3.2.1.Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie stelt zich op het standpunt dat poging tot moord niet kan worden bewezen verklaard, nu volgens haar op basis van het dossier niet kan worden vastgesteld dat sprake was van voorbedachten rade, dus een vooropgezet plan voor of tijdens het incident. De officier van justitie acht wel bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan poging tot doodslag en heeft de daarvoor relevante bewijsmiddelen opgesomd. De officier van justitie gaat ervan uit dat, nu verdachte tweemaal met een mes in de borst van aangever [persoon 1] (hierna: aangever) heeft gestoken, er een begin van uitvoering is geweest om aangever om het leven te brengen. Verdachte heeft hier bovendien opzet op gehad. De officier van justitie volgt de verklaring van aangever en meent dat de verklaring van verdachte terzijde moet worden geschoven. De verklaring van verdachte, dat aangever een pan met heet water in zijn gezicht zou hebben gegooid en hem zou hebben geslagen en dat verdachte zich enkel verweerd zou hebben met een sleutel, vindt op geen enkel onderdeel ondersteuning in de bewijsmiddelen. De verklaring van aangever vindt dat wel.
3.2.2.Standpunt van de verdediging
Poging tot moord/doodslag
De raadsman heeft aangevoerd dat verdachte dient te worden vrijgesproken. Niet kan met voldoende zekerheid worden uitgesloten dat de verwondingen bij aangever een andere oorzaak hebben dan door verdachte toegebrachte messteken dan wel steken met een vergelijkbaar scherp voorwerp of een sleutel. Bovendien blijft het op basis van het dossier onduidelijk waarmee aangever zou zijn gestoken. De enige getuige die bij de politie heeft gesproken over een mes, [getuige 1] , heeft bij zijn verhoor bij de rechter-commissaris aangegeven dat hij niet zeker weet of verdachte het aan de telefoon over een mes had. Ook de uitwerking van de hypotheses in de letselrapportage biedt geen antwoord op de vraag of het letsel daadwerkelijk door een mes is veroorzaakt. Een arts heeft verklaard dat, hoewel hij dit niet aannemelijk acht, het niet onmogelijk is dat de verwondingen van aangever met een sleutel zijn veroorzaakt. Daarom kan niet worden uitgesloten dat het letsel van aangever het gevolg is van het afweren met een sleutel, zoals is verklaard door verdachte.
Indien de rechtbank tot het oordeel komt dat het letsel bij aangever is toegebracht door verdachte, stelt de raadsman zich op het standpunt dat verdachte in ieder geval dient te worden vrijgesproken van poging tot moord, nu voorbedachten rade niet kan worden bewezen. Ook van poging tot doodslag moet verdachte worden vrijgesproken, aangezien het opzet niet kan worden vastgesteld. Ook van voorwaardelijk opzet is geen sprake, aangezien er onduidelijkheid is over het steekwapen en het niet voldoende vast te stellen is dat zich in de borststreek vitale organen bevinden en dat alleen al daarom het opzet op het toebrengen van dodelijk letsel gericht moet zijn geweest.
De raadsman heeft verzocht verdachte ook van het subsidiair ten laste gelegde vrij te spreken, nu onduidelijk blijft hoe en door wie of wat het letsel bij aangever is ontstaan. Indien de rechtbank zou oordelen dat verdachte wel heeft gestoken en dat daardoor de steekverwondingen en het leverletsel zijn veroorzaakt, dan kan dat letsel niet worden gekwalificeerd als zwaar lichamelijk letsel. Ook voor het overige letsel in de tenlastelegging dient verdachte te worden vrijgesproken, aangezien het dossier geen aanwijzingen biedt dat dit letsel is veroorzaakt door het handelen van verdachte. Een causaal verband tussen enige gedraging van verdachte en dit letsel kan niet worden bewezen, nu dit letsel het gevolg is geweest van de val van het balkon en dit letsel niet aan verdachte kan worden toegerekend.
3.2.3.Oordeel van de rechtbank
De rechtbank acht – met de officier van justitie en de raadsman – niet bewezen dat verdachte heeft gehandeld met voorbedachten rade en dat hij zich dus schuldig heeft gemaakt aan poging tot moord, en spreekt hem daarvan vrij.
De rechtbank acht wel poging tot doodslag wettig en overtuigend bewezen. Zij overweegt hiertoe als volgt.
Aangever heeft verklaard dat verdachte, een vriend van hem die soms bij hem sliep, in de avond van 15 juli 2019 bij hem thuis kwam. Volgens aangever was verdachte boos omdat aangever tegen de familie van verdachte zou hebben gezegd dat verdachte alcohol drinkt. Verdachte heeft vervolgens een mes uit de keuken gepakt, waarmee hij aangever meerderen malen heeft gestoken, waaronder bij zijn lever, aldus aangever. Aangever wist uiteindelijk aan deze aanval te ontkomen door van zijn balkon te springen.
Uit het proces-verbaal van bevindingen van de ter plaatse gekomen verbalisanten [verbalisant 1] , [verbalisant 2] en [verbalisant 3] volgt dat zij zagen dat de man die zij in de tuin van perceel [adres 2] aantroffen (die later aangever bleek te zijn) bloed op zijn kleding had. Ook zagen zij dat aangevers t-shirt gescheurd was. Verbalisant [verbalisant 1] zag dat aangever een snee onder zijn rechterborst had van ongeveer twee centimeter breed, welke op een steekwond leek. Uit hetzelfde proces-verbaal van bevindingen blijkt dat de verbalisanten in de woning van aangever op diverse plaatsen rode vlekken zagen, die op verse bloedvegen leken. Uit het proces-verbaal van onderzoek van verbalisanten [verbalisant 4] en [verbalisant 5] blijkt dat zij op het balkon en op de balustrade bloed hebben aangetroffen. Uit de medische indicatie aanvraag geneeskundige, opgesteld door geneeskundige N.N. Hamid, volgt dat er bij aangever verschillend letsel is geconstateerd, waaronder twee steekverwondingen aan de voorkant van de borst, leverletsel en een klaplong.
De verklaring van aangever wordt daarnaast ondersteund door de verklaring van twee getuigen, te weten [getuige 2] en [getuige 1] . Getuige [getuige 1] heeft bij de politie verklaard dat hij aangever na het incident probeerde te bellen, omdat hij van een gemeenschappelijke mannelijke kennis genaamd [getuige 2] vlak daarvoor te horen had gekregen dat verdachte aangever met een mes had gestoken. In plaats van dat aangever zijn telefoon opnam, kreeg getuige [getuige 1] op aangevers telefoonnummer verdachte aan de lijn, die hij herkende aan zijn stem en die hem vertelde dat verdachte aangever twee keer met een mes had gestoken in aangevers huis. Hoewel getuige [getuige 1] bij de rechter-commissaris twijfelt over de vraag of verdachte zou hebben gezegd dat hij met een mes heeft gestoken, gaat de rechtbank daar wel vanuit nu hij dit direct na het incident bij de politie heeft verklaard en het verhoor bij de rechter-commissaris veel later heeft plaatsgevonden. Uit de verklaring van [getuige 2] , de partner van aangever, volgt dat ook zij een andere man aan de telefoon kreeg toen zij aangever probeerde te bellen, en dat deze man tegen haar zei dat hij aangever verwond had. Uit het proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant 6] blijkt dat toen verdachte zich kort na het incident bij de politie meldde, hij de telefoon van aangever bij zich had. Verdachte heeft zelf ook bij de rechter-commissaris verklaard dat hij [getuige 2] en de vrouw van aangever aan de telefoon heeft gehad.
Verdachte heeft een andere lezing van het verhaal. Hij heeft bij de politie verklaard dat aangever ruzie met hem zocht toen hij die avond bij hem thuis kwam. Volgens verdachte heeft aangever een pan met heet water in verdachtes gezicht gegooid en heeft aangever hem met die pan geslagen, waarop verdachte zich enkel verweerd heeft met een sleutel. De rechtbank is van oordeel dat die verklaring geen steun vindt in het dossier. Ook past het bij aangever geconstateerde letsel niet bij het afweren met een sleutel. Aangever heeft immers een diepe snee en daardoor leverletsel opgelopen. Bovendien zijn de sleutels van verdachte onderzocht en hierop is geen bloed aangetroffen. Daarnaast is het door verdachte geschetste scenario onderzocht in de letselrapportage d.d. 29 juli 2019. Daarin is gerelateerd dat in ieder geval één van de wonden op de borstkas van aangever zeer veel waarschijnlijker is ontstaan door het steken met mes dan door het afweren met een sleutel. De rechtbank acht het op grond hiervan niet aannemelijk dat het afweren met een sleutel het letsel bij aangever heeft veroorzaakt.
Ook neemt de rechtbank in aanmerking dat, hoewel verdachte bij de rechter-commissaris en op de terechtzitting heeft aangegeven zich aan te sluiten bij zijn eerdere verklaring, afgelegd bij de politie, de verklaringen van verdachte verschillende inconsistenties bevatten. Zo heeft verdachte bij de politie verklaard dat zich tijdens het incident vier personen in de woning bevonden, waaronder ene ‘ [persoon 2] ’. ‘ [persoon 2] ’ zou verdachte nog hebben vastgehouden nadat aangever de pan met heet water in verdachtes gezicht had gegooid. Uit onderzoek is echter gebleken dat deze ‘ [persoon 2] ’ op de avond van het incident aan het werk was, en hij dus niet in de woning aanwezig was ten tijde van het voorval. Ter terechtzitting heeft verdachte vervolgens verklaard dat ‘ [persoon 2] ’ alleen vóór het incident aanwezig was, dat hij toen is weggegaan en dat verdachte en aangever met zijn tweeën waren tijdens de ruzie. Ook heeft verdachte bij de politie verklaard dat aangever een pan met heet water in zijn gezicht gooide en dat verdachte zich hierop verweerde. Door de verbalisanten werden echter geen verbrandingen in verdachtes gezicht gezien. Ter terechtzitting heeft verdachte aangegeven dat het niet om heet water, maar om warm water ging.
De rechtbank ziet, alles in aanmerking genomen, geen reden om de verklaring van aangever in twijfel te trekken. De rechtbank legt de verklaringen van verdachte terzijde, nu zij deze verklaringen onaannemelijk acht.
Dat brengt de rechtbank tot de conclusie dat verdachte meermalen met een mes in de borst van aangever heeft gestoken.
De rechtbank acht niet bewezen dat verdachte aangever met het mes in zijn keel en zijn zij heeft gestoken, nu dit op grond van het dossier niet kan worden vastgesteld. Om die reden spreekt de rechtbank verdachte hiervan vrij.
De rechtbank is, met de officier van justitie en de raadsman, van oordeel dat op basis van het dossier niet kan worden vastgesteld dat verdachte vol opzet had om aangever om het leven te brengen. Wel kan worden bewezen dat verdachte met zijn handelen voorwaardelijk opzet heeft gehad op de dood van aangever.
Voorwaardelijk opzet op een bepaald gevolg – zoals hier de dood van aangever – is aanwezig indien de verdachte zich willens en wetens heeft blootgesteld aan de aanmerkelijke kans dat dat gevolg zal intreden. Voor de vaststelling dat de verdachte zich willens en wetens heeft blootgesteld aan zo een kans is niet alleen vereist dat de verdachte wetenschap heeft van de aanmerkelijke kans dat het gevolg zal intreden, maar ook dat hij die kans ten tijde van de gedraging bewust heeft aanvaard.
Uit de bewijsmiddelen volgt dat verdachte meermalen met een mes in de borst van aangever heeft gestoken. Aangever heeft hierdoor meerdere snijwonden en leverletsel opgelopen. Het is een feit van algemene bekendheid dat de borst een essentieel en kwetsbaar onderdeel van het lichaam is. In de borst bevinden zich immers kwetsbare én vitale organen van het lichaam, waarvan de lever er één is. Bij het meermalen steken in de borst met een mes bestaat er een aanmerkelijke kans dat die voor het leven van het slachtoffer vitale organen worden beschadigd en de dood intreedt.
De rechtbank is van oordeel dat het handelen van verdachte naar zijn uiterlijke verschijningsvorm zozeer gericht was op de dood van aangever, dat het niet anders kan zijn dan dat verdachte willens en wetens de aanmerkelijke kans op dat gevolg heeft aanvaard. Van het bestaan van een contra-indicatie is de rechtbank niet gebleken.
De rechtbank is dan ook van oordeel dat de primair ten laste gelegde poging tot doodslag wettig en overtuigend kan worden bewezen.