 en Aanvullend proces-verbaal van munitie onderzoek opgemaakt door L. Vonk op 25 februari 2021, niet doorgenummerd.
16.Proces-verbaal van bevindingen met nummer PL1300-2020055014-73, 25 maart 2020, p. B043 en een drugsrapport van het Laboratorium Forensische Opsporing, 25 maart 2020, Rapportnr. 0346N20, p. B045.
17.Proces-verbaal van bevindingen met nummer PL1300-2020055014-73, 25 maart 2020, p. B043 en een drugsrapport van het Laboratorium Forensische Opsporing, 1 april 2020, Rapportnr. 0348N20, p. F099 en een drugsrapport van het Laboratorium Forensische Opsporing, 1 april 2020, Rapportnr. 0347N20, p. F100.
18.Proces-verbaal van bevindingen, 5 mei 2020, Documentcode: 12919624, p. F010-F015.
19.Proces-verbaal van bevindingen, 19 maart 2020, Documentcode: 12694397, p. B056-B058 en
20.Proces-verbaal van bevindingen, 22 mei 2020, Documentcode: 13021087, p. F076.
21.Proces-verbaal van bevindingen, 26 maart 2020, Documentcode: 12725985, p. B064-B067