ECLI:NL:RBAMS:2019:9818

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
6 december 2019
Publicatiedatum
24 december 2019
Zaaknummer
13-751882-19
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Tussenuitspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tussenuitspraak over Europees Aanhoudingsbevel van Litouwen met betrekking tot opgeëiste persoon

Op 6 december 2019 heeft de Rechtbank Amsterdam een tussenuitspraak gedaan in een zaak betreffende een Europees Aanhoudingsbevel (EAB) uitgevaardigd door het Prosecutor General’s Office of the Republic of Lithuania. De zaak betreft de overlevering van een opgeëiste persoon, geboren in Litouwen, die op 26 september 2019 door de officier van justitie bij de rechtbank is aangevraagd. Tijdens de zitting op 5 november 2019 werd de vordering behandeld, waarbij de opgeëiste persoon werd bijgestaan door zijn raadsvrouw, mr. M.H. Aalmoes, en een tolk in de Litouwse taal. De rechtbank heeft het onderzoek geschorst tot 22 november 2019 om aanvullende vragen te kunnen afwachten.

Op 22 november 2019 werd het onderzoek voortgezet, waarbij de rechtbank de termijn voor uitspraak verlengde. De rechtbank heeft de identiteit van de opgeëiste persoon vastgesteld en de inhoud van het EAB beoordeeld. De rechtbank oordeelde dat de Litouwse officier van justitie voldoet aan de vereisten om als uitvaardigende autoriteit te worden aangemerkt. De rechtbank heeft ook de strafbaarheid van de feiten onderzocht en vastgesteld dat de overlevering voor bepaalde feiten niet kon plaatsvinden vanwege het ontbreken van de vereiste dubbele strafbaarheid.

De rechtbank heeft verder de detentieomstandigheden in Litouwen beoordeeld, met name in Pravinieškès Correction House-Open Prison Colony, en geconcludeerd dat er een reëel risico bestaat op schending van artikel 4 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie. De rechtbank heeft daarom besloten de beslissing over de overlevering uit te stellen en de uitvaardigende autoriteit in de gelegenheid te stellen nadere informatie te verschaffen. De zaak is voor onbepaalde tijd geschorst en het onderzoek zal worden heropend.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

INTERNATIONALE RECHTSHULPKAMER

Parketnummer: 13/751882-19
RK nummer: 19/5749
Datum uitspraak: 6 december 2019
TUSSENUITSPRAAK
op de vordering ex artikel 23 Overleveringswet (OLW), ingediend door de officier van justitie bij deze rechtbank. Deze vordering dateert van 26 september 2019 en betreft onder meer het in behandeling nemen van een Europees aanhoudingsbevel (EAB).
Dit EAB is uitgevaardigd op 3 september 2019 door de
Prosecutor General’s Office of the Republic of Lithuania(Litouwen) en strekt tot de aanhouding en overlevering van:
[naam opgeëiste persoon]
geboren te [geboorteplaats] (Litouwen) op [geboortedag] 1996,
zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland,
gedetineerd in het [detentieadres] ,
hierna te noemen de opgeëiste persoon.

1.Procesgang

Zitting 5 november 2019De vordering is behandeld op de openbare zitting van 5 november 2019. Het verhoor heeft plaatsgevonden in tegenwoordigheid van de officier van justitie, mr. R. Vorrink.
De opgeëiste persoon is bijgestaan door zijn raadsvrouw, mr. M.H Aalmoes, advocaat te Amsterdam en door een tolk in de Litouwse taal.
Vastgesteld is dat de officier van justitie de relevante vragen uit de tussenuitspraak van
29 oktober 2019 (ECLI:NL:RBAMS:2019:8088) reeds heeft laten uitzetten, maar de antwoorden op die vragen nog niet waren ontvangen.
De rechtbank heeft, op verzoek van de raadsvrouw en op vordering van de officier van justitie, het onderzoek geschorst tot 22 november 2019 teneinde de reeds uitgezette aanvullende vragen met betrekking tot – kort gezegd – Pravieniškès Correction House-Open Prison Colony af te wachten.
Zitting 22 november 2019Op 22 november 2019 heeft de rechtbank – met toestemming van partijen – het onderzoek in gewijzigde samenstelling voortgezet. Gehoord zijn de officier van justitie, mr. N.R. Bakkenes, de opgeëiste persoon en zijn raadsvrouw. De opgeëiste persoon is bijgestaan door een tolk in de Litouwse taal.
De rechtbank heeft de termijn waarbinnen zij op grond van artikel 22, eerste lid, OLW uitspraak moet doen met dertig dagen verlengd omdat zij die verlenging nodig heeft om over de verzochte overlevering te beslissen.

2.Identiteit van de opgeëiste persoon

De rechtbank heeft de identiteit van de opgeëiste persoon onderzocht. De opgeëiste persoon heeft ter zitting verklaard dat de bovenvermelde personalia juist zijn en dat hij de Litouwse nationaliteit heeft.

3.Grondslag en inhoud van het EAB

In het EAB wordt melding gemaakt van de volgende vier court rulings, alle gewezen door
the Telšiai District Court
court ruling to impose constraint measure of arrest (pre-trial investigation No. 01-1-27176-18) of 18 April 2019;
court ruling to impose constraint measure of arrest (pre-trial investigation No. 01-1-31990-18) of 27 February 2019;
court ruling to impose constraint measure of arrest (pre-trial investigation No. 01-1-05020-19) of 5 August 2019;
court ruling to impose constraint measure of arrest (pre-trial investigation No. 01-1-31990-18) of 28 August 2019.
De overlevering wordt verzocht ten behoeve van een door de justitiële autoriteiten van de uitvaardigende lidstaat ingestelde strafrechtelijk onderzoeken ter zake van het vermoeden dat de opgeëiste persoon zich schuldig heeft gemaakt aan naar Litouws recht strafbare feiten.
Deze feiten zijn omschreven in onderdeel e) van het EAB. Een door de griffier gewaarmerkte fotokopie van dit onderdeel is als bijlage aan deze uitspraak gehecht.

4.Bevoegdheid van de uitvaardigende justitiële autoriteit

De rechtbank verwijst naar haar tussenuitspraak van 24 oktober 2019 (ECLI:NL:RBAMS:2019:8025). Hierin heeft zij geoordeeld dat de Litouwse officier van justitie (de
Prosecutor General’s Office of the Republic of Lithuania) voldoet aan de vereisten om als een ‘uitvaardigende rechterlijke autoriteit’ in de zin van artikel 6, lid 1, van Kaderbesluit 2002/584 te worden aangemerkt.

5.Strafbaarheid

5.1.
Feit vermeld op bijlage 1 bij de OLW
Onderzoek naar de dubbele strafbaarheid van
feiten 9 en 10waarvoor de overlevering wordt verzocht, moet achterwege blijven, nu de uitvaardigende justitiële autoriteit de strafbare feiten heeft aangeduid als een feit vermeld in de lijst van bijlage 1 bij de OLW. De feiten op deze lijst vallen onder nummer 20, te weten:
oplichting.
Volgens de in rubriek c) van het EAB vermelde gegevens is op dit feit naar Litouws recht een vrijheidsstraf met een maximum van ten minste drie jaren gesteld.
5.2.
Feiten waarvoor dubbele strafbaarheid is vereist
De uitvaardigende justitiële autoriteit heeft de
feiten 1 tot en met 8en de
feiten 11 tot en met 13niet aangeduid als feiten waarvoor het vereiste van toetsing van dubbele strafbaarheid niet geldt. Overlevering kan in dat geval alleen worden toegestaan indien voldaan wordt aan de kaderbesluitconform uitgelegde eisen die in artikel 7, eerste lid, aanhef en onder a 2°, OLW zijn neergelegd.
De rechtbank stelt vast dat hieraan is voldaan ten aanzien van de
feiten 1 tot en met 8en
feit 13.
Deze feiten leveren naar Nederlands recht op:
-
feit 1:
medeplegen van opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, beschadigen;
-
feit 2, feiten 6 tot en met 8 en feit 13:
diefstal, meermalen gepleegd;
-
feiten 3 en 4:
diefstal, voorafgegaan en vergezeld van geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken;
-
feit 5:
mishandeling.
Ten aanzien van de
feiten 11 en 12overweegt de rechtbank dat in onderdeel c) van het EAB is vermeld dat op deze feiten naar Litouws recht een vrijheidsstraf met een maximum van 45 dagen is gesteld. Ten aanzien van deze feiten is niet voldaan aan de in artikel 7, eerste lid, aanhef en onder a 2°, OLW neergelegde eis dat overlevering slechts kan plaatsvinden indien op het feit naar het recht van de uitvaardigende lidstaat een vrijheidsstraf met een maximum van ten minste twaalf maanden is gesteld.
De officier van justitie heeft gevorderd dat met betrekking tot deze twee feiten ‘accessoire toestemming’ kan worden verleend door de rechtbank.
De raadsvrouw heeft zich ten aanzien van deze vordering gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
De rechtbank wijst de accessoire vordering ten aanzien van de
feiten 11 en 12af. Noch het Kaderbesluit noch de OLW voorziet in de mogelijkheid om accessoir, dat wil zeggen als bijkomende voorziening, de overlevering toe te staan van feiten die niet aan het vereiste van de minimale maximumstrafbedreiging voldoen.
De overlevering ten aanzien van de
feiten 11 en 12zal dan ook worden geweigerd.

6.Artikel 4 Handvest van de grondrechten van de Europese Unie (hierna: Handvest)

Het Internationaal Rechtshulpcentrum Amsterdam (IRC) heeft op 4 november 2019 aan de uitvaardigende justitiële autoriteit allereerst de vraag voorgelegd waar de opgeëiste persoon na zijn overlevering zou worden gedetineerd: Kaunas Remand Prison of Pravinieškès Correction House-Open Prison Colony. Voor het geval hij in Pravinieškès Correction House-Open Prison Colony zal worden gedetineerd zijn aanvullend de volgende vragen gesteld:
will [naam opgeëiste persoon] be adequately protected against inter-prisoner violence, intimidation and exploitation, as described in the CPT report of Lithuania of the 25th of June 2019?
in case the answer to this question is yes, in which way will [naam opgeëiste persoon] be protected?
In zijn antwoord van 8 november 2019 heeft de uitvaardigende justitiële autoriteit, op grond van door de Prison Department van het Ministerie van Justitie van Litouwen verstrekte informatie, bericht dat niet valt te voorzien of de opgeëiste persoon na overlevering geplaatst zal worden in Kaunas Remand Prison of in Pravinieškès Correction House-Open Prison Colony. In antwoord op de twee hierboven weergegeven vragen is verder onder meer bericht dat Pravinieškès Correction House-Open Prison Colony in 2019, dus na het bezoek van het Comité voor de Preventie van Foltering en Onmenselijke of Vernederende Behandeling of Bestraffing (hierna: CPT) aan deze instelling, als een ‘remand prison’ is gaan functioneren en dat de gedetineerden in cellen worden vastgehouden.
Standpunt van de raadsvrouwDe raadsvrouw heeft aangevoerd dat, indien de opgeëiste persoon aan Litouwen zal worden overgeleverd, hij het risico loopt te worden blootgesteld aan detentieomstandigheden waardoor zijn fundamentele rechten kunnen worden geschonden. Er moet immers worden gevreesd voor een ernstige mate van geweld tussen gevangenen, geweld dat niet door bewaarders kan worden tegengegaan of voorkomen. Zij heeft verwezen naar de bevindingen van het CPT, zoals neergelegd in het rapport van 25 juni 2019 naar aanleiding van het bezoek in 2018, en waarin is gesignaleerd dat er in Pravinieškès Correction House-Open Prison Colony sprake is van
‘inter-prisoner violence, intimidation and exploitation’.
De raadsvrouw heeft dit verweer geplaatst in de sleutel van artikel 11 OLW.
Standpunt van de officier van justitie
Het CPT rapporteert over de omstandigheden in Pravinieškès Correctional
Home. Pravinieškès Correction
House-Open Prison Colony is, zo heeft de officier van justitie aangevoerd, niet dezelfde inrichting als Pravinieškès Correctional Home. Open Prison Colony is namelijk een resocialisatie afdeling, zoals volgt uit de brief van 8 november 2019. Het CPT kan die afdeling niet bezocht hebben, want hun bezoek viel in 2018 en de betreffende afdeling is in 2019 geopend. Dat het een andere instelling betreft volgt ook uit gegevens op internet. In de stad Pravinieškès zijn wel tien verschillende penitentiaire inrichtingen, zo heeft de officier van justitie aangevoerd.
De reden dat er aanvankelijk vragen zijn gesteld, is de zorg van het CPT over Pravinieškès Correction Home. Maar het blijkt dat de opgeëiste persoon mogelijk wordt geplaatst in Pravinieškès Correction House-Open Prison Colony, een andere instelling.
Uit het CPT rapport blijkt dat Open Prison Colony in 2018, toen het CPT de instelling bezocht, geen huis van bewaring was. Pas in 2019 is een deel ingericht als huis van bewaring (remand prison) en de cellen voldoen daar aan de vereisten: er is 5 m2 per persoon beschikbaar exclusief de sanitaire ruimte. De mensen zitten in aparte eenpersoons cellen. Er is dan ook, naar de stelling van de officier van justitie, geen algemeen reëel risico op schending van mensenrechten in Pravinieškès Correction House-Open Prison Colony. Voor wat betreft de gevangenis in Kaunas heeft zij gewezen op een recente uitspraak van de rechtbank waarin is geoordeeld dat er geen algemeen risico is in Kaunas Remand Prison.
Oordeel rechtbankDe rechtbank vat het verweer van de raadsvrouw op als een beroep op artikel 4 Handvest.
Vast staat dat de opgeëiste persoon na zijn overlevering terecht zal komen in de Kaunas Remand Prison of in Pravinieškès Correction House-Open Prison Colony. In welke van de twee hij zal worden geplaatst valt nu niet te voorzien. Zoals de rechtbank eerder heeft geoordeeld in haar uitspraak van 20 augustus 2019, ECLI:NL:RBAMS:2019:6202 doet zich in Kaunas Remand Prison echter geen algemeen gevaar op onmenselijke of vernederende behandeling van gedetineerden voor.
In haar uitspraak van 20 augustus 2019, ECLI:NL:RBAMS:2019:6202, heeft deze rechtbank ten aanzien van Pravinieškès Correction Home geoordeeld dat dit algemene gevaar zich daar wel voordoet. De rechtbank heeft haar oordeel gebaseerd op het hiervoor bedoelde CPT-rapport waaruit blijkt dat (onder meer) in Pravinieškès Correction Home sprake is van uitzonderlijke niveaus van geweld, uitbuiting en intimidatie tussen gedetineerden onderling, waartegen de leiding van de instelling de gedetineerden niet adequaat kan beschermen. Zoals reeds in haar uitspraak van 29 oktober 2019 (ECLI:NL:RBAMS:2019:8088) overwogen, begrijpt de rechtbank dat Pravinieškès Correction House – Open Colony deel uitmaakt van Pravinieškès Correction Home.
De rechtbank ziet in hetgeen de officier van justitie heeft aangevoerd geen aanleiding om daar thans anders over te oordelen. Het had, zeker na de uitspraak van deze rechtbank van
20 augustus 2019 en van 29 oktober 2019, op de weg van de uitvaardigende autoriteit gelegen om duidelijk te maken dat Pravinieškès Correctional
Homeen Pravinieškès Correction
House-Open Prison Colony twee geheel verschillende instellingen zijn. Uit de door de officier van justitie aangehaalde resultaten van het op internet verrichte onderzoek kan dit niet met voldoende zekerheid worden afgeleid.
Ook het gegeven dat Pravinieškès Correction House-Open Prison Colony na het bezoek van het CPT als remand prison is gaan functioneren, is onvoldoende om aan te nemen dat de eerder genoemde conclusies van het CPT ten aanzien van het Pravinieškès Correction Home niet gelden voor de Open Prison Colony. Niet is verduidelijkt in welk opzicht en in welke mate de omstandigheden waarin de gedetineerden verkeren, na die functiewijziging zijn verbeterd ten opzichte van de door het CPT waargenomen situatie. Ook de vermelding in de brief van 8 november 2019 dat de detentie in Pravinieškès Correction House-Open Prison Colony plaatsvindt in cellen, is onvoldoende voor deze conclusie. Het kan zijn dat daarmee is bedoeld dat de detentie in Pravinieškès Correction House-Open Prison Colony niet plaatsvindt in de meerpersoonscellen of ‘dormitories’, waarvan in het CPT-rapport wordt gezegd dat de bedreigingen en intimidaties daar het sterkst zijn, maar in de brief wordt dat niet met zoveel woorden naar voren gebracht en het kan er ook anderszins niet uit worden afgeleid.
De rechtbank concludeert dan ook dat de informatie die op dit moment beschikbaar is, thans het sterke vermoeden van een schending van artikel 4 Handvest niet weerlegt. Het is dan ook niet uitgesloten dat de opgeëiste persoon een reëel risico loopt op een vernederende of onmenselijke behandeling is zoals bedoeld in artikel 4 van het Handvest.
Het Hof van Justitie van de Europese Unie (hierna: HvJ) heeft Kaderbesluit 2002/584/JBZ inzake het Europees aanhoudingsbevel en de procedures van overlevering tussen de lidstaten zo uitgelegd, dat de uitvoerende justitiële autoriteit in een dergelijk geval de beslissing over de tenuitvoerlegging moet uitstellen, totdat zij aanvullende gegevens verkrijgt op grond waarvan zij het bestaan van een dergelijk gevaar kan uitsluiten (Aranyosi en Căldăraru, 5 april 2016, C-404/15 en C-659/15 PPU, ECLI:EU:C:2016:198, punt 98).
Uit het arrest volgt verder dat weigering van de overlevering vanwege een reëel gevaar van onmenselijke of vernederende behandeling niet is toegestaan. Bovendien ziet het HvJ de omstandigheid dat sprake is van zo een reëel gevaar als een omstandigheid die – in beginsel – van tijdelijke aard is. Daarom moet aan de uitvaardigende lidstaat een redelijke termijn worden gegund om dat gevaar weg te nemen.
De rechtbank zal gelet hierop de beslissing over de overlevering uitstellen en de uitvaardigende justitiële autoriteit in de gelegenheid stellen nadere informatie te verschaffen. Het onderzoek zal worden heropend en voor onbepaalde tijd geschorst. De beslissing tot tenuitvoerlegging van het EAB zal worden uitgesteld.

7.Slotsom

Nu is vastgesteld dat de
feiten 11 en 12waarvoor de overlevering wordt verzocht niet voldoen aan de eisen van artikel 2 OLW, zal de overlevering ten aanzien van deze feiten worden geweigerd.

8.Toepasselijke wetsartikelen

De artikelen 47, 300, 310, 312 en 350 Wetboek van Strafrecht en de artikelen 2, 5 en 7 OLW.

9.Beslissing

WEIGERTde overlevering van
[naam opgeëiste persoon]voor zover het EAB betrekking heeft op de
feiten 11 en 12, waarvoor zijn overlevering wordt verzocht.
HEROPENThet onderzoek voor het overige en schorst dit voor onbepaalde tijd.
STELT UITde beslissing over de tenuitvoerlegging van het EAB voor de overige feiten.
BEVEELTde oproeping van de opgeëiste persoon tegen een nog vast te stellen datum en tijdstip, met tijdige kennisgeving daarvan aan zijn raadsvrouw.
BEVEELTde oproeping van een tolk voor de Litouwse taal tegen de nog vast te stellen datum en het nog vast te stellen tijdstip.
Aldus gedaan door
mr. I. Verstraeten-Jochemsen, voorzitter,
mrs. H.J. Fehmers en M.C.M. Hamer, rechters,
in tegenwoordigheid van L.C. Werkman, griffier,
en uitgesproken ter openbare zitting van 6 december 2019.
Ingevolge artikel 29, tweede lid, OLW staat tegen deze uitspraak geen gewoon rechtsmiddel open.