Uitspraak
RECHTBANK AMSTERDAM
INTERNATIONALE RECHTSHULPKAMER
Prosecutor General’s Office of the Republic of Lithuania(Litouwen) en strekt tot de aanhouding en overlevering van:
1.Procesgang
2.Identiteit van de opgeëiste persoon
3.Grondslag en inhoud van het EAB
the Telšiai District Court
4.Bevoegdheid van de uitvaardigende justitiële autoriteit
Prosecutor General’s Office of the Republic of Lithuania) voldoet aan de vereisten om als een ‘uitvaardigende rechterlijke autoriteit’ in de zin van artikel 6, lid 1, van Kaderbesluit 2002/584 te worden aangemerkt.
5.Strafbaarheid
feiten 9 en 10waarvoor de overlevering wordt verzocht, moet achterwege blijven, nu de uitvaardigende justitiële autoriteit de strafbare feiten heeft aangeduid als een feit vermeld in de lijst van bijlage 1 bij de OLW. De feiten op deze lijst vallen onder nummer 20, te weten:
oplichting.
feiten 1 tot en met 8en de
feiten 11 tot en met 13niet aangeduid als feiten waarvoor het vereiste van toetsing van dubbele strafbaarheid niet geldt. Overlevering kan in dat geval alleen worden toegestaan indien voldaan wordt aan de kaderbesluitconform uitgelegde eisen die in artikel 7, eerste lid, aanhef en onder a 2°, OLW zijn neergelegd.
feiten 1 tot en met 8en
feit 13.
feit 1:
feit 2, feiten 6 tot en met 8 en feit 13:
feiten 3 en 4:
feit 5:
feiten 11 en 12overweegt de rechtbank dat in onderdeel c) van het EAB is vermeld dat op deze feiten naar Litouws recht een vrijheidsstraf met een maximum van 45 dagen is gesteld. Ten aanzien van deze feiten is niet voldaan aan de in artikel 7, eerste lid, aanhef en onder a 2°, OLW neergelegde eis dat overlevering slechts kan plaatsvinden indien op het feit naar het recht van de uitvaardigende lidstaat een vrijheidsstraf met een maximum van ten minste twaalf maanden is gesteld.
De raadsvrouw heeft zich ten aanzien van deze vordering gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
feiten 11 en 12af. Noch het Kaderbesluit noch de OLW voorziet in de mogelijkheid om accessoir, dat wil zeggen als bijkomende voorziening, de overlevering toe te staan van feiten die niet aan het vereiste van de minimale maximumstrafbedreiging voldoen.
feiten 11 en 12zal dan ook worden geweigerd.
6.Artikel 4 Handvest van de grondrechten van de Europese Unie (hierna: Handvest)
‘inter-prisoner violence, intimidation and exploitation’.
Home. Pravinieškès Correction
House-Open Prison Colony is, zo heeft de officier van justitie aangevoerd, niet dezelfde inrichting als Pravinieškès Correctional Home. Open Prison Colony is namelijk een resocialisatie afdeling, zoals volgt uit de brief van 8 november 2019. Het CPT kan die afdeling niet bezocht hebben, want hun bezoek viel in 2018 en de betreffende afdeling is in 2019 geopend. Dat het een andere instelling betreft volgt ook uit gegevens op internet. In de stad Pravinieškès zijn wel tien verschillende penitentiaire inrichtingen, zo heeft de officier van justitie aangevoerd.
Uit het CPT rapport blijkt dat Open Prison Colony in 2018, toen het CPT de instelling bezocht, geen huis van bewaring was. Pas in 2019 is een deel ingericht als huis van bewaring (remand prison) en de cellen voldoen daar aan de vereisten: er is 5 m2 per persoon beschikbaar exclusief de sanitaire ruimte. De mensen zitten in aparte eenpersoons cellen. Er is dan ook, naar de stelling van de officier van justitie, geen algemeen reëel risico op schending van mensenrechten in Pravinieškès Correction House-Open Prison Colony. Voor wat betreft de gevangenis in Kaunas heeft zij gewezen op een recente uitspraak van de rechtbank waarin is geoordeeld dat er geen algemeen risico is in Kaunas Remand Prison.
20 augustus 2019 en van 29 oktober 2019, op de weg van de uitvaardigende autoriteit gelegen om duidelijk te maken dat Pravinieškès Correctional
Homeen Pravinieškès Correction
House-Open Prison Colony twee geheel verschillende instellingen zijn. Uit de door de officier van justitie aangehaalde resultaten van het op internet verrichte onderzoek kan dit niet met voldoende zekerheid worden afgeleid.
7.Slotsom
feiten 11 en 12waarvoor de overlevering wordt verzocht niet voldoen aan de eisen van artikel 2 OLW, zal de overlevering ten aanzien van deze feiten worden geweigerd.
8.Toepasselijke wetsartikelen
9.Beslissing
[naam opgeëiste persoon]voor zover het EAB betrekking heeft op de
feiten 11 en 12, waarvoor zijn overlevering wordt verzocht.