ECLI:NL:RBAMS:2020:3774

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
16 juli 2020
Publicatiedatum
30 juli 2020
Zaaknummer
13/751882-19
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste en enige aanleg
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Overlevering op basis van Europees Aanhoudingsbevel met betrekking tot detentieomstandigheden in Litouwen

Op 16 juli 2020 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een zaak betreffende een Europees Aanhoudingsbevel (EAB) uitgevaardigd door het Prosecutor General’s Office of the Republic of Lithuania. De zaak betreft de overlevering van een opgeëiste persoon, geboren in 1996 in Litouwen, die zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland gedetineerd is. De rechtbank heeft de vordering tot overlevering deels geweigerd en deels toegestaan, op basis van eerdere uitspraken en de detentieomstandigheden in Litouwen. De rechtbank heeft vastgesteld dat er geen reëel gevaar meer bestaat van een onmenselijke of vernederende behandeling in de Litouwse detentie-instellingen, wat eerder wel het geval was. De rechtbank heeft de identiteit van de opgeëiste persoon bevestigd en de relevante wetsartikelen, waaronder de Overleveringswet (OLW), in acht genomen. De beslissing houdt in dat de overlevering voor bepaalde feiten wordt toegestaan, terwijl voor andere feiten de overlevering wordt geweigerd. De uitspraak is gedaan in het kader van de internationale rechtsbijstand en de rechtsgang is openbaar geweest.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

INTERNATIONALE RECHTSHULPKAMER

Parketnummer: 13/751882-19
RK nummer: 19/5749
Datum uitspraak: 16 juli 2020
UITSPRAAK
op de vordering ex artikel 23 Overleveringswet (OLW), ingediend door de officier van justitie bij deze rechtbank. Deze vordering dateert van 26 september 2019 en betreft onder meer het in behandeling nemen van een Europees aanhoudingsbevel (EAB).
Dit EAB is uitgevaardigd op 3 september 2019 door de
Prosecutor General’s Office of the Republic of Lithuania(Litouwen) en strekt tot de aanhouding en overlevering van:
[opgeëiste persoon] ,
geboren te [geboorteplaats] (Litouwen) op [geboortedatum] 1996,
zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland,
gedetineerd in [detentieplaats] ,
hierna te noemen de opgeëiste persoon.

1.Procesgang

Zitting 5 november 2019
De vordering is behandeld op de openbare zitting van 5 november 2019. Het verhoor heeft plaatsgevonden in tegenwoordigheid van de officier van justitie, mr. R. Vorrink.
De opgeëiste persoon is bijgestaan door zijn raadsvrouw, mr. M.H Aalmoes, advocaat te Amsterdam, en door een tolk in de Litouwse taal.
Vastgesteld is dat de officier van justitie de relevante vragen uit de tussenuitspraak van
29 oktober 2019 [1] reeds heeft laten uitzetten, maar de antwoorden op die vragen nog niet waren ontvangen.
De rechtbank heeft daarom, op verzoek van de raadsvrouw en op vordering van de officier van justitie, het onderzoek geschorst tot 22 november 2019 teneinde de reeds uitgezette aanvullende vragen met betrekking tot – kort gezegd – Pravieniškės Correction House-Open Prison Colony af te wachten.
Zitting 22 november 2019
Op 22 november 2019 heeft de rechtbank – met toestemming van partijen – het onderzoek in gewijzigde samenstelling voortgezet. Gehoord zijn de officier van justitie, mr. N.R. Bakkenes, de opgeëiste persoon en zijn raadsvrouw. De opgeëiste persoon is bijgestaan door een tolk in de Litouwse taal.
De rechtbank heeft de termijn waarbinnen zij op grond van artikel 22, eerste lid, OLW uitspraak moet doen met dertig dagen verlengd omdat zij die verlenging nodig heeft om over de verzochte overlevering te beslissen.
De rechtbank heeft op 6 december 2019 een tussenuitspraak gedaan, waarbij onder meer het onderzoek is heropend en de beslissing over de tenuitvoerlegging van het EAB is uitgesteld.
Zitting 16 juli 2020
De behandeling van de vordering is voortgezet op de openbare zitting van 16 juli 2020. Het onderzoek heeft plaatsgevonden in tegenwoordigheid van de officier van justitie, mr. N.R. Bakkenes, en de raadsvrouw van de opgeëiste persoon. De opgeëiste persoon is gehoord via telehoren en bijgestaan door een tolk in de Litouwse taal.
De rechtbank heeft de termijn waarbinnen zij op grond van artikel 22, derde lid, OLW uitspraak moet doen voor onbepaalde tijd verlengd omdat zij die verlenging nodig heeft om over de verzochte overlevering te beslissen.

2.Identiteit van de opgeëiste persoon

De rechtbank heeft de identiteit van de opgeëiste persoon onderzocht. De opgeëiste persoon heeft ter zitting verklaard dat de bovenvermelde personalia juist zijn en dat hij de Litouwse nationaliteit heeft.

3.Tussenuitspraak 6 december 2019

De rechtbank verwijst naar haar tussenuitspraak van 6 december 2019 [2] waarin zij de grondslag en inhoud van het EAB, de bevoegdheid van de uitvaardigende justitiële autoriteit en de strafbaarheid van de feiten heeft beoordeeld. De overwegingen van de rechtbank met betrekking tot deze onderwerpen (onderdeel 3, 4 en 5) en met betrekking de detentieomstandigheden dienen hier als herhaald en ingelast te worden beschouwd.

4.Artikel 4 Handvest van de grondrechten van de Europese Unie (hierna: Handvest)

De rechtbank heeft eerder, op 20 augustus 2019 [3] , in een andere overleveringszaak, geoordeeld dat een reëel gevaar bestaat van een onmenselijke of vernederende behandeling, zoals bedoeld in artikel 4 van het Handvest, in de Litouwse detentie-instellingen: Alytus Correction Home, Marijampolė Correction Home en Pravieniškės Prison, waar Pravieniškės Correctional House–Open Colony onderdeel van is. Daarom heeft de rechtbank bij voornoemde uitspraak van 6 december 2019 de beslissing over het overleveringsverzoek uitgesteld.
Op basis van de aanvullende informatie van april 2020 van het
Prison Department under the Ministry of Justice of the Republic Lithuaniais de rechtbank, met de officier van justitie, onder verwijzing naar de uitspraken van deze rechtbank van onder meer 2 juni 2020 [4] , van oordeel dat gelet op deze informatie geen reëel gevaar meer bestaat van een onmenselijke of vernederende behandeling, zoals bedoeld in artikel 4 van het Handvest, ten aanzien van opgeëiste personen die na overlevering in Litouwen gedetineerd worden.
Gelet op het voorgaande staat het bepaalde in artikel 4 van het Handvest niet in de weg aan het nemen van een (positieve) beslissing over de tenuitvoerlegging van het EAB.

5.Slotsom

Nu in de tussenuitspraak van 6 december 2019 reeds is vastgesteld dat de
feiten 11 en 12waarvoor de overlevering wordt verzocht niet voldoen aan de eisen van artikel 2 OLW, dient de overlevering ten aanzien van deze feiten te worden geweigerd.
Nu daarnaast ten aanzien van
feiten 1 tot en met 10en
feit 13waarvoor de overlevering wordt gevraagd is vastgesteld dat het EAB voldoet aan de eisen van artikel 2 OLW en ook overigens geen weigeringsgronden aan de overlevering in de weg staan, dient de overlevering voor die feiten te worden toegestaan.

6.Toepasselijke wetsartikelen

De artikelen 47, 300, 310, 312 en 350 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 2, 5 en 7 van de OLW.

7.Beslissing

WEIGERTde overlevering van
[opgeëiste persoon]voor zover het EAB betrekking heeft op
feit 11 en feit 12waarvoor zijn overlevering wordt verzocht;
STAAT TOEde overlevering van
[opgeëiste persoon]aan de
Prosecutor General’s Office of the Republic of Lithuania(Litouwen) ten behoeve van het in Litouwen tegen hem gerichte strafrechtelijk onderzoek naar
feit 1 tot en met feit 10en
feit 13waarvoor zijn overlevering wordt verzocht.
Aldus gedaan door
mr. H.P. Kijlstra, voorzitter,
mrs. M.T.C. de Vries en M.M. Breugem, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. D. Gigengack, griffier,
en uitgesproken ter openbare zitting van 16 juli 2020.
Ingevolge artikel 29, tweede lid, OLW staat tegen deze uitspraak geen gewoon rechtsmiddel open.

Voetnoten

1.Rb. Amsterdam 29 oktober 2019, ECLI:NL:RBAMS:2019:8088.
2.Rb. Amsterdam 6 december 2019, ECLI:NL:RBAMS:2019:9818.
3.Rb. Amsterdam 20 augustus 2019, ECLI:NL:RBAMS:2019:6202.
4.Zie o.a. Rechtbank Amsterdam 2 juni 2020, ECLI:NL:RBAMS:2020:2756; Rechtbank Amsterdam 2 juni 2020, ECLI:NL:RBAMS:2020:2757.