ECLI:NL:RBAMS:2019:9099

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
14 november 2019
Publicatiedatum
6 december 2019
Zaaknummer
13/751865-19
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Internationaal publiekrecht
Procedures
  • Tussenuitspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tussenuitspraak overlevering en detentieomstandigheden Litouwen

Op 28 november 2019 heeft de Rechtbank Amsterdam een tussenuitspraak gedaan in een overleveringszaak op basis van een Europees aanhoudingsbevel (EAB) dat door Litouwen was uitgevaardigd. De zaak betreft de opgeëiste persoon, geboren in 1999 in Litouwen, die momenteel in Nederland gedetineerd is. De rechtbank heeft de vordering van de officier van justitie, mr. R. Vorrink, behandeld op een openbare zitting op 14 november 2019, waarbij de opgeëiste persoon werd bijgestaan door zijn raadsvrouw, mr. A. Foppen. De rechtbank heeft de identiteit van de opgeëiste persoon vastgesteld en de inhoud van het EAB beoordeeld, waarin melding wordt gemaakt van meerdere strafbare feiten volgens Litouws recht, waaronder oplichting.

De rechtbank heeft ook de detentieomstandigheden in Litouwen onderzocht, met name in Pravieniškės Correctional House-Open Colony en Kaunas Remand Prison. Eerdere uitspraken van de rechtbank hebben aangetoond dat er een reëel gevaar bestaat voor onmenselijke of vernederende behandeling in deze instellingen, zoals gerapporteerd door het Comité voor de preventie van foltering. De rechtbank heeft de uitvaardigende justitiële autoriteit gevraagd om aanvullende informatie over de detentieomstandigheden en hoe de opgeëiste persoon zal worden beschermd tegen geweld en misbruik in de gevangenis.

De rechtbank heeft besloten het onderzoek te heropenen en de officier van justitie de opdracht gegeven om opnieuw vragen te stellen aan de Litouwse autoriteiten over de detentieomstandigheden van de opgeëiste persoon. De beslissing over de overlevering is uitgesteld totdat er meer duidelijkheid is over de omstandigheden waaronder de opgeëiste persoon zal worden gedetineerd in Litouwen.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM
INTERNATIONALE RECHTSHULPKAMER
Parketnummer: 13/751865-19
RK nummer: 19/5822
Datum uitspraak: 28 november 2019
TUSSEN
UITSPRAAK
op de vordering ex artikel 23 Overleveringswet (OLW), ingediend door de officier van justitie bij deze rechtbank. Deze vordering dateert van 10 oktober 2019 en betreft onder meer het in behandeling nemen van een Europees aanhoudingsbevel (EAB).
Dit EAB is uitgevaardigd op 13 september 2019 door
the Prosecutor General’s Office of the Republic of Lithuania(Litouwen) en strekt tot de aanhouding en overlevering van:
[naam opgeëiste persoon]
geboren te [geboorteplaats] (Litouwen) op [geboortedag] 1999,
zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland,
thans (uit anderen hoofde) gedetineerd in [detentieadres]
hierna te noemen de opgeëiste persoon.

1.Procesgang

De vordering is behandeld op de openbare zitting van 14 november 2019. Het verhoor heeft plaatsgevonden in tegenwoordigheid van de officier van justitie mr. R. Vorrink. De opgeëiste persoon is bijgestaan door zijn raadsvrouw, mr. A. Foppen, advocaat te Harderwijk en door een tolk in de Litouwse taal.

2.Identiteit van de opgeëiste persoon

De rechtbank heeft de identiteit van de opgeëiste persoon onderzocht. De opgeëiste persoon heeft ter zitting verklaard dat de bovenvermelde personalia juist zijn en dat hij de Litouwse nationaliteit heeft.

3.Grondslag en inhoud van het EAB

In het EAB wordt melding gemaakt van
I.
Court Ruling to impose the constraint measure of arrestvan 30 juli 2019
issued by Kaunas District Court,No. 03-2-00096-19;
II.
Court Ruling to impose the constraint measure of arrestvan 23 augustus 2019
issued by Alytus District Court,No. 01-1-28668-19;
III.
Court Ruling to impose the constraint measure of arrestvan 19 augustus 2019
issued by Marijampolė District Court,No. 01-1-42574-18.
De overlevering wordt verzocht ten behoeve van een door de justitiële autoriteiten van de uitvaardigende lidstaat ingesteld strafrechtelijk onderzoek ter zake van het vermoeden dat de opgeëiste persoon zich schuldig heeft gemaakt aan vijf naar Litouws recht strafbare feiten.
De feiten zijn omschreven in onderdeel e) van het EAB. Een door de griffier gewaarmerkte fotokopie van dit onderdeel is als bijlage aan deze uitspraak gehecht.

4.Strafbaarheid

4.1.
Feiten vermeld op bijlage 1 bij de OLW
Onderzoek naar de dubbele strafbaarheid van de feiten waarvoor de overlevering wordt verzocht, moet achterwege blijven, nu de uitvaardigende justitiële autoriteit de strafbare feiten 1, 2, 4 en 5 heeft aangeduid als feiten vermeld in de lijst van bijlage 1 bij de OLW. De feiten vallen op deze lijst onder nummer 20, te weten:
oplichting
Volgens de in rubriek c) van het EAB vermelde gegevens is op dit feit naar Litouws recht een vrijheidsstraf met een maximum van ten minste drie jaren gesteld.
4.2.
Feiten waarvoor dubbele strafbaarheid is vereist
De uitvaardigende justitiële autoriteit heeft feit 3 niet aangeduid als feit waarvoor het vereiste van toetsing van dubbele strafbaarheid niet geldt. Overlevering kan in dat geval alleen worden toegestaan indien voldaan wordt aan de kaderbesluitconform uitgelegde eisen die in artikel 7, eerste lid, aanhef en onder a 2°, OLW zijn neergelegd.
4.2.1.
Standpunten ter zitting
De raadsvrouw heeft zich op het standpunt gesteld dat feit 3 dat in onderdeel e) van het EAB is aangeduid als ‘
involvement of a child in a criminal act by way of persuasion’naar Nederlands recht geen strafbaar feit oplevert. De opgeëiste persoon kan daarom voor feit 3 niet worden overgeleverd.
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat feit 3 in samenhang moet worden gezien met feit 2. De opgeëiste persoon wordt ervan verdacht zijn minderjarige zusje te hebben overgehaald hem te helpen met de oplichtingshandelingen die vermeld zijn onder feit 2. Het feit levert naar Nederlands recht dan ook een strafbaar feit op, te weten: uitlokking van oplichting.
4.2.2.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank is met de officier van justitie van oordeel dat feit 3 ook strafbaar is naar Nederlands recht. Het feit levert naar Nederlands recht op:
uitlokking van oplichting

5.Detentieomstandigheden

5.1
Inleiding
De rechtbank heeft eerder, op 20 augustus 2019 (ECLI:NL:RBAMS:2019:6202), in een andere overleveringszaak geoordeeld dat een reëel gevaar bestaat van onmenselijke of vernederende behandeling, zoals bedoeld in artikel 4 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie (hierna: Handvest) in de Litouwse detentie-instellingen:
Alytus Correction Home,
Marijampolė Correction Homeen
Pravieniškės Prison.
De rechtbank is tot deze conclusie gekomen op grond van het meest recente rapport van het Comité voor de preventie van foltering en onmenselijke of vernederende behandeling of bestraffing (CPT) dat is uitgebracht naar aanleiding van het bezoek van het CPT aan Litouwen in 2018, waarin buitengewone niveaus van geweld, intimidatie en uitbuiting zijn beschreven. Het gaat om zowel onderling geweld tussen gedetineerden als excessief geweld door beveiligers om aan deze situaties een einde te maken. Dit is het gevolg van ruime aanwezigheid van drugs, alcohol, telefoons en steekwapens enerzijds en zeer geringe aanwezigheid van gevangenismedewerkers en soms ook corruptie bij deze medewerkers anderzijds.
Op 30 oktober 2019 heeft de uitvaardigende justitiële autoriteit laten weten dat de opgeëiste persoon bij aankomst in Litouwen zal worden gedetineerd in
Kaunas Remand Prisonof de
Remand Prisonvan
Pravieniškės Correctional House-Open Colony.
Als reactie daarop zijn op 5 november 2019 door het Internationaal Rechtshulp Centrum aan de uitvaardigende justitiële autoriteit de volgende vragen gesteld:
1.
Zal de opgeëiste persoon waarschijnlijk worden geplaatst in Pravieniškės Correctional House-Open Colony of Kaunas Remand Prison?
2.
Indien de opgeëiste persoon in Pravieniškės Correctional House-Open Colony zal worden gedetineerd:
a.
Zal de opgeëiste persoon in deze detentie-instelling concreet kunnen worden beschermd tegen ‘inter-prisoner violence, intimidation and exploitation’ als omschreven in het rapport van het CPT-rapport van 25 juni 2019?
b.
Zo ja, op welke wijze?
De uitvaardigende justitiële autoriteit heeft bij brief van 5 november 2019 daarop geantwoord dat op dit moment niet kan worden gezegd of de opgeëiste persoon in
Kaunas Remand Prisonof
Pravieniškės Correctional House-Open Colonyterecht zal komen, omdat deze beslissing afhankelijk is van de beschikbare plekken op het moment van overdracht van de opgeëiste persoon. Verder blijkt uit deze brief dat in
Pravieniškės Correctional House-Open Colonyde gedetineerden op cel verblijven. Geweld en misbruik wordt onder meer voorkomen door gedetineerden die een negatieve impact hebben op anderen over te plaatsen naar andere cellen of ze te isoleren.
5.2
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft zich op het standpunt gesteld dat de overlevering dient te worden geweigerd op grond van artikel 11 OLW. Er dreigt een schending van de fundamentele rechten van de opgeëiste persoon, omdat hij gevaar loopt om onmenselijk of vernederend te worden behandeld in de detentie-instellingen in Litouwen.
De uitvaardigende justitiële autoriteit heeft niet kunnen beantwoorden in welke instelling de opgeëiste persoon bij aankomst in Litouwen gedetineerd zal worden. Bovendien is er geen antwoord gegeven op de vraag hoe de opgeëiste persoon concreet in
Pravieniškės Correctional House-Open Colonyzal worden beschermd tegen
‘inter-prisoner violence, intimidation and exploitation’,zoals door het CPT is beschreven.
De raadsvrouw heeft daarbij aangevoerd dat enkel informatie is verstrekt over de detentie-instellingen waar de opgeëiste persoon in voorarrest zal verblijven en dat er geen informatie beschikbaar is over de omstandigheden in detentie-instellingen waar de opgeëiste persoon na een eventuele veroordeling terecht zal komen.
5.3
Standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie heeft tot verwerping van het verweer geconcludeerd. Overlevering van de opgeëiste persoon leidt niet tot schending van artikel 4 Handvest. De officier van justitie heeft daartoe het volgende aangevoerd.
In
Kaunas Remand Prisonzal de opgeëiste persoon over voldoende
personal spacebeschikken en deze instelling biedt voldoende compenserende faciliteiten. Er is in deze instelling geen reëel gevaar op schending van de fundamentele rechten van de opgeëiste persoon
Na het bezoek van het CPT aan
Pravieniškės Prisonis de
Remand Prisonvan
Pravieniškės Correctional House-Open Colonygeopend. Dit is de detentie-instelling waar de opgeëiste persoon mogelijk zal worden gedetineerd. Het geweld tussen gedetineerden zou met name plaatsvinden in het detentiecentrum waar gebruik wordt gemaakt van slaapzalen. In een brief van augustus 2019 in een andere zaak wordt door de uitvaardigende justitiële autoriteit de situatie omschreven in de cellen van
Pravieniškės Correctional House-Open Colony. Deze informatie komt niet overeen met de bevindingen van het CPT in de slaapzalen van
Pravieniškės Prison.De officier van justitie is daarom van oordeel dat het reële gevaar van onmenselijke of vernederende behandeling, zoals dat is aangenomen voor
Pravieniškės Prison,zich niet uitstrekt tot de
Remand Prisonvan
Pravieniškės Correctional House-Open Colony. Bovendien is de officier van justitie van mening dat de uitvaardigende justitiële autoriteit voldoende heeft aangegeven hoe het gevaar op schending van de fundamentele rechten van de opgeëiste persoon door de detentie-instelling kan worden ingeperkt.
De officier van justitie heeft verzocht de overlevering van de opgeëiste persoon toe te staan.
5.4
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank merkt het verweer aan als een beroep op het bepaalde in artikel 4 Handvest en hanteert bij de toetsing van het verweer het kader, zoals dat is gegeven door het Europese Hof van Justitie van de Europese Unie in het arrest van 5 april 2016, C-404/15 en C-659/15 PPU, ECLI:EU:C:2016:198 (
Aranyosi en Căldăraru).
5.4.1.
Kaunas Remand Prison
De rechtbank is van oordeel dat niet kan worden geoordeeld dat ten aanzien van
Kaunas Remand Prisoneen reëel gevaar bestaat dat personen die in die detentie-instelling zijn gedetineerd onmenselijk of vernederend worden behandeld. De rechtbank verwijst in dit verband in de eerste plaats naar haar jurisprudentie waarin ten aanzien van de
personal spaceaansluiting wordt gezocht bij de ondergrens als bepaald in de uitspraak van het EHRM van 20 oktober 2016, met kenmerk: 7334/13 (Muršić/Kroatië), te weten 3 m2. Gelet op aanvullende informatie volgt dat gedetineerden in
Kaunas Remand Prison3,6 m2
personal spacetot hun beschikking hebben. De rechtbank beschikt daarbij niet over voldoende andere objectieve, betrouwbare, nauwkeurige en naar behoren bijgewerkte gegevens over de detentieomstandigheden in
Kaunas Remand Prisonom tot de conclusie te kunnen komen dat ter zake een reëel gevaar op een onmenselijke of vernederende behandeling moet worden aangenomen.
5.4.2.
Pravieniškės Prison
De rechtbank stelt vast dat de
Remand Prisonvan
Pravieniškės Correctional House-Open Colonyonderdeel uitmaakt van de
Pravieniškės Prison. Op grond van het meest recente CPT-rapport is door de rechtbank ten aanzien van deze instelling geoordeeld dat de buitengewone niveaus van geweld, intimidatie en uitbuiting een reëel gevaar voor onmenselijke of vernederende behandeling opleveren. De aanvullende informatie van de uitvaardigende justitiële autoriteit is voor de rechtbank geen aanleiding om aan te nemen dat deze door het CPT vastgestelde gebreken in het geval van de
Remand Prisonvan deze detentie-instelling niet aan de orde zouden zijn, dan wel dat er sprake zou zijn van een geheel afgescheiden detentie-instelling. De rechtbank beschouwt (voorshands) dan ook de
Remand Prisonvan de
Pravieniškės Correctional House-Open Colonyals onderdeel van één detentie-instelling, zijnde de
Pravieniškės Prison.
Gelet op het reëel gevaar dat personen die worden gedetineerd in
Pravieniškės Prisononmenselijk of vernederend worden behandeld, rust op de rechtbank de verplichting om te beoordelen of er zwaarwegende en op feiten berustende gronden bestaan om aan te nemen dat de opgeëiste persoon dit gevaar zal lopen vanwege de te verwachten omstandigheden van zijn detentie in
Pravieniškės Prisonin Litouwen (welke verplichting voortvloeit uit
Aranyosi en Căldăraru, punt 92).
De rechtbank is van oordeel dat de aanvullende informatie die is ontvangen van de justitiële uitvaardigende autoriteit, niet tot de conclusie leidt dat de situatie zoals weergegeven in het CPT-rapport inmiddels niet meer actueel is. Dat in zijn algemeenheid geweld en misbruik onder meer wordt voorkomen door gedetineerden die een negatieve impact hebben op anderen over te plaatsen naar andere cellen of ze te isoleren, is voor de rechtbank thans onvoldoende om te concluderen dat daarmee de veiligheidssituatie dusdanig is verbeterd dat kan worden uitgesloten dat de opgeëiste persoon in
Pravieniškės Prisonaan een onmenselijke of vernederende behandeling zal worden blootgesteld. Bovendien is door de uitvaardigende justitiële autoriteit niet ingegaan op de vraag hoe de opgeëiste persoon, in zijn concrete geval, zal worden beschermd tegen
inter-prisoner violence, intimidation and exploitation’.
5.4.3.
Conclusie
Alvorens de rechtbank kan beslissen op het overleveringsverzoek, dient zij te weten in welke van de twee genoemde detentiecentra de opgeëiste persoon na aankomst in Litouwen zal worden geplaatst, omdat ook na de aanvullende informatie van uitvaardigende justitiële autoriteit, de rechtbank niet heeft kunnen uitsluiten dat de opgeëiste persoon in geval van plaatsing in
Pravieniškės Prisonaan een onmenselijke of vernederende behandeling zal worden onderworpen.
Om die reden moet de rechtbank de uitvaardigende justitiële autoriteit in Litouwen om alle noodzakelijke aanvullende gegevens verzoeken met betrekking tot de omstandigheden waaronder de opgeëiste persoon naar verwachting in de
Remand Prisonvan
Pravieniškės Correction House-Open Prison Colonyzal worden gedetineerd.
Gelet hierop zal de rechtbank het onderzoek heropenen.
De rechtbank verzoekt de officier van justitie om opnieuw aan de Litouwse uitvaardigende autoriteit de vraag voor te leggen in welk detentiecentrum opgeëiste persoon zal worden geplaatst, in
Kaunas Remand Prisonof in
Pravieniškės Prison.
Indien de opgeëiste persoon in
Pravieniškės Prisonzal worden gedetineerd:
a. zal de opgeëiste persoon in deze detentie-instelling concreet kunnen worden beschermd tegen ‘
inter-prisoner violence, intimidation and exploitation’ als omschreven in het rapport van het Comité voor de preventie van foltering en onmenselijke of vernederende behandeling of bestraffing (CPT) van 25 juni 2019?
b. zo ja, op welke wijze?

6.Beslissing

HEROPENTen
SCHORSThet onderzoek ter zitting voor onbepaalde tijd, teneinde de officier van justitie in de gelegenheid te stellen de onder 5.4.3. genoemde vragen opnieuw aan de Litouwse uitvaardigende justitiële autoriteit voor te leggen.
BEVEELTdat het onderzoek zal worden hervat op een nog nader te bepalen zitting.
BEVEELTde oproeping van de opgeëiste persoon tegen een nader te bepalen datum en tijdstip, met tijdige kennisgeving daarvan aan zijn raadsvrouw.
BEVEELTde oproeping van een tolk in de Litouwse taal tegen het nader te bepalen tijdstip.
Aldus gedaan door
mr. C. Klomp, voorzitter,
mrs. N.M. van Waterschoot en M.T.C. de Vries, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. S. Drent, griffier,
en uitgesproken ter openbare zitting van 28 november 2019.
Ingevolge artikel 29, tweede lid, OLW staat tegen deze uitspraak geen gewoon rechtsmiddel open.