ECLI:NL:RBAMS:2020:503

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
23 januari 2020
Publicatiedatum
29 januari 2020
Zaaknummer
13/752023-19
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht; Internationaal strafrecht
Procedures
  • Eerste en enige aanleg
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Uitstel van beslissing over overlevering wegens onduidelijkheid over detentieomstandigheden in Litouwen

Op 23 januari 2020 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een zaak betreffende de overlevering van een opgeëiste persoon aan Litouwen. De vordering tot overlevering was ingediend door de officier van justitie op 22 november 2019, naar aanleiding van een Europees aanhoudingsbevel (EAB) dat op 3 januari 2018 door de Litouwse autoriteiten was uitgevaardigd. De opgeëiste persoon, geboren in 1992 in Litouwen, was op dat moment gedetineerd in Nederland zonder vaste woon- of verblijfplaats. Tijdens de openbare zitting op 9 januari 2019 werd de identiteit van de opgeëiste persoon bevestigd en werd er gediscussieerd over de omstandigheden waaronder hij na overlevering in Litouwen zou worden gedetineerd.

De rechtbank heeft vastgesteld dat er onduidelijkheid bestaat over de detentieomstandigheden in de Litouwse instellingen, met name in Pravieniškės Correctional House-Open Colony, waar de opgeëiste persoon mogelijk na overlevering zou worden geplaatst. Eerdere uitspraken van de rechtbank hebben aangetoond dat er in deze instelling een reëel gevaar bestaat voor onmenselijke of vernederende behandeling van gedetineerden. De rechtbank heeft daarom besloten de beslissing over de overlevering uit te stellen en de uitvaardigende autoriteit in de gelegenheid te stellen nadere informatie te verschaffen over de detentieomstandigheden.

De rechtbank benadrukt dat de wens van de opgeëiste persoon om naar Litouwen te worden overgeleverd niet kan leiden tot een andere beslissing, aangezien artikel 4 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie een absoluut recht waarborgt. De rechtbank heeft het onderzoek heropend en geschorst voor onbepaalde tijd, met de opdracht om de opgeëiste persoon en een tolk voor de Litouwse taal op een later tijdstip op te roepen.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

INTERNATIONALE RECHTSHULPKAMER

Parketnummer: 13/752023-19
RK nummer: 19/6745
Datum uitspraak: 23 januari 2020
TUSSEN
UITSPRAAK
op de vordering ex artikel 23 Overleveringswet (OLW), ingediend door de officier van justitie bij deze rechtbank. Deze vordering dateert van 22 november 2019 en betreft onder meer het in behandeling nemen van een Europees aanhoudingsbevel (EAB).
Dit EAB is uitgevaardigd op 3 januari 2018 door
The Prosecutor General’s Office of the Republic of Lithuania(Litouwen) en strekt tot de aanhouding en overlevering van:
[opgeëiste persoon],
geboren te [geboorteplaats] (Litouwen) op [geboortedag] 1992,
zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland,
uit anderen hoofde gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting [detentieadres],
hierna te noemen de opgeëiste persoon.

1.Procesgang

De vordering is behandeld op de openbare zitting van 9 januari 2019. Het verhoor heeft plaatsgevonden in tegenwoordigheid van de officier van justitie mr. C.L.E. McGivern. De opgeëiste persoon is bijgestaan door zijn raadsman, mr. D. Koningsbloem, advocaat te
‘s-Hertogenbosch en door een tolk in de Litouwse taal.
De rechtbank heeft de termijn waarbinnen zij op grond van artikel 22, eerste lid, OLW uitspraak moet doen met dertig dagen verlengd omdat zij die verlenging nodig heeft om over de verzochte overlevering te beslissen.

2.Identiteit van de opgeëiste persoon

De rechtbank heeft de identiteit van de opgeëiste persoon onderzocht. De opgeëiste persoon heeft ter zitting verklaard dat de bovenvermelde personalia juist zijn en dat hij de Litouwse nationaliteit heeft.

3.Grondslag en inhoud van het EAB

In het EAB wordt melding gemaakt van
rulings to impose a measure of constraint(arrest),
dated 25 October 2016 and 2 January 2018 of Kaunas District Court.
De overlevering wordt verzocht ten behoeve van een door de justitiële autoriteiten van de uitvaardigende lidstaat ingesteld strafrechtelijk onderzoek ter zake van het vermoeden dat de opgeëiste persoon zich schuldig heeft gemaakt aan een naar Litouws recht strafbaar feit.
Dit feit is omschreven in onderdeel e) van het EAB. Een door de griffier gewaarmerkte fotokopie van dit onderdeel is als bijlage aan deze uitspraak gehecht.

4.Strafbaarheid

Feit vermeld op bijlage 1 bij de OLW
Onderzoek naar de dubbele strafbaarheid van het feit waarvoor de overlevering wordt verzocht, moet achterwege blijven, nu de uitvaardigende justitiële autoriteit het strafbare feit heeft aangeduid als een feit vermeld in de lijst van bijlage 1 bij de OLW. Het feit valt op deze lijst onder nummer 20, te weten:
oplichting.
Volgens de in rubriek c) van het EAB vermelde gegevens is op dit feit naar Litouws recht een vrijheidsstraf met een maximum van ten minste drie jaren gesteld.

5.Artikel 4 Handvest van de grondrechten van de Europese Unie (hierna: Handvest)

Het Internationaal Rechtshulpcentrum Amsterdam (IRC) heeft op 4 december 2019 aan de uitvaardigende justitiële autoriteit allereerst de vraag voorgelegd waar de opgeëiste persoon na zijn overlevering naar verwachting zal worden gedetineerd en vervolgens een aantal vragen gesteld over de omstandigheden waaronder hij zal worden gedetineerd.
In zijn e-mail van 10 december 2019 heeft de uitvaardigende justitiële autoriteit verwezen naar eerder verstrekte informatie van oktober en november 2019 van de
Prison Departmentvan het Ministerie van Justitie van Litouwen en de daarin verstrekte informatie die ziet op andere personen van wie de overlevering aan de Nederlandse autoriteiten is verzocht.
In deze e-mail is gevraagd om deze informatie ook te gebruiken in andere zaken van personen
“who have been requested to be surrendered to Lithuania for criminal prosecution”.
In deze brieven is bericht dat niet valt te voorzien of de desbetreffende opgeëiste persoon na overlevering geplaatst zal worden in Kaunas Remand Prison of in Pravieniškės Correction House-Open Prison Colony In deze brieven is verder bericht dat PCHOC in 2019, dus na het bezoek van het Comité voor de Preventie van Foltering en Onmenselijke of Vernederende Behandeling of Bestraffing (hierna: CPT) aan deze instelling, als een ‘remand prison’ is gaan functioneren en dat de gedetineerden in cellen worden ingesloten. Zoals de rechtbank eerder heeft geoordeeld bij uitspraak van 19 november 2019, doet zich in Kaunas Remand Prison geen algemeen gevaar op onmenselijke of vernederende behandeling van gedetineerden voor.
In haar uitspraak van 20 augustus 2019 (ECLI:NL:RBAMS:2019:6202) heeft deze rechtbank ten aanzien van Pravieniškės Correction Home geoordeeld dat genoemd gevaar zich daar wel voordoet. De rechtbank heeft haar oordeel gebaseerd op het CPT-rapport van 25 juni 2019 waaruit blijkt dat (onder meer) in Pravieniškės Correction Home sprake is van uitzonderlijke niveaus van geweld, uitbuiting en intimidatie tussen gedetineerden onderling, waartegen de leiding van de instelling de gedetineerden niet adequaat kan beschermen. Zoals al in haar uitspraak van 28 november 2019 (ECLI:NL:RBAMS:2019:9099) overwogen, gaat de rechtbank er voorshands van uit dat Pravinieškès Correctional House-Open Colony (onderdeel van) Pravieniškės Correction Home is.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman van de opgeëiste persoon heeft aangevoerd dat de informatie die de uitvaardigende autoriteit heeft gegeven niet afdoende is, maar dat de verdediging zich daar niet op beroept. De opgeëiste persoon wil namelijk zo spoedig mogelijk naar Litouwen om daar zijn onschuld te bepleiten. Desgevraagd heeft de opgeëiste persoon dit standpunt bevestigd, hoewel hij tevens aangeeft dat de omstandigheden in Litouwse detentiecentra verschrikkelijk zijn. Hij wil het liefst in Kaunas Remand Prison geplaatst worden.
In tweede termijn heeft de raadsman gesteld dat van de Litouwse autoriteit mag worden verwacht dat zij duidelijkheid verschaft waar de opgeëiste persoon na overlevering zal worden gedetineerd. Als de overlevering niet wordt toegestaan, dan hoeft de opgeëiste persoon ook niet persé naar Litouwen.
Het standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de opvatting dat Pravinieškès Correctional House-Open Colony (onderdeel van) Pravieniškės Correction Home is, onjuist is. Zij heeft daartoe aangevoerd dat, zoals ook zou zijn af te leiden uit een e-mailbericht van 3 december 2019 van de Litouwse autoriteit in een andere zaak, Pravieniškès Open Prison Colony een van de drie sectoren van de detentie-instelling is, waarvan de gebouwen kilometers uit elkaar liggen. De Open Prison Colony is dus een ander gebouw. De Open Prison Colony is gebouwd na het bezoek van het CPT en het CPT-rapport ziet daar dus niet op. De officier van justitie heeft erop gewezen dat in de Open Prison Colony betere omstandigheden zijn dan in Kaunas Remand Prison. De Litouwse autoriteiten zijn kennelijk niet bij machte om aan te geven waar de opgeëiste persoon na overlevering zal worden geplaatst, maar het is wel duidelijk dat dit in Kaunas Remand Prison of Pravinieškès Correctional House-Open Colony zal zijn.
Het oordeel van de rechtbank
Zoals hiervoor al opgemerkt gaat de rechtbank er van uit dat Pravinieškès Correctional House-Open Colony (onderdeel van) Pravieniškės Correction Home is.
De rechtbank ziet in hetgeen de officier van justitie heeft aangevoerd geen aanleiding om daarover anders te oordelen. Het had, zeker na de eerdergenoemde uitspraken van de rechtbank, op de weg van de uitvaardigende autoriteit gelegen om duidelijk te maken dat Pravieniškės Correction Home en PCHOC twee geheel verschillende instellingen zijn. Zoals de rechtbank eerder heeft overwogen in de uitspraak van 17 december 2019 (ECLI:NL:RBAMS:2019:9962) geeft het e‑mailbericht van de uitvaardigende justitiële autoriteit van 3 december 2019 daarover geen helderheid.
Ook het gegeven dat Pravinieškès Correctional House-Open Colony na het bezoek van het CPT als
remand prisonis gaan functioneren, is onvoldoende om aan te nemen dat de eerder genoemde conclusies van het CPT ten aanzien van het Pravieniškės Correction Home niet gelden voor Pravinieškès Correctional House-Open Colony. Niet is verduidelijkt in welk opzicht en in welke mate de omstandigheden waarin de gedetineerden verkeren, na die functiewijziging zijn verbeterd ten opzichte van de door het CPT waargenomen situatie.
Naar het oordeel van de rechtbank zijn er gelet op het voorgaande zwaarwegende en op feiten gestoelde gronden om aan te nemen dat de opgeëiste persoon na zijn overlevering een reëel gevaar zal lopen om te worden onderworpen aan een onmenselijke of vernederende behandeling in de zin van artikel 4 Handvest.
Het Hof van Justitie van de Europese Unie (hierna: HvJ) heeft Kaderbesluit 2002/584/JBZ inzake het Europees aanhoudingsbevel en de procedures van overlevering tussen de lidstaten zo uitgelegd, dat de uitvoerende justitiële autoriteit in een dergelijk geval de beslissing over de tenuitvoerlegging moet uitstellen, totdat zij aanvullende gegevens verkrijgt op grond waarvan zij het bestaan van een dergelijk gevaar kan uitsluiten (Aranyosi en Căldăraru, 5 april 2016, C-404/15 en C-659/15 PPU, ECLI:EU:C:2016:198, punt 98).
Uit het arrest volgt verder dat weigering van de overlevering vanwege een reëel gevaar van onmenselijke of vernederende behandeling niet is toegestaan. Bovendien ziet het HvJ de omstandigheid dat sprake is van zo een reëel gevaar als een omstandigheid die – in beginsel – van tijdelijke aard is. Daarom moet aan de uitvaardigende lidstaat een redelijke termijn worden gegund om dat gevaar weg te nemen.
De rechtbank zal gelet hierop de beslissing over de overlevering uitstellen en de uitvaardigende justitiële autoriteit in de gelegenheid stellen nadere informatie te verschaffen. Het onderzoek zal worden heropend en voor onbepaalde tijd geschorst. De beslissing tot tenuitvoerlegging van het EAB zal worden uitgesteld.
De nadrukkelijke wens van de opgeëiste persoon om aan Litouwen te worden overgeleverd leidt niet tot een ander oordeel. Artikel 4 Handvest omvat een absoluut grondrecht waarvan geen afstand kan worden gedaan.

6.Toepasselijke wetsartikelen

De artikelen 2, 5 en 7 OLW.

7.Beslissing

HEROPENThet onderzoek en schorst dit voor onbepaalde tijd.
STELT UITde beslissing over de tenuitvoerlegging van het EAB.
BEVEELTde oproeping van de opgeëiste persoon tegen een nog vast te stellen datum en tijdstip, met tijdige kennisgeving daarvan aan zijn raadsman.
BEVEELTde oproeping van een tolk voor de Litouwse taal tegen de nog vast te stellen datum en het nog vast te stellen tijdstip.
Aldus gedaan door
mr. A.W.C.M. van Emmerik, voorzitter,
mrs. E. de Rooij en R.J. Bartels, rechters,
in tegenwoordigheid van R. Rog, griffier,
en uitgesproken ter openbare zitting van 23 januari 2020.
De jongste en de oudste rechter zijn buiten staat te tekenen.
Ingevolge artikel 29, tweede lid, OLW staat tegen deze uitspraak geen gewoon rechtsmiddel open.