Overwegingen
Wat aan dit beroep voorafging
1. Eiseres was werkzaam als administratief medewerker voor 32 uur per week. Op 8 juni 2009 heeft zij zich ziek gemeld met klachten. Vanaf dat moment heeft eiseres niet meer gewerkt.
2. Verweerder heeft eiseres per 4 april 2014 een loongerelateerde WGA-uitkering toegekend. De uitkering is op 1 maart 2018 omgezet in een WGA-vervolguitkering naar de klasse van 45-55%, omdat zij 45,94% arbeidsongeschikt was.
3. De ex-werkgever draagt het financiële risico voor de uitkering en heeft daarom op 25 oktober 2018 om een herbeoordeling verzocht. Naar aanleiding daarvan heeft een medisch en arbeidskundig onderzoek plaatsgevonden. De conclusie van dat onderzoek is dat eiseres per 1 mei 2018, 43,01% arbeidsongeschikt is. Op grond hiervan heeft verweerder het primaire besluit genomen.
4. Eiseres heeft bezwaar gemaakt tegen het primaire besluit. Naar aanleiding daarvan heeft verweerder opnieuw medisch en arbeidskundig onderzoek laten uitvoeren. De bevindingen van dat onderzoek zijn neergelegd in het rapport van de verzekeringsarts bezwaar en beroep van 18 juli 2019 en van de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep van 30 juli 2019. De conclusie van dat onderzoek is dezelfde. Eiseres is 43,01% arbeidsongeschikt en ontvangt daarom per 1 mei 2018 een WGA-vervolguitkering naar de klasse van 35-45%.
5. Eiseres is het hier niet mee eens en is daarom in beroep gegaan bij de rechtbank.
Het standpunt van eiseres
6. In beroep voert eiseres aan dat onvoldoende rekening is gehouden met haar klachten en beperkingen. Het gaat hierbij met name om de posttraumatische stressstoornis (PTSS), allergieën, chronische obstructieve longziekte (COPD), astma en psoriasis. Volgens eiseres zijn haar klachten de afgelopen jaren verergerd. Het is daarom een misvatting dat zij – per datum in geding – meer arbeidsgeschikt is dan voorheen. Ter onderbouwing van haar standpunten verwijst eiseres naar een deskundigenrapport.In verband hiermee is verzocht over te gaan tot het doen instellen van een onderzoek door een onafhankelijk psychiater. Ook wordt aangevoerd dat de primaire medische beoordeling onzorgvuldig is, nu die beoordeling heeft plaatsgevonden door een arts ( [naam 1] ), niet zijnde een geregistreerd verzekeringsarts. Volgens eiseres is dit gebrek, in het licht van het gegeven dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep geen eigen medisch onderzoek heeft ingesteld, in bezwaar niet geheeld.
Beoordeling door de rechtbank
De medische beoordeling
7. De rechtbank stelt bij haar beoordeling voorop dat het beoordelingsmoment van de medische toestand van eiseres 1 mei 2018 is. Voor de beoordeling zijn verder alleen de beperkingen van eiseres die het gevolg zijn van medisch objectiveerbare ziektes of gebreken van belang.
8. De rechtbank overweegt dat als uitgangspunt geldt dat verweerder in beginsel mag afgaan op de juistheid van de bevindingen van een verzekeringsarts. Dit is anders wanneer het onderzoek van de verzekeringsarts niet zorgvuldig of niet volledig is geweest, inconsistenties bevat of andere gebreken vertoont, dan wel dat het gemotiveerd wordt betwist aan de hand van andere medische rapportages.
9. De rechtbank is van oordeel dat het onderzoek van de verzekeringsarts bezwaar en beroep voldoet aan de gestelde eisen. Daarbij is voor de rechtbank van belang dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep kennis heeft genomen van het rapport van de eerste (verzekerings)arts, het medisch dossier van eiseres heeft bestudeerd en de beschikbare medische informatie uit de behandelend sector bij zijn beoordeling heeft betrokken. Daarnaast heeft hij eiseres gezien op de hoorzitting van 25 juni 2019. Aangezien het rapport van arts [naam 1] , op 31 januari 2019 mede is ondertekend door een onafhankelijk verzekeringsarts ( [naam 2] ), kan de verzekeringsarts bezwaar en beroep zijn beoordeling in beginsel ook op dat rapport baseren. De rechtbank heeft geen aanwijzingen gevonden voor het standpunt dat verzekeringsarts [naam 2] niet daadwerkelijk als begeleider van [naam 1] heeft opgetreden. Dat [naam 2] het rapport van [naam 1] met zijn handtekening voor zijn rekening heeft genomen, maakt dus niet dat het medisch onderzoek onzorgvuldig is.In de medische rapportage van de verzekeringsarts bezwaar en beroep worden de bevindingen naar aanleiding van zijn onderzoek verder ook helder omschreven. Er wordt uitgelegd waarom er naast de reeds aangenomen beperkingen in de rubrieken persoonlijk en sociaal functioneren en werktijden geen extra beperkingen worden aangenomen.
10. De rechtbank volgt eiseres niet in haar standpunt dat extra beperkingen hadden moeten worden aangenomen voor haar posttraumatische stressstoornis (PTSS). De rechtbank neemt daarbij in aanmerking dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep in het nadere rapport van 12 maart 2020 aangeeft dat PTSS op zich zelf genomen geen beperkingen impliceert. Het verschilt per persoon welke klachten als gevolg van PTSS worden ontwikkeld. Volgens de verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft eiseres angstklachten, depressieve klachten en obsessief compulsieve klachten die gerelateerd kunnen worden aan de diagnose PTSS. Daarnaast kampt eiseres met persoonlijkheidsproblematiek. Voor deze klachten heeft de verzekeringsarts de beperkingen aangenomen dat eiseres is aangewezen op werkzaamheden zonder veelvuldige storingen, onderbrekingen, onvoorspelbaarheden, omgevingsprikkels en conflicten. Ook zijn voor deze klachten de beperkingen aangenomen dat eiseres niet ’s nachts kan werken en gemiddeld zes uur per dag en dertig uur per week kan werken. Volgens de verzekeringsarts bezwaar en beroep zijn de psychische klachten van eiseres voldoende verdisconteerd in de gestelde beperkingen. Dat aanvullende beperkingen hadden moeten worden aangenomen voor de (hoofd)diagnose PTSS, volgt niet uit de overgelegde medische stukken.
11. Eiseres heeft aangegeven dat haar allergieën, COPD, astma en psoriasis niet zijn meegenomen in de medische beoordeling. Uit de brief van de huisarts van 25 januari 2019 leidt de verzekeringsarts bezwaar en beroep echter af dat de allergieën, COPD en astma niet in een erkende diagnoselijst staan vermeld. In de episodelijst, die volgens de verzekeringsarts bezwaar en beroep wel als diagnoselijst kan worden gelezen, wordt gesproken van allergieën ondanks een lage Immunoglobuline E (IgE). IgE zijn eiwitten die betrokken zijn bij de reacties van het afweersysteem, en met name bij de reacties tegen allergenen. Een laag IgE gehalte in het bloed geeft meestal geen allergie aan, waardoor luchtwegklachten als functioneel worden gezien. Volgens de verzekeringsarts bezwaar en beroep wordt dit standpunt bevestigd door de medicatielijst. De huisarts schrijft een luchtwegverruimer voor, maar bijvoorbeeld geen cortison. Met betrekking tot de psoriasis merkt de verzekeringsarts bezwaar en beroep nog op dat een huidaandoening op zichzelf geen beperkingen impliceert. Pas bij een combinatie van aandoeningen die met elkaar verband houden, zoals artritis psoriatica (ontstekingsreuma en psoriasis) kan aanleiding bestaan tot aanvullende beperkingen in dynamische of statische zin. Hoewel de rechtbank zich realiseert dat de voornoemde klachten het dagelijks functioneren van eiseres kunnen bemoeilijken, biedt de door eiseres overgelegde informatie onvoldoende aanknopingspunten voor het oordeel dat zij meer beperkt is dan bij de medische beoordeling van de verzekeringsarts in aanmerking is genomen.
12. De rechtbank volgt eiseres evenmin in haar standpunt dat sprake is van een oneerlijk proces en strijd met artikel 6 van het Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden omdat het haar aan financiële middelen ontbreekt om een advies van een deskundige/psychiater in te brengen. Los van het feit dat eiseres haar gestelde financiële onvermogen niet heeft onderbouwd, volgt volgens de Centrale Raad van Beroep uit het arrest Korošecniet zonder meer dat de rechter gehouden is om – als een betrokkene geen financiële middelen heeft – een medisch deskundige te benoemen.Er is overigens geen reden om aan te nemen dat eiseres belemmeringen heeft ondervonden bij de onderbouwing van haar standpunt dat verweerder haar medische beperkingen heeft onderschat.
13. De rechtbank vindt dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep inzichtelijk heeft gemotiveerd waarom de overgelegde medische informatie niet leidt tot een andere conclusie.
Ook is volgens de rechtbank geen sprake van een schending van ‘equality of arms’. De rechtbank ziet dan ook geen aanleiding om een medische deskundige te benoemen. De rechtbank benadrukt dat, hoe invoelbaar de klachten die eiseres ervaart ook zijn, het bij de beoordeling van haar medische situatie op 1 mei 2018 gaat om de objectief medisch vast te stellen beperkingen op dat moment. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft daarom alleen met die beperkingen rekening kunnen houden.
De arbeidskundige beoordeling
14. De arbeidsdeskundige bezwaar en beroep heeft bij de selectie van de functies rekening gehouden met de beperkingen die zijn vastgelegd in de functionele mogelijkhedenlijst. Eiseres heeft daartegen geen specifieke arbeidskundige gronden aangevoerd. De rechtbank heeft in het dossier ook geen aanknopingspunten gevonden om aan te nemen dat de geselecteerde functies in medisch opzicht niet geschikt zijn voor eiseres. De rechtbank gaat er daarom van uit dat eiseres in medisch opzicht in staat is om de geduide functies te verrichten. Dit betekent dat het bestreden besluit op een deugdelijke arbeidskundige grondslag berust.
15. Eiseres krijgt dus geen gelijk. Het beroep is ongegrond. Voor een proceskostenveroordeling of vergoeding van het door eiseres betaalde griffierecht bestaat bij die uitkomst geen aanleiding.