ECLI:NL:RBAMS:2020:2568

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
13 mei 2020
Publicatiedatum
13 mei 2020
Zaaknummer
AMS 20/1007 en AMS 20/2326
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Intrekking van toestemming voor beveiligingswerkzaamheden op basis van lidmaatschap van criminele motorclub

In deze zaak heeft de rechtbank Amsterdam op 13 mei 2020 uitspraak gedaan over de intrekking van de toestemming voor beveiligingswerkzaamheden van eiser, die lid was van de motorclub Loudness. De korpschef van de politie had deze toestemming ingetrokken omdat eiser in criminele kringen verkeerde, gelet op de antecedenten van een substantieel deel van zijn medeleden. Eiser had eerder toestemming gekregen om beveiligingswerkzaamheden te verrichten, maar na een herbeoordeling op basis van nieuwe informatie over zijn lidmaatschap van Loudness, besloot de korpschef tot intrekking. Eiser betwistte de intrekking en voerde aan dat hij geen criminele activiteiten ondernam en dat zijn lidmaatschap van Loudness niet gelijkstond aan het verkeren in criminele kringen. De rechtbank oordeelde dat de korpschef voldoende beoordelingsruimte had en dat de intrekking gerechtvaardigd was, gezien de ernst van de antecedenten van de andere leden van Loudness. De rechtbank concludeerde dat de betrouwbaarheid van eiser niet boven alle twijfel verheven was en dat de intrekking van de toestemming voor beveiligingswerkzaamheden rechtmatig was. Het verzoek om een voorlopige voorziening werd afgewezen, omdat de uitspraak op het beroep was beslist.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

Bestuursrecht
zaaknummers: AMS 20/1007 (voorlopige voorziening) en AMS 20/2326 (beroep)
uitspraak van de voorzieningenrechter en de enkelvoudige kamer van 13 mei 2020 in de zaak tussen

[eiser/verzoeker] , te [woonplaats] , eiser en verzoeker,

hierna te noemen: eiser
(gemachtigde: mr. J.F.H. Molema),
en
de korpschef van de politie, verweerder
(gemachtigden: L.J. Hamstra en M.J. Telderman - Veltman).

Procesverloop

Bij afzonderlijke besluiten van 4 februari 2020 (bestreden besluiten) heeft verweerder de aan SC Security respectievelijk MDV Security verleende toestemming om eiser beveiligingswerkzaamheden te laten verrichten, ingetrokken.
Eiser heeft tegen de bestreden besluiten bezwaar gemaakt. Tevens heeft eiser de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen.
Verweerder heeft ingestemd met het verzoek van eiser om de bezwaarschriftprocedure over te slaan. [1] Verweerder heeft het bezwaarschrift naar de rechtbank doorgezonden om als beroepschrift te behandelen.
Verweerder heeft met betrekking tot een aantal stukken een verzoek om geheimhouding op grond van artikel 8:29, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) gedaan. De rechtbank heeft in een andere samenstelling bij beslissing van 10 maart 2020 geoordeeld dat er gewichtige redenen zijn om de beperkte kennisneming gerechtvaardigd te achten van het stuk 1 geheel, stuk 2 geheel en stuk 3 deels en heeft verweerder opgedragen het stuk 3 zoals aangegeven in de beslissing uiterlijk 16 maart 2020 in het geding te brengen.
Eiser heeft de rechtbank toestemming gegeven om mede op grond van de hierboven genoemde stukken uitspraak te doen.
Op 18 maart 2020 zou de zaak op zitting worden behandeld. De zitting is niet doorgegaan vanwege de landelijke maatregelen rondom het coronavirus.
Verweerder heeft op 15 april 2020 een verweerschrift ingediend. Verweerder gaat daarbij in op de door eiser aangevoerde gronden van 13 februari 2020 en 15 en 30 maart 2020. Eiser heeft vervolgens bij e-mailbericht van 18 april 2020 hierop een reactie gegeven.
Eiser en verweerder hebben de rechtbank toestemming gegeven om zonder zitting uitspraak te doen [2] . Het onderzoek is vervolgens gesloten.

Overwegingen

Wat aan de intrekkingen vooraf ging
1.1.
Eiser is op 10 augustus 2016 door de politie staande gehouden. Hij heeft toen verklaard ongeveer twee jaar lid te zijn van motorclub Loudness Hangout 667 (Loudness), chapter Zaanstad. Hiervan is een politiemutatie gemaakt. Eiser heeft ook op de zitting bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (de Afdeling) van 6 juni 2019 [3] verklaard lid te zijn van Loudness. Loudness heeft in Nederland ook chapters in Amsterdam en Vlissingen.
1.2.
Op 7 april 2017 heeft verweerder SC Security in Almere toestemming als bedoeld in artikel 7, tweede lid, van de Wet particuliere beveiligingsorganisaties en recherchebureaus (Wpbr) verleend om eiser beveiligingswerkzaamheden te laten verrichten. Op
8 augustus 2017 heeft verweerder voor eiser eenzelfde toestemming verleend aan MDV Security in Almere.
Reden van de intrekkingen
2. Verweerder heeft deze toestemmingen ingetrokken omdat eiser, gelet op de antecedenten van een substantieel deel van zijn medeleden van Loudness, in criminele kringen verkeert. Zijn betrouwbaarheid en integriteit als beveiligingsmedewerker is daarom niet meer boven iedere twijfel verheven.
Recente uitspraken in soortgelijke zaken
3. De Afdeling heeft op 25 maart 2020 uitspraak gedaan in twee soortgelijke zaken. [4] De gemachtigde van eiser stond in die zaken appelanten bij.
Toetsingskader
4.1.
Toestemming voor het tewerkstellen van een persoon bij een beveiligingsorganisatie wordt op grond van artikel 7, vierde lid, van de Wpbr onthouden indien die persoon niet beschikt over de bekwaamheid en betrouwbaarheid die nodig zijn voor het te verrichten werk. Volgens vaste rechtspraak van de Afdeling [5] komt de korpschef beoordelingsruimte toe bij de beoordeling of iemand voldoende betrouwbaar is in de zin van deze bepaling. Aan medewerkers in de beveiligingsbranche mogen, gelet op de aard van deze branche, hogere eisen worden gesteld dan aan medewerkers in willekeurige andere betrekkingen. Dit betekent dat de korpschef als beoordelingsmaatstaf mag hanteren dat de betrouwbaarheid en integriteit van beveiligingsmedewerkers boven iedere twijfel verheven dienen te zijn. In paragraaf 3.3 van de Beleidsregels particuliere beveiligingsorganisaties en recherchebureaus 2019 (de Beleidsregels) is een nadere invulling gegeven aan de term 'betrouwbaarheid'. Volgens vaste jurisprudentie van de Afdeling is deze nadere invulling niet onredelijk of anderszins rechtens onjuist.
4.2.
In paragraaf 3.3. van de Beleidsregels is over het verkeren in criminele kringen het volgende opgenomen:
“In geval van aanwijzingen dat de aanvrager verkeert in kringen waarbinnen (dreiging met) geweld niet wordt geschuwd, dan wel indicaties die wijzen in de richting van betrokkenheid van aanvrager bij enige vorm van afpersing, drugshandel of andere zware (georganiseerde) criminaliteit dan wel het verkeren door hem in (zware) criminele kringen, kan er eveneens aanleiding zijn aan te nemen dat de betrokkene onvoldoende betrouwbaar is om voor een beveiligingsorganisatie of een recherchebureau werkzaamheden te verrichten. In het geval er een vermoeden bestaat dat de betrokkene verkeert in criminele kringen dient dit vermoeden recent en objectief bepaalbaar te zijn op grond van de onderliggende politiegegevens. Daarbij moet worden bedacht dat betrokkene zoveel mogelijk de gelegenheid moet krijgen zich te verweren tegen de tegen hem bestaande bedenkingen.
Wanneer de informatie (van bijvoorbeeld de Criminele Inlichtingen Eenheid) niet mag worden prijsgegeven zijn de desbetreffende gegevens dus niet bruikbaar in een bestuursrechtelijke procedure. Vastlegging in een rapport of proces-verbaal is noodzakelijk maar ter bescherming van de identiteit van de informant kan worden volstaan met het beknopt vermelden van de gegevens waarmee de aanvrager in verband wordt gebracht en wat de betrouwbaarheid is van deze informatie. In het kader van een eventuele beroepsprocedure kan de rechtbank zo nodig vertrouwelijk kennis nemen van de onderliggende informatie om zich zodoende een oordeel te kunnen vormen over de juistheid van het bestreden besluit.”
Verkeren in criminele kringen
5.1.
Eiser betwist niet dat hij lid was van Loudness. Volgens hem betreft dit echter geen motorclub, laat staan een Outlaw Motorcycle Gang (OMG), maar slechts een vriendengroep met een gedeelde passie voor motoren. Door hiervan deel uit te maken verkeerde hij naar eigen zeggen niet in criminele kringen, nog daargelaten dat verweerder geen recente, objectieve en zorgvuldig vergaarde informatie heeft gebruikt die dit ondersteunt en het überhaupt onduidelijk is wat er onder verkeren in criminele kringen wordt verstaan. Zelfs heeft hij een blanco strafblad en is hij niet op de hoogte van de door verweerder gestelde antecedenten die andere Loudness-leden zouden hebben, zo betoogt hij. Dit laatste mag hem naar zijn mening niet worden verweten, aangezien hij dit niet kan controleren en zich hiertegen niet kan verweren; verweerder wil hem geen informatie verschaffen over de betreffende leden en de vermeende antecedenten. Volgens eiser levert dit strijd op met het in artikel 6 van het EVRM [6] neergelegd recht op een eerlijk proces.
5.2.
In navolging van de uitspraken van de Afdeling van 25 maart 2020 is de rechtbank van oordeel dat het duidelijk is dat onder het verkeren in criminele kringen in elk geval de situatie valt als iemand deel uitmaakt van een groep personen waarvan een aanzienlijk deel strafrechtelijk is veroordeeld, een strafbeschikking heeft gekregen of een transactie is aangegaan. Daarbij hoeft de persoon in kwestie geen weet te hebben van die antecedenten.
Er is mede daarom geen aanleiding om te oordelen dat verweerder voor de uitleg het verkeren in criminele kringen aan moest sluiten bij de jurisprudentie over het begrip ‘criminele organisatie’ als bedoeld in artikel 140 van het Wetboek van Strafrecht. Voor zover eiser betoogt dat er sprake is van strijd met artikel 10 van de Dienstenrichtlijn [7] gezien de door hem gestelde onduidelijkheid over de invulling van het verkeren in criminele kringen, kan dit betoog niet slagen. Deze richtlijn is immers niet van toepassing op particuliere beveiligingsdiensten.
5.3.
Van belang is om te benadrukken dat verweerder eiser in de bestreden besluiten tegenwerpt dat hij ten tijde van die besluiten lid was van een hechte groep personen - verenigd onder de naam Loudness - waarvan een aanzienlijk deel strafrechtelijke antecedenten heeft en daarom in criminele kringen verkeerde. Deze gevolgtrekking is dan ook niet gebaseerd op het enkele feit dat eiser op dat moment lid was van een motorclub dan wel groep motorrijders. Anders dan eiser stelt is het dan ook niet van belang of Loudness als OMG kan worden aangemerkt.
5.4.
In de bestreden besluiten is uiteengezet op basis van welke criteria verweerder iemand als lid van Loudness aanmerkt. Een mogelijke aanwijzing is dat iemand zich heeft geïdentificeerd en, gekleed in zogenoemde 'full colours', zelf aan een politieambtenaar verklaart lid te zijn van de motorclub. Een andere mogelijke aanwijzing is dat een politieambtenaar een in 'full colours' geklede persoon herkent. Een aanwijzing kan ook worden afgeleid uit een combinatie van twee openbare bronnen, zoals een verklaring van een derde aan de politie in combinatie met foto's van de betrokken persoon in 'full colours' op sociale media. Indien iemand aan de criteria voldoet, wordt hij voor twee jaar in de politiesystemen geregistreerd als lid van de desbetreffende motorclub. Indien er in die periode geen nieuwe aanwijzingen zijn van het lidmaatschap van de motorclub, wordt de registratie van de desbetreffende persoon na afloop van die periode verwijderd.
5.5.
Daarnaast staat in de bestreden besluiten hoeveel personen op deze manier zijn aangemerkt als lid van Loudness; chapter Amsterdam ten minste elf leden, chapter Vlissingen ten minste twee leden en chapter Zaanstad ten minste tien leden. In de aan de rechtbank door verweerder onder geheimhouding verstrekte stukken (hierna: de niet-openbare stukken) is per persoon aan de hand van citaten en foto's uit politiemutaties uiteengezet op basis van welke aanwijzingen de betrokken personen als lid van Loudness zijn aangemerkt. De rechtbank heeft aan de hand van de niet-openbare stukken kunnen verifiëren dat ten tijde van de bestreden besluiten een aanzienlijk deel van de door verweerder genoemde personen op basis van de onder 5.4. genoemde criteria als lid van Loudness kon worden aangemerkt.
5.6.
Verder staat in de bestreden besluiten dat van de als lid van Loudness aangemerkte personen is nagegaan of zij in de acht jaren voorafgaand aan die besluiten strafrechtelijk zijn veroordeeld dan wel in de vier jaren voorafgaand aan die besluiten een strafbeschikking hebben gekregen, een transactie zijn aangegaan of zijn gedagvaard voor misdrijven. Per persoon is precies opgesomd om welke strafrechtelijke antecedenten het gaat. Alleen de namen van de personen staan niet in de bestreden besluiten. De strafrechtelijke antecedenten staan ook in de niet-openbare stukken. In de justitiële documentatie die zich tussen de niet-openbare stukken bevindt, zijn de namen van de betrokken personen wel vermeld. De strafrechtelijke antecedenten betreffen onder meer geweldsdelicten, drugsgerelateerde delicten, diefstal, verduistering en handelen in strijd met de Wet wapens en munitie.
5.7.
In de door eiser gestelde omstandigheid dat verweerder in procedures van andere Loudness-leden eerst lange tijd heeft volgehouden dat eiser niet tot Loudness zou behoren, dat verweerder daarna uitging van een persoonsverwisseling en inmiddels erkent dat eiser tot Loudness behoort, ziet de rechtbank geen aanleiding om te twijfelen een de wijze waarop de informatie in de niet-openbare stukken tot stand is gekomen. Dat deze eerder bij verweerder bestaande onduidelijkheid over het lidmaatschap van eiser bij Loudness onzorgvuldig op eiser overkomt is begrijpelijk. Dit doet op zichzelf echter niet af aan de bruikbaarheid en waarde van de inhoud van de niet-openbare stukken. Het betoog van eiser dat deze stukken niet betrouwbaar zijn en niet aan de bestreden besluiten ten grondslag mogen worden gelegd, volgt de rechtbank dan ook niet.
5.8.
Anders dan eiser stelt, leidt het feit dat verweerder de bovengenoemde niet-openbare stukken aan de bestreden besluiten ten grondslag heeft gelegd niet tot strijd met het in artikel 6 van het EVRM neergelegde recht op een eerlijk proces. [8] Zoals hierboven is overwogen is in die besluiten uiteengezet op basis van welke objectieve criteria personen zijn aangemerkt als lid van Loudness en welke strafrechtelijke antecedenten van die personen bij de beoordeling zijn betrokken. De namen van die personen zijn daarin niet vermeld. De bestreden besluiten bieden naar het oordeel van de rechtbank op deze manier voor eiser echter voldoende inzicht in de betrouwbaarheid van de informatie die eraan ten grondslag is gelegd. Ter bescherming van de persoonlijke levenssfeer van de personen op wie deze strafrechtelijke informatie ziet, is de beperking van de openbaarheid van deze informatie gerechtvaardigd geacht, zoals volgt uit de eerder genoemde beslissing van 10 maart 2020. Gelet op de redelijk uitgebreide en gedetailleerde informatie die in de bestreden besluiten is opgenomen, is het eerlijke karakter van de procesvoering niet in zijn essentie aangetast. Bovendien heeft de rechtbank kennis genomen van alle stukken, waardoor de bestreden besluiten in het geheel rechterlijk worden getoetst.
5.9.
De rechtbank concludeert daarom dat verweerder de bestreden besluiten heeft kunnen baseren op de niet-openbare stukken, mede bezien in het licht van de informatie die uitdrukkelijk wel in de bestreden besluiten is opgenomen. Hieruit volgt dat een aanzienlijk deel van de leden van Loudness strafrechtelijke antecedenten heeft. Gelet op het aantal en de ernst van die strafrechtelijke antecedenten heeft verweerder zich naar het oordeel van de rechtbank op het standpunt kunnen stellen dat eiser als lid van Loudness ten tijde van de bestreden besluiten in criminele kringen verkeerde.
5.10.
Voor de conclusie is van belang, zoals de Afdeling in de uitspraken van 25 maart 2020 heeft geoordeeld, dat het niet zo is dat verweerder strafrechtelijke antecedenten alleen in zijn besluitvorming mag betrekken indien eiser ten aanzien van die feiten een verwijt kan worden gemaakt. Indien iemand verkeert in een kring van personen waarvan een aanzienlijk deel in een periode van enkele jaren meermalen betrokken is geweest bij diverse strafbare feiten, kan zijn betrouwbaarheid ook in het geding zijn als hem ten aanzien van die strafbare feiten geen verwijt kan worden gemaakt. Uit de Beleidsregels volgt niet dat toestemming alleen mag worden onthouden indien de betrokken persoon zelf weet dat hij in criminele kringen verkeert. Voor zover in de Beleidsregels staat dat betrokkene zo veel mogelijk de gelegenheid moet krijgen om zich te verweren tegen de tegen hem bestaande bedenkingen, is toegelicht dat dit betekent dat informatie niet bruikbaar is indien deze in het geheel niet mag worden prijsgegeven. De betrokkene zal volgens de Beleidsregels in elk geval kennis moeten kunnen nemen van een beknopte weergave van de gegevens. Aan het vereiste van een dergelijke beknopte weergave is in dit geval voldaan. Dat in de Beleidsregels staat dat zo'n beknopte weergave is ter bescherming van een informant, betekent niet dat het in strijd met de Beleidsregels is om ook ter bescherming van de rechten van anderen - in dit geval de privacy van de als lid van Loudness aangemerkte personen - te volstaan met een beknopte weergave.
5.11.
Dat eiser naar eigen zeggen zelf nooit strafrechtelijk is veroordeeld, in geen enkel strafdossier onderwerp van onderzoek is en hij al jaren zonder problemen beveiligingswerkzaamheden verricht, laat dit verkeren in criminele kringen eveneens onverlet. Anders dan hij stelt is dit niet in strijd met de Werkinstructie Wpbr. In die werkinstructie staat weliswaar dat de enkele omgang met een criminele derde niet genoeg is om de betrouwbaarheid van een persoon aan te tasten, maar verweerder heeft aan zijn standpunt over de betrouwbaarheid van eiser echter niet ten grondslag gelegd dat hij omgaat met een persoon met strafrechtelijke antecedenten, maar dat hij deel uitmaakt van een hechte groep personen waarvan een groot deel strafrechtelijke antecedenten heeft. Dat zoals eiser stelt dat nergens uit blijkt dat de vermeende antecedenten van invloed zijn op zijn beveiligingswerkzaamheden, maakt niet dat zijn betrouwbaarheid toch boven iedere twijfel verheven is.
5.12.
Het voorgaande leidt tot de conclusie dat verweerder zich op het standpunt mocht stellen dat eiser ten tijde van de bestreden besluiten in criminele kringen verkeerde en dat daarom zijn betrouwbaarheid niet boven alle twijfel verheven was. Intrekking van de voor eiser verleende toestemming om beveiligingswerkzaamheden te verrichten, was op dat moment dus gerechtvaardigd. Verweerder heeft daarbij het door hem gestelde grote maatschappelijke belang van betrouwbare veiligheidszorg in redelijkheid zwaarder kunnen laten wegen dan het (financiële) belang van eiser bij behoud van zijn baan als beveiliger.
Terugkijktermijn bij het verkeren in criminele kringen
6. Eiser stelt in zijn e-mailbericht van 18 april 2020 dat hij inmiddels afstand heeft genomen van Loudness en dat hij niet meer deel zal nemen aan activiteiten van Loudness. Na verloop van welke termijn er in dat geval niet meer gesproken kan worden van het verkeren van criminele kringen - een vraag die eiser in dat e-mailbericht opwerpt - is een vraag die in deze procedure niet ter toetsing voorligt. Immers, zoals hierboven is geoordeeld was eiser ten tijde van de bestreden besluiten lid van Loudness en mocht verweerder zich daarom op het standpunt stellen dat eiser op dat moment in criminele kringen verkeerde. Of en voor hoelang verweerder zich op dit standpunt kan blijven stellen, nu eiser stelt geen lid meer te zijn van Loudness, is een kwestie die bij een nieuwe aanvraag om toestemming om eiser beveiligingswerkzaamheden te laten verrichten aan de orde komt. Hetzelfde geldt voor eisers vraag of een eventueel lidmaatschap bij HOG Amsterdam Chapter of bij HOG Coastriders Chapter wel te verenigen is met het verrichten van beveiligingswerkzaamheden. Gebleken is dat eiser namens Het Gooi Security in Almere op 17 april 2020 een dergelijke aanvraag heeft ingediend.
Het rechtszekerheids- en vertrouwensbeginsel en het verbod op détournement de pouvoir
7.1.
Verder voert eiser aan dat in 2017, bij het verlenen van de toestemming om hem beveiligingswerkzaamheden te laten verrichten, door verweerder is beoordeeld dat zijn betrouwbaarheid en integriteit boven alle twijfel is verheven. Op die beoordeling mag hij naar eigen zeggen dan ook op vertrouwen, temeer nu er geen sprake is van recent ontvangen informatie. Hij stelt daartoe het volgende. In procedures van andere Loudness-leden is hij namelijk als getuige bekend geraakt als deel uitmakend van Loudnes. Verweerder heeft in die procedure echter verklaard dat hij geen deel uitmaakt van Loudness en gewoon beveiligingswerkzaamheden kon blijven verrichten. Uit het huidige handelen van verweerder volgt dat verweerder intern tot de orde is geroepen door de eenheid Amsterdam en dat verweerder tot een andere conclusie moest komen. Dit riekt naar misbruik van bevoegdheid. Dit gevoel wordt versterkt nu er sprake is van een heksenjacht op zijn persoon. Dit volgt uit de procedures van de eenheid Amsterdam en uit de bestreden besluiten. Het feit dat er passages zijn geknipt en geplakt uit eerdere brieven en rapportages van de eenheid Amsterdam bevestigt dit.
7.2.
Voor zover eiser betoogt dat verweerder informatie, die dateert van voor de in 2017 verleende toestemmingen om hem beveiligingswerkzaamheden te laten verrichten, niet aan de bestreden besluiten ten grondslag mocht leggen, volgt de rechtbank dit betoog niet. Er is geen aanwijzing dat ten tijde van het verlenen van die toestemmingen al voldoende duidelijk was welke personen lid waren van Loudness en wat voor antecedenten zij op hun kerfstok hadden. Daarom moet worden aangenomen dat verweerder destijds geen aanleiding had om de strafrechtelijke antecedenten van de inmiddels bekende leden van Loudness bij de toestemmingsverlening te betrekken. Nu de informatie over die leden op een later moment alsnog beschikbaar is gekomen, mocht verweerder de strafrechtelijke antecedenten van die leden bij de bestreden besluiten betrekken op grond van artikel 7, vijfde lid, van de Wpbr. Dit is niet in strijd met het rechtszekerheids- of vertrouwensbeginsel.
7.3.
Evenmin leidt de eerdere onduidelijkheid in andere procedures over het lidmaatschap van eiser bij Loudness tot schending van deze beginselen en ook niet tot het oordeel dat sprake tot misbruik van bevoegdheid. Zoals onder 5.9. is overwogen heeft verweerder zich namelijk op het standpunt kunnen stellen dat eiser ten tijde van de bestreden besluiten in criminele kringen verkeerde en dat daarom zijn betrouwbaarheid niet boven alle twijfel verheven was. Dat verweerder pas na enige tijd, al dan niet op aandringen van de eenheid Amsterdam, tot dat standpunt is gekomen en zelf in de daaraan voorafgaande fase mogelijk niet altijd even helder heeft gehandeld, betekent niet dat hij op basis van dat standpunt niet meer van zijn in artikel 7, vijfde lid, van de Wpbr neergelegde intrekkingsbevoegdheid gebruik kon maken. Aan de verklaring van verweerder in de andere procedures dat eiser wel beveiligingswerkzaamheden mocht blijven verrichten, kan hij geen gerechtvaardigd vertrouwen ontlenen dat de voor hem verleende toestemming niet zou worden ingetrokken vanwege zijn lidmaatschap bij Loudness. Die verklaring is - wat daar ook van zij - namelijk door verweerder gedaan op het moment dat ervan uit werd gegaan dat eiser geen lid van Loudness was.
7.4.
Voor eisers stelling dat hij het handelen van verweerder jegens hem als heksenjacht ervaart, ziet de rechtbank geen objectieve aanknopingspunten in het dossier. Het enkele feit dat er passages zijn weggelakt in stukken van de eenheid Amsterdam is niet als zodanig aan te merken. Bovendien, zoals hierboven al is geoordeeld, heeft de verweerder de bestreden besluiten op goede gronden genomen.
Gelijkheidsbeginsel
8.1.
Tot slot voert eiser aan dat verweerder de integriteitsstandaard voor beveiligers hoger legt dan voor zijn eigen politieambtenaren. Daartoe wijst hij op de volgens hem aan de politie gelieerde motorclub Blue Knights LEMC Netherlands V, op een rapport ‘Vriend en dienst’ van Berenschot van 2 juni 2010 en op de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 16 december 2019. [9]
8.2.
De vergelijking die eiser maakt met de motorclub Blue Knights LEMC Netherlands V kan hem niet baten. Alleen al niet omdat niet gebleken is dat een aanzienlijk deel van leden van die motorclub strafrechtelijke antecedenten heeft, terwijl dit bij Loudness wel het geval blijkt te zijn. Van de hantering van een verschillend integriteitsstandaard voor gelijke gevallen is dan ook geen sprake. Dit laatste volgt ook niet uit het aangehaalde rapport van Berenschot, wat slechts een advies is en geen bepalingen bevat over hoe de screening van politiepersoneel plaatsvindt. Alleen al daarom kan dit rapport niet leiden tot de conclusie dat politiepersoneel minder streng wordt gescreend dan beveiligingspersoneel. Ook uit de door eiser aangehaalde uitspraak van deze rechtbank van 16 december 2019 volgt niet dat er ten aanzien van het verkeren in criminele kringen tussen politiepersoneel en beveiligingspersoneel een andere integriteitsstandaard wordt gehanteerd. In die uitspraak is namelijk slechts geoordeeld dat verweerder onvoldoende had gemotiveerd waarom er in dat geval niet afgeweken werd van de terugkijktermijn, waardoor niet uitgesloten kon worden dat verweerder voor eigen personeel minder verstrekkende maatregelen nam voor rijden onder invloed dan voor personen werkzaam als beveiliger. Van een gelijke situatie is dan ook geen sprake.
Conclusie
9. Gelet op het voorgaande verklaart de rechtbank het beroep ongegrond. Het verzoek om voorlopige voorziening wordt afgewezen, omdat met deze uitspraak op het beroep is beslist. Voor een proceskostenveroordeling of vergoeding van het door eiser betaalde griffierecht bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep ongegrond;
- wijst het verzoek om een voorlopige voorziening af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. L.H. Waller, (voorzieningen)rechter, in aanwezigheid van mr. S.A Lemmens, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op:
griffier (voorzieningen)rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen de uitspraak op het beroep kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening. Tegen de uitspraak op het verzoek om een voorlopige voorziening staat geen rechtsmiddel open.

Voetnoten

1.Zie artikel 7:1a van de Algemene wet bestuursrecht.
2.Zie artikel 8:57 van de Awb.
3.in de procedure met zaaknummer ECLI:NL:RVS:2019:1972.
5.Zie bijvoorbeeld de uitspraken van 25 maart 2020.
6.Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden.
7.Richtlijn 2006/123/EG van het Europees Parlement en de Raad van 12 december 2006 betreffende diensten op de interne markt.
8.Vgl. ECLI:NL:RVS:2020:862, r.o. 6.1 en 6.2.