ECLI:NL:RBAMS:2020:2659

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
27 februari 2020
Publicatiedatum
22 mei 2020
Zaaknummer
C/13/678954 / HA RK 20-30
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Wraking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing wrakingsverzoek tegen voorzieningenrechter in kort geding

In deze zaak heeft de Wrakingskamer van de Rechtbank Amsterdam op 27 februari 2020 een verzoek tot wraking afgewezen dat was ingediend door een verzoeker tegen mr. H.C. Hoogeveen, de voorzieningenrechter in een aanhangige kort geding procedure. Het wrakingsverzoek was ingediend op 28 januari 2020 en betrof de schijn van partijdigheid van de rechter. De verzoeker stelde dat zijn recht op een mondelinge behandeling was geschonden, omdat hij niet in de gelegenheid was gesteld om zijn standpunt in de tweede termijn mondeling naar voren te brengen. De rechter had echter aangegeven dat de schriftelijke reactie van de verzoeker voldoende was en dat de mondelinge behandeling al had plaatsgevonden. Tijdens deze behandeling had de rechter vragen gesteld en was er interactie geweest tussen de partijen. De Wrakingskamer oordeelde dat de afwijzing van het verzoek tot voortzetting van de mondelinge behandeling geen blijk gaf van vooringenomenheid. De rechter had de verzoeker de mogelijkheid geboden om schriftelijk te reageren, wat voldoende was in het kader van de spoedeisendheid van de zaak. De Wrakingskamer concludeerde dat er geen objectieve schijn van partijdigheid was en wees het verzoek tot wraking af.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

Wrakingskamer
Beslissing op het op 28 januari 2020 onder rekestnummer C/13/678954 / HA RK 20/30 ingeschreven verzoek van:
[verzoeker] ,
wonende te [woonplaats] ,
verzoeker,
welk verzoek strekt tot wraking van mr. H.C. Hoogeveen, voorzieningenrechter te Amsterdam, hierna: de rechter.

1.Verloop van de procedure

1.1
De rechtbank heeft kennisgenomen van de navolgende processtukken:
 het wrakingsverzoek ingekomen ter griffie op 28 januari 2020;
 de schriftelijke reactie met bijlagen van de rechter van 30 januari 2020.
1.2
De rechter heeft meegedeeld niet in de wraking te berusten.
Het verzoek is behandeld ter openbare terechtzitting van 27 februari 2020. Verschenen zijn verzoeker en de rechter. Tevens is namens de wederpartij mr. J.C. Meijroos verschenen en de heer [naam] . Mr. J.C. Merijoos verving mr. H.H.M. Merijoos, de advocaat van de wederpartij. De rechter was vergezeld door haar griffier en de teamvoorzitter. Verzoeker heeft pleitaantekeningen overgelegd. Na afloop van de behandeling is direct mondeling uitspraak gedaan. Deze beslissing vormt de uitwerking daarvan.

2.De feiten

Op 7 januari 2020 heeft de mondelinge behandeling van het door Algemene Lease Maatschappij Autoplanning B.V. (hierna: ALM) tegen verzoeker aanhangig gemaakte kort geding plaatsgevonden. Die zaak is bij de rechter in behandeling en heeft als zaaknummer C/13/677050 / KG ZA 19-1284. De vordering betreft kort gezegd de inlevering door verzoeker van een geleasde auto en betaling van de openstaande termijnen.
Tijdens de mondelinge behandeling heeft verzoeker verweer gevoerd en heeft ALM mondeling gereageerd op het verweer. Voorafgaand aan verzoekers tweede termijn is de behandeling van de vordering pro forma twee weken aangehouden, teneinde partijen in de gelegenheid te stellen een minnelijke regeling te beproeven.
Bij e-mail van 20 januari 2020 heeft mr. Meijroos verzocht vonnis te wijzen.
Bij e-mail van gelijke datum heeft verzoeker naar aanleiding van het verzoek van mr. Meijroos de rechter verzocht een mondelinge behandeling te bepalen, omdat hij in tweede termijn nog niet aan het woord was geweest.
Bij e-mail van 21 januari 2020 heeft de griffier van de rechter aan partijen laten weten dat de rechter voorzetting van de mondelinge behandeling niet noodzakelijk achtte, maar dat aan verzoeker de mogelijkheid werd gegeven een korte schriftelijke reactie te geven op de repliek van ALM voor 28 januari 2020.
Bij e-mail van 27 januari 2020 heeft verzoeker gesteld dat hij op grond van artikel 6 EVRM recht heeft op voortzetting van de mondelinge behandeling. De griffier van de rechter heeft geantwoord dat de rechter geen aanleiding zag haar standpunt te wijzigen.

3.Het verzoek

Verzoeker heeft aangevoerd dat de geobjectiveerde schijn van partijdigheid is gewekt door de rechter. De rechter heeft het beginsel van hoor en wederhoor geschonden. In beginsel heeft een procespartij recht op een mondelinge behandeling (EHRM 19 februari 1998 Jacobsson II) en mondelinge interactie tussen partijen en de rechter kan van wezenlijke invloed zijn op de oordeelsvorming van de rechter (HR 31 oktober 2014, ECLI:NL:HR:2014:3076, r.o. 3.4.2.). Ook uit de reactie van de rechter op het wrakingsverzoek blijkt de schijn van partijdigheid. De rechter acht zich voldoende ingelicht om uitspraak te doen en verklaart geen verdere vragen voor partijen te hebben, maar zij is niet bekend met wat verzoeker in tweede termijn had willen bepleiten naar aanleiding van de reactie van ALM op een groot aantal in de dagvaarding niet besproken verweren. De rechter heeft het wettelijk recht op een mondelinge behandeling geschonden op grond van het argument dat het voldoen daaraan haar toch niet op andere gedachten had kunnen brengen (rechtbank Amsterdam, 4 april 2019, ECLI:NL:2019:3183, r.o. 6.2).

4.De reactie van de rechter

De rechter heeft - samengevat - aangevoerd dat mr. Meijroos tijdens de mondelinge behandeling de dagvaarding heeft toegelicht aan de hand van spreekaantekeningen (2 pagina’s). Verzoeker heeft zijn verweren naar voren gebracht aan de hand van pleitaantekeningen (14 pagina’s). Beide partijen hadden op voorhand producties toegezonden. Tijdens de mondelinge behandeling zijn door de rechter vragen gesteld over de feiten. Het recht van hoor en wederhoor is niet geschonden. Verzoeker heeft voor zijn tweede termijn de gelegenheid gekregen schriftelijk te reageren. Blijkens de door verzoeker overgelegde stukken en de pleitnota is verzoeker als jurist goed in staat zijn standpunt op papier te zetten. De reactie wordt uiteraard meegenomen bij de beslissing. De mondelinge behandeling heeft ruim 1,5 uur geduurd. Ook uit praktisch oogpunt (onder meer de reistijd) heeft de rechter gekozen voor een schriftelijke reactie nu geen van de betrokkenen uit Amsterdam afkomstig is. Bovendien betreft het een kort geding, dat uit de aard der zaak met voortvarendheid behandeld dient te worden.
Als er naar aanleiding van de schriftelijke reactie van verzoeker nog onduidelijkheden zouden rijzen, zouden die in beginsel ook schriftelijk nog kunnen worden opgehelderd. De zaak is spoedeisend. In de regel wordt binnen twee weken na de mondelinge behandeling uitspraak gedaan .

5.De beoordeling

5.1
Ingevolge het bepaalde in artikel 36 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) kan een rechter worden gewraakt op grond van feiten en omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden.
5.2
Als uitgangspunt voor de beoordeling geldt dat de rechter krachtens zijn aanstelling moet worden vermoed onpartijdig te zijn, behoudens bewijs van het tegendeel. De Wrakingskamer komt geen oordeel toe over de juistheid van de door de rechter genomen beslissingen. Dat oordeel is voorbehouden aan de rechter die in geval van de aanwending van een rechtsmiddel is belast met de behandeling van de zaak (HR 25 september 2018, ECLI:NL:HR:2018:1413).
5.3
De afwijzende beslissing van de rechter op het verzoek tot voortzetting van de mondelinge behandeling geeft geen blijk van (de objectief gerechtvaardigde schijn van) vooringenomenheid van de rechter jegens verzoeker. De rechter heeft verzoeker in de gelegenheid gesteld zijn tweede termijn schriftelijk te voeren, zodat geen sprake is van schending van hoor en wederhoor. Ook uit de opmerking dat de rechter geen vragen meer heeft voor partijen kan deze schijn van vooringenomenheid niet objectiveerbaar worden afgeleid. Er had immers al een mondelinge behandeling plaatsgevonden en de rechter heeft toen vragen gesteld en inlichtingen verkregen. Daarnaast had de rechter de (mondelinge) behandeling kunnen heropenen indien de tweede termijn van verzoeker haar daar aanleiding toe had gegeven, zoals zij ter zitting desgevraagd heeft verklaard. De vergelijking met de door verzoeker aangehaalde jurisprudentie gaat niet op, omdat in die zaak de rechter had aangegeven dat hij geen behoefte had aan een reactie nu zijn beslissing al vaststond.
6. Het voorgaande houdt in dat het verzoek wordt afgewezen.
BESLISSING
De Wrakingskamer:
 wijst het verzoek tot wraking af.
Aldus gegeven door mrs. I.M. Bilderbeek, voorzitter, N.C.H. Blankevoort en P.B. Martens, leden en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 27 februari 2019 in tegenwoordigheid van de griffier.
Tegen deze beslissing staat geen rechtsmiddel open.