Uitspraak
RECHTBANK AMSTERDAM,
INTERNATIONALE RECHTSHULPKAMER
Regional Court in Kielce (Sąd Okręgowy w Kielcach)(Polen) en strekt tot de aanhouding en overlevering van:
1.Procesgang
2.Identiteit van de opgeëiste persoon
3.Grondslag en inhoud van het EAB
arrest warrant of the Local Court (Sąd Rejonowy) in Kielcevan 3 augustus 2017 (referentie: II Kp 263/17, (PR 2 Ds. 134.2017.Sp(c)).
4.Strafbaarheid: feiten waarvoor dubbele strafbaarheid is vereist
[naam arrest]). De rechtbank heeft in deze uitspraak geoordeeld dat uit het arrest volgt dat drie vragen (ook wel stap 1, stap 2 en stap 3 genoemd) moeten worden beantwoord.
[naam arrest]niet juist. Hij verwijst daarbij naar het Duitse persbericht met betrekking tot de vragen die aan de Poolse autoriteit gesteld zijn door het
Oberlandesgericht Karlsruhein Duitsland. In onder meer paragraaf 78 van het arrest
[naam arrest]wordt verwezen naar het arrest van het HvJ van 5 april 2016 in de zaken C-404/15 en C-659/15 PPU [6] (hierna: het arrest
en [naam arrest]). Dit maakt dat de rechtbank bij de interpretatie van het beslismodel wat voortvloeit uit het arrest
[naam arrest]rekening dient te houden met het arrest
en [naam arrest] .In dit beslismodel is – kort gezegd - bepaald dat indien de rechtbank vaststelt dat de opgeëiste persoon een reëel gevaar loopt op een onmenselijke of vernederende behandeling, de overlevering moet worden uitgesteld in afwachting van door de uitvaardigende autoriteit te verstrekken aanvullende gegevens. Indien deze gegevens niet binnen een redelijke termijn worden verkregen en het gevaar daarmee kan worden uitgesloten, kan de rechtbank de overleveringsprocedure beëindigen.
Europese Commissie/Republiek Polen) betreffende de verlaging van de pensioenleeftijd van bepaalde Poolse rechters en de zogenoemde Poolse ‘muilkorfwet’. In plaats van in stap 3 de bewijslast bij de opgeëiste persoon neer te leggen, dient deze – onder verwijzing naar het arrest
[naam arrest] en [naam arrest]en op basis van de hiervoor genoemde structurele problemen – bij de uitvaardigende lidstaat te worden neergelegd.
Oberlandesgericht Karlsruheeen andere zienswijze zou hanteren dan deze rechtbank, is niet relevant voor het oordeel van de rechtbank. Er zijn door de verdediging geen concrete gegevens over de persoonlijke situatie van de opgeëiste persoon aangevoerd, die erop wijzen dat het recht op een eerlijk proces van de opgeëiste persoon in het geding is, noch zijn deze uit andere stukken gebleken.
Oberlandesgericht Karlsruhebij uitspraak van 17 februari 2020 in een Poolse overleveringszaak met zaaknummer Ausl 301 AR 156/19 heeft beslist dat het in die zaak gegeven bevel tot overleveringsdetentie moet worden ingetrokken aangezien het op dit moment zeer waarschijnlijk is dat de overlevering van de verdachte aan Polen met het oog op strafrechtelijke vervolging ontoelaatbaar zal zijn wegens schending van het recht op een eerlijk proces. In die zaak zijn nadere vragen gesteld aan de uitvaardigende Poolse autoriteit en aan het Poolse Ministerie van Justitie. Deze uitspraak was ten tijde van de behandeling van 12 maart 2020 nog niet in Nederlandse vertaling beschikbaar voor partijen. De rechtbank heeft de uitspraak laten vertalen en een afschrift hiervan wordt als bijlage aan deze tussenuitspraak gehecht.
interim measurebinnen de bij het HvJ aanhangige inbreukprocedure (zaak C-791/19) van de Europese Commissie tegen Polen. Deze
interim measureis verzocht om het functioneren van
the disciplinary chambervan het Poolse Hooggerechtshof op te schorten. De rechtbank verwacht dat hierop binnen afzienbare tijd zal worden beslist, hoewel het HvJ hiervoor geen datum heeft bepaald.
[naam arrest]bij de uitvoerende autoriteit zou moeten komen liggen, wijst de rechtbank op het volgende. In het arrest van het HvJ van 19 november 2019 in de zaken C-585/18, C-624/18 en C-625/18 heeft het HvJ – kort gezegd – geoordeeld dat het aan de verwijzende (in casu Poolse) rechter is om, rekening houdend met alle relevante gegevens waarover hij beschikt, vast te stellen of is voldaan aan de in dat arrest verwoorde vereisten van onafhankelijkheid en onpartijdigheid. [8] Gebleken is dat het Poolse Hooggerechtshof op 5 december 2019 heeft beslist dat de tuchtkamer (
disciplinary chamber) van het Poolse Hooggerechtshof niet voldoet aan die vereisten. Tegen deze beslissing heeft de Poolse regering beroep ingesteld bij het Poolse Grondwettelijke Hof. De rechtbank acht het van belang in dit verband te wijzen op de
Joint Urgent Opinion of the Venice Commission and the Directorate General of Human Rights and Rule of Law (DGI) of the European Council of Europe on amendments to the Law on the Common Courts, the Law on the Supreme Court and some other lawsvan 16 januari 2020. In dit rapport overweegt
the Venice Commissionin punt 60 het volgende:
refused to recognise the legitimacy of the “new” ones. This “legal schism” should be quickly resolved, which will certainly require further legislative amendments. The amendments of December 2019, however, are not suitable to achieve this goal. They diminish judicial independence and put Polish judges into the impossible situation of having to face disciplinary proceedings for decisions required by the ECHR, the law of the European Union, and other international instruments. Thus, the Venice Commission recommends not to adopt those amendments.
[naam arrest](de onder 5.1 toegelichte stap 1, stap 2 en stap 3).