ECLI:NL:RBAMS:2020:5319

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
27 oktober 2020
Publicatiedatum
3 november 2020
Zaaknummer
13/751613-20
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Tussenuitspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tussenuitspraak overlevering in het kader van een Europees aanhoudingsbevel met betrekking tot detentieomstandigheden

In deze tussenuitspraak van de Rechtbank Amsterdam, gedateerd 27 oktober 2020, wordt een vordering tot overlevering behandeld die is ingediend door de officier van justitie. De zaak betreft een Europees aanhoudingsbevel (EAB) dat is uitgevaardigd door Italië op 29 november 2019, met als doel de overlevering van een Albanese man die in Nederland gedetineerd is. De rechtbank heeft vastgesteld dat de opgeëiste persoon afstand heeft gedaan van zijn recht om te worden gehoord tijdens de zitting op 13 oktober 2020, en dat zijn raadsman, mr. E. Stam, hem vertegenwoordigde. De rechtbank heeft de termijn voor de uitspraak verlengd om meer informatie te verkrijgen over de detentieomstandigheden en de garanties die zijn gegeven door de Italiaanse autoriteiten. De rechtbank heeft vragen geformuleerd over de kennis van de opgeëiste persoon van de procedure en de mogelijkheid om verzet aan te tekenen tegen het vonnis in Italië. Tevens is er aandacht voor de detentieomstandigheden in Italië, waarbij de rechtbank eerder heeft geoordeeld dat er een reëel gevaar bestaat voor onmenselijke behandeling in Italiaanse gevangenissen. De rechtbank heeft het onderzoek heropend en geschorst om de benodigde informatie van de Italiaanse autoriteiten te verkrijgen. De beslissing om het onderzoek te heropenen is genomen om te waarborgen dat de rechten van de opgeëiste persoon worden gerespecteerd en dat hij adequaat wordt geïnformeerd over zijn rechtsmiddelen.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

INTERNATIONALE RECHTSHULPKAMER

Parketnummer: 13/751613-20
RK nummer: 20/3808
Datum uitspraak: 27 oktober 2020
TUSSEN-UITSPRAAK
op de vordering ex artikel 23 Overleveringswet (OLW), ingediend door de officier van justitie bij deze rechtbank. Deze vordering dateert van 12 augustus 2020 en betreft onder meer het in behandeling nemen van een Europees aanhoudingsbevel (EAB).
Dit EAB is uitgevaardigd op 29 november 2019 door
the Office of the Prosecutor General of the Republic attached to the Court of Appeal of Milan(Italië) en strekt tot de aanhouding en overlevering van:
[opgeëiste persoon] ,
geboren te Albanië op [geboortedag 1] 1978,
alias:
[alias opgeëiste persoon], geboren te [geboorteplaats] (Albanië) op [geboortedag 2] 1979
zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland,
gedetineerd in de penitentiaire inrichting [detentieplaats]
hierna te noemen de opgeëiste persoon.

1.Procesgang

De vordering is behandeld op de openbare zitting van 13 oktober 2020. Het onderzoek heeft plaatsgevonden in tegenwoordigheid van de officier van justitie mr. M. Diependaal en de raadsman van de opgeëiste persoon, mr. E. Stam, waarnemend voor mr. R.I. Takens, beiden advocaat te Amsterdam. Nadat het niet is gelukt om de opgeëiste persoon via een videoverbinding te horen, heeft de raadsman telefonisch contact gehad met de opgeëiste persoon waarbij de opgeëiste persoon heeft aangegeven afstand te doen van zijn recht om op de zitting te worden gehoord. De raadsman is gemachtigd om namens de opgeëiste persoon het woord te voeren.
De rechtbank heeft de termijn waarbinnen zij op grond van artikel 22, eerste lid, OLW uitspraak moet doen met dertig dagen verlengd omdat zij die verlenging nodig heeft om over de verzochte overlevering te beslissen.

2.Identiteit van de opgeëiste persoon

De rechtbank heeft de identiteit van de opgeëiste persoon onderzocht en heeft vastgesteld dat de bovenvermelde personalia juist zijn en dat de opgeëiste persoon de Albanese nationaliteit heeft.

3.Grondslag en inhoud van het EAB

In het EAB wordt melding gemaakt van een
Judgment n. 445/2019 – Reg. Gen. – R.G.N.R. n.7086/2014, issued on 21.1.2019 by the Court of Appeal of Milan, first division, overturning judgment 2680/2016 of 8.7.2016 of the Ordinary Court of MONZA, final on 7.4.2019.
De overlevering wordt verzocht ten behoeve van de tenuitvoerlegging van een vrijheidsstraf voor de duur van vijf jaren en zeven maanden, door de opgeëiste persoon te ondergaan op het grondgebied van de uitvaardigende lidstaat. De vrijheidsstraf is aan de opgeëiste persoon opgelegd bij het hiervoor genoemde arrest van 21 januari 2019.
Dit arrest betreft de feiten zoals die zijn omschreven in onderdeel e) van het EAB.

4.Weigeringsgrond als bedoeld in artikel 12 OLW

De rechtbank stelt vast dat het EAB strekt tot de tenuitvoerlegging van een vonnis terwijl de verdachte niet in persoon is verschenen bij de behandeling ter terechtzitting die tot het vonnis heeft geleid, en dat - kort gezegd - is gewezen zonder dat zich één van de in artikel 12, sub a tot en met c, OLW genoemde omstandigheden heeft voorgedaan.
Op grond van artikel 12, sub d, OLW mag de rechtbank in dit geval de overlevering alleen toestaan indien de uitvaardigende justitiële autoriteit heeft vermeld dat
  • i) het betreffende vonnis na overlevering onverwijld aan de opgeëiste persoon zal worden betekend en hij uitdrukkelijk zal worden geïnformeerd over zijn recht op een verzetprocedure of een procedure in hoger beroep, waarbij hij het recht heeft aanwezig te zijn, waarop de zaak opnieuw ten gronde wordt behandeld en nieuw bewijsmateriaal wordt toegelaten, die kan leiden tot herziening van het oorspronkelijke vonnis en
  • ii) de opgeëiste persoon wordt geïnformeerd over de termijn waarbinnen hij verzet of hoger beroep dient aan te tekenen, als vermeld in het desbetreffende Europees aanhoudingsbevel.
In het EAB staat in onderdeel d) het volgende vermeld:
the person will be personally served with this decision without delay after the surrender;
  • when served with the decision, the person will be expressly informed of the right to a retrial or appeal, in which he has the right to participate and which allows the merits of the case, including fresh evidence, to be re-examined, and which may lead to the original decision being reversed; and
  • the person will be informed of the timeframe within which he has to request a retrial or appeal, which will be 30 days.
De uitvaardigende justitiële autoriteit heeft bij e-mails van 12 oktober 2020 de volgende aanvullende informatie verstrekt op vragen van het Internationaal Rechtshulpcentrum (IRC):
a) Het gaat om een beslissing in tweede aanleg, het vonnis van het Gerechtshof Milaan nr. 445/2019 d.d. 21-01-2019 dat op 07-04-2019 onherroepelijk is geworden;
b) Uit de stukken van ons ressortsparket blijkt dat [opgeëiste persoon] voortvluchtig was zowel tijdens het proces in eerste aanleg als tijdens het proces in tweede aanleg. In het dossier van de tenuitvoerlegging van de gevangenisstraf bevinden zich geen stukken m.b.t de betekeningen van de datum en de plaats van de zitting omdat die deel uitmaken van het dossier van het Gerechtshof, een ander justitieel orgaan;
c) [opgeëiste persoon] werd vertegenwoordigd door een toegevoegd advocaat Mr. Renata D’Amico, ingeschreven bij de balie van Monza, en derhalve was er geen machtiging om hem te vertegenwoordigen;
d) In het uitvoeringsdossier bevinden zich geen stukken aangaande de ontvangst in persoon van het vonnis, aangezien het stukken betreft die zich eventueel in het dossier van het Gerechtshof bevinden, een ander justitieel orgaan;
e) [opgeëiste persoon] zou om een nieuw proces kunnen vragen. Daarin is voorzien bij art. 175 Sv.
en:
Uit de stukken in mijn bezit blijkt dat het Bureau RC bij de Rechtbank Monza voor de strafbare feiten in zake waarvan een veroordelend vonnis is uitgesproken en een EAB is uitgevaardigd, op 15-7-2014 een bevel tot voorlopige hechtenis heeft uitgevaardigd dat niet ten uitvoer is gelegd omdat [opgeëiste persoon] onvindbaar was; de betreffende persoon heeft verschillende aliassen, waaronder [alias 2] , [alias 3] , geboren op[geboortedag 2] 1979, [alias opgeëiste persoon] , geboren op [geboortedag 2] 1979, [alias 4] , geboren op [geboortedag 2] 1979.
In het uitvoeringsdossier bevinden zich geen verdere stukken; als die er zijn, dan bevinden ze zich in het dossier van het Arrondissementsparket Monza dat destijds het onderzoek heeft verricht. Ik kan het verzoek natuurlijk doorzenden aan laatstgenoemd parket, maar waarschijnlijk zou u dan niet uiterlijk morgen antwoord daarop krijgen. Ik wijs erop dat het Ressortsparket een onderzoeksinstantie in tweede aanleg is, en anders dan het Arrondissementsparket geen opsporingsonderzoek verricht, en derhalve niet in het bezit is van gedetailleerde informatie t.a.v. het onderzoek, betekeningen en identificatie van de persoon in kwestie.
Ik wijs hoe dan ook op wat in de vorige e-mail is aangegeven, en benadruk dat als voldaan is aan de voorwaarden als gesteld in art. 175 Sv de veroordeelde een bezwaarschrift kan indienen bij het Gerechtshof Milaan dat op grond van de stukken zal beslissen.
Standpunt van de raadsman
De raadsman heeft betoogd dat de verstrekte informatie geen garantie oplevert zoals bedoeld in artikel 12, sub d, OLW. Een belangrijk verschil met een eerdere zaak waarin de rechtbank hierover heeft beslist (19 februari 2019, ECLI:NL:RBAMS:2019:1163) is dat in die zaak de Italiaanse autoriteit had meegedeeld dat werd verwacht dat het gerecht positief zal beslissen over het verzet, mede omdat de Italiaanse rechter dat in vergelijkbare gevallen eerder heeft gedaan. De overlevering dient te worden geweigerd. Subsidiair dient nadere informatie te worden verstrekt omtrent de verzetgarantie.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat duidelijk is geworden dat de opgeëiste persoon onvindbaar was en dat geen sprake is geweest van een gemachtigd advocaat. Daarmee is voldoende gebleken dat is voldaan aan de vereisten van
artikel 175, lid 2 van het Italiaanse Wetboek van Strafvordering.
Subsidiair heeft de officier van justitie verzocht om aanhouding van de behandeling van de zaak, zodat over dit onderwerp nadere vragen kunnen worden beantwoord.
Oordeel van de rechtbank
Onder verwijzing naar de hiervoor genoemde uitspraak van 19 februari 2019, overweegt de rechtbank dat ook in deze zaak voor de toetsing van de garantie zoals bedoeld in artikel 12, sub d, OLW gekeken moet worden naar het in 2005 gewijzigde artikel 175 van het Italiaanse Wetboek van Strafvordering. Met de wijziging van deze bepaling ligt de bewijslast voor de wetenschap van het bij verstek gevoerde proces niet langer bij de opgeëiste persoon, maar is het de rechter die na het instellen van het verzet onderzoekt of de opgeëiste persoon “daadwerkelijk kennis heeft gehad van de procedure of van de beslissing en hij vrijwillig heeft afgezien van het recht om te verschijnen of een rechtsmiddel aan te wenden”.
In de hiervoor genoemde uitspraak was door de Italiaanse officier van justitie onder andere het volgende meegedeeld:
Aangezien alle betekeningen hebben plaatsgevonden bij de toegewezen raadsman, met wie hij, zo mag men gevoeglijk aannemen, nooit een werkelijke, beroepsmatige band heeft opgebouwd, en aangezien uit de processtukken niet is gebleken dat de veroordeelde kennis heeft gehad van de procedure die is beslecht met het vonnis in eerste aanleg, is dit parket van oordeel dat in het onderhavige geval is voldaan aan de voorwaarden, zodat het Gerechtshof in positieve zin zal beslissen zodra het verzoek zal zijn gedaan om een nieuwe termijn om de beslissing aan te vechten en dat[de opgeëiste persoon]
dus het vonnis (…) zal kunnen aanvechten.
De aanvullende informatie van 12 oktober 2020 in onderhavige zaak wijkt op een belangrijk onderdeel af van de hiervoor opgenomen informatie omdat géén duidelijkheid kan worden verschaft over de betekeningen van oproepingen, noch over de eventuele ontvangst in persoon van het vonnis, gelet op de volgende passages:
In het dossier van de tenuitvoerlegging van de gevangenisstraf bevinden zich geen stukken m.b.t de betekeningen van de datum en de plaats van de zitting omdat die deel uitmaken van het dossier van het Gerechtshof (…)
In het uitvoeringsdossier bevinden zich geen stukken aangaande de ontvangst in persoon van het vonnis, aangezien het stukken betreft die zich eventueel in het dossier van het Gerechtshof bevinden (…).
In onderhavige zaak is – de rechtbank veronderstelt om deze redenen – niet de verwachting uitgesproken dat
“het Gerechtshof in positieve zin zal beslissen zodra het verzoek zal zijn gedaan om een nieuwe termijn om de beslissing aan te vechten”.
De rechtbank acht zich hierover onvoldoende voorgelicht en zal daarom het onderzoek heropenen en schorsen, teneinde de uitvaardigende justitiële autoriteit de volgende vragen voor te leggen:
-
Heeft de opgeëiste persoon daadwerkelijk kennis gehad van de procedure of van de beslissing in hoger beroep bij het Gerechtshof Milaan en heeft hij vrijwillig afgezien van het recht om te verschijnen of een rechtsmiddel aan te wenden?
-
Zal hij na overlevering daadwerkelijk toegelaten worden tot het instellen van verzet en zal hij het recht hebben daaraan deel te nemen en bestaat dan het recht op een procedure, waarop hij het recht heeft aanwezig te zijn, waarop de zaak opnieuw ten gronde wordt behandeld en nieuw bewijsmateriaal wordt toegelaten, en die kan leiden tot herziening van de oorspronkelijke beslissing? De rechtbank wijst er hierbij op dat zowel in het EAB als in de aanvullende informatie is meegedeeld dat de beslissing van het Gerechtshof Milaan van 21 januari 2019 – de grondslag van onderhavig EAB – op 7 april 2019 onherroepelijk is geworden.

5.Garanties detentieomstandigheden

De rechtbank heeft in eerdere uitspraken overwogen dat op basis van de algemene omstandigheden in 16 Italiaanse detentiecentra sprake is van een reëel gevaar dat gedetineerden daar onmenselijk of vernederend worden behandeld. [1] Zoals ook in eerdere procedures is gebeurd, heeft het Internationaal Rechtshulpcentrum in deze zaak twee brieven van de Italiaanse autoriteiten aan het dossier toegevoegd, op basis waarvan geoordeeld zou kunnen worden dat het gevaar op een met artikel 4 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie (hierna: het Handvest) strijdige situatie voor de opgeëiste persoon is weggenomen. [2]
In de brief van 2 maart 2020 van de
Directorate General of Prisonersvan het Italiaanse
Ministry of Justice, Department of Penitentiary Administrationis - kort gezegd - meegedeeld dat geen enkele gedetineerde minder dan 3 vierkante meter
personal spacezal hebben, omdat gebruik wordt gemaakt van een systeem waarmee de situatie in alle Italiaanse gevangenissen
in real timekan worden gevolgd. Verder bevat deze brief de volgende informatie:
It is worth highlighting that as a consequence of the health emergency currently affecting some areas of Italy, are now suspended, until further notice, the transfers of prisoners to and from prisons falling within the jurisdiction of Turin, Padua, Bologna and Florence, and that this Directorate General shall take account of these restrictions when allocating prisoners to prisons.
In de aanvullende brief van 4 maart 2020 heeft het Italiaanse Ministerie van Justitie, Departement Juridische Zaken, Algemene Directie Internationale Zaken en Juridische Samenwerking het volgende verklaard:
(…) het Departement van de Penitentiaire Administratie beschikt tegenwoordig over een toepassingssysteem, dat aanwezig is op het hele nationale grondgebied, dat door het exact vaststellen van het aantal gedetineerden dat aanwezig is in iedere inrichting, het mogelijk maakt te garanderen dat de gedetineerden zullen worden ondergebracht in een vestiging waar de normen van art. 3 van het Europese Verdrag van de Rechten van de Mens worden nageleefd.
Dit met name voor wat betreft de beschikbare persoonlijke ruimte per gedetineerde, berekend met uitsluiting van het volume van de sanitaire voorzieningen maar inclusief dat van het meubilair en met inachtneming in ieder geval, van de mogelijkheid van iedere gedetineerde om zich normaal te kunnen bewegen in de cel.
In ieder geval heeft het Departement van de Penitentiaire Administratie gegarandeerd en vandaag in de communicatie met dit Kantoor bevestigd, dat de door de Nederlandse Autoriteiten overgeleverde personen zullen worden ondergebracht, zijnde de eerste allocatie, in de penitentiaire inrichting van Rome-Rebibbia-Nieuw Complex en dat zij ook nadien niet zullen worden ondergebracht in een van de 16 instellingen (Bergamo, Milano San Vittore, Milano Opera, Monza, Voghera, Alba, Pisa, Campobasso, Civitavecchia Nuovo Complesso, Trani Femminile, Catanzaro, Catania Piazza Lanza, Nuoro, Napoli Poggioreale en Napoli Secondigliano, Turi) ten aanzien waarvan de rechtbank Amsterdam heeft aangegeven dat daar het risico aanwezig is van ontoereikende omstandigheden.
Nu deze brieven niet door de uitvaardigende justitiële autoriteit in onderhavige procedure zijn ingebracht en gelet op het feit dat de brieven inmiddels ruim zeven maanden oud zijn, acht de rechtbank het van belang dat bij de uitvaardigende justitiële autoriteit wordt nagegaan of de inhoud van deze brieven nog steeds van toepassing is op alle opgeëiste personen die door Nederland aan Italië worden overgeleverd. Ook om deze reden zal het onderzoek worden heropend en geschorst voor onbepaalde tijd.

6.Beslissing

HEROPENT en SCHORSThet onderzoek voor onbepaalde tijd, teneinde de officier van justitie in de gelegenheid te stellen de vragen uit de rubrieken 4 en 5 voor te leggen aan de uitvaardigende justitiële autoriteit.
BEVEELTde oproeping van de opgeëiste persoon tegen een nader te bepalen datum en tijdstip, met tijdige kennisgeving daarvan aan zijn raadsman;
BEVEELTde oproeping van een tolk in de Albanese taal tegen de nader te bepalen datum en tijdstip.
Aldus gedaan door
mr. J.G. Vegter, voorzitter,
mrs. Ch.A. van Dijk en L.Z. Achouak El Idrissi, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. A.T.P. van Munster, griffier.
en uitgesproken ter openbare zitting van 27 oktober 2020.
Ingevolge artikel 29, tweede lid, OLW staat tegen deze uitspraak geen gewoon rechtsmiddel open.

Voetnoten

1.Zie onder andere Rechtbank Amsterdam 24 december 2019, ECLI:NL:RBAMS:2019:10053.
2.Zie onder andere Rechtbank Amsterdam, 12 maart 2020, ECLI:NL:RBAMS:2020:2039.