Op 25 juni 2020 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een zaak betreffende een Europees Aanhoudingsbevel (EAB) dat was uitgevaardigd door het Prosecutor General’s Office of the Republic of Latvia. De vordering tot overlevering werd ingediend door de officier van justitie op 24 februari 2020. De opgeëiste persoon, geboren in Letland in 1994, was zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland en was uit anderen hoofde gedetineerd. De behandeling van de vordering vond plaats op 11 juni 2020 via een videoverbinding, waarbij de opgeëiste persoon werd bijgestaan door zijn raadsman, mr. T. Kocabas, en een tolk in de Russische taal.
De rechtbank heeft de termijn voor uitspraak verlengd, omdat zij meer tijd nodig had om over de verzochte overlevering te beslissen. De rechtbank heeft het verzoek tot schorsing van de overleveringsdetentie afgewezen, omdat er sprake was van groot vluchtgevaar. De identiteit van de opgeëiste persoon werd bevestigd tijdens de zitting, waar hij verklaarde dat zijn personalia correct waren en dat hij de Letse nationaliteit had.
De rechtbank heeft de bevoegdheid tot uitvaardiging van het EAB beoordeeld en geconcludeerd dat de Letse officier van justitie voldoet aan de vereisten om als een “uitvaardigende rechterlijke autoriteit” te worden aangemerkt. De rechtbank verwees naar eerdere uitspraken en naar de notitie van de Raad van de Europese Unie van 6 april 2020, waarin informatie over de regelgeving omtrent de bevoegdheid tot het uitvaardigen van een EAB werd verstrekt. De rechtbank oordeelde dat de feiten waarvoor de overlevering werd verzocht, ook onder Nederlands recht strafbaar zijn en dat er geen weigeringsgronden aan de overlevering in de weg staan. De rechtbank heeft daarom besloten de overlevering toe te staan.