ECLI:NL:RBAMS:2020:2659
Rechtbank Amsterdam
- Wraking
- Rechtspraak.nl
Afwijzing wrakingsverzoek tegen voorzieningenrechter in kort geding
In deze zaak heeft de Wrakingskamer van de Rechtbank Amsterdam op 27 februari 2020 een verzoek tot wraking afgewezen dat was ingediend door een verzoeker tegen mr. H.C. Hoogeveen, de voorzieningenrechter in een aanhangige kort geding procedure. Het wrakingsverzoek was ingediend op 28 januari 2020 en betrof de schijn van partijdigheid van de rechter. De verzoeker stelde dat zijn recht op een mondelinge behandeling was geschonden, omdat hij niet in de gelegenheid was gesteld om zijn standpunt in de tweede termijn mondeling naar voren te brengen. De rechter had echter aangegeven dat de schriftelijke reactie van de verzoeker voldoende was en dat de mondelinge behandeling al had plaatsgevonden. Tijdens deze behandeling had de rechter vragen gesteld en was er interactie geweest tussen de partijen. De Wrakingskamer oordeelde dat de afwijzing van het verzoek tot voortzetting van de mondelinge behandeling geen blijk gaf van vooringenomenheid. De rechter had de verzoeker de mogelijkheid geboden om schriftelijk te reageren, wat voldoende was in het kader van de spoedeisendheid van de zaak. De Wrakingskamer concludeerde dat er geen objectieve schijn van partijdigheid was en wees het verzoek tot wraking af.