8.3Het oordeel van de rechtbank
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals daarvan ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van een vrijheidsbenemende straf en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder het volgende laten meewegen.
Verdachte heeft in een periode van bijna 2,5 jaar ongeveer 30 keer contact met [slachtoffer] gehad waarbij hij ontuchtige handelingen met [slachtoffer] pleegde. [slachtoffer] was bij de eerste fysieke afspraak nét 14 jaar oud was. Verdachte heeft zich hier bewust, met vol opzet, aan schuldig gemaakt. Hij wist van meet af aan dat [slachtoffer] minderjarig was. Zelfs toen hij via de gezamenlijke sportvereniging achter de werkelijke leeftijd van [slachtoffer] kwam (die nóg jonger was dan verdachte in eerste instantie dacht), is hij moedwillig doorgegaan met het afspreken met [slachtoffer] waarbij seksuele handelingen plaatsvonden tegen betaling van geld of drank. Die seksuele handelingen bestonden uit het uitkleden van [slachtoffer] , het over en weer pijpen, elkaar aftrekken en strelen. Het pijpen gebeurde onbeschermd, waarmee verdachte [slachtoffer] heeft blootgesteld aan de gevaren die het hebben van onbeschermde seks met zich meebrengt, zoals het overbrengen van SOA’s.
De rechtbank neemt het verdachte zeer kwalijk dat hij deze ontuchtige handelingen met [slachtoffer] heeft gepleegd, ondanks het aanzienlijke leeftijdsverschil tussen hem en [slachtoffer] . [slachtoffer] bevond zich als (zoekende) puber in een zeer kwetsbare fase van zijn leven. Niet voor niets is door de wetgever de geestelijke en lichamelijke integriteit van jeugdigen uitdrukkelijk beschermd, onder meer op de grond dat zij op seksueel gebied nog niet volgroeid zijn en dat zij worden geacht niet zelfstandig de emotionele gevolgen van seksueel contact voldoende te kunnen overzien. Minderjarigen moeten kunnen opgroeien in een veilige omgeving en zich veilig kunnen ontwikkelen, ook juist op seksueel gebied. Bij [slachtoffer] is deze ontwikkeling door het handelen van verdachte verstoord geraakt, waarbij het alleen het bevredigen van de seksuele behoeftes van verdachte op de voorgrond stond. Verdachte was in de bewezen verklaarde periode 56-58 jaar oud en vader van twee opgroeide kinderen en had beter kunnen en moeten weten.
De rechtbank rekent dit verdachte nog meer aan, nu verdachte zeer doordacht te werk is gegaan in het heimelijk onderhouden van het contact met [slachtoffer] . Zo heeft verdachte, toen hij er achter kwam hoe jong [slachtoffer] werkelijk was, [slachtoffer] geïnstrueerd om de eerdere WhatsApp berichten tussen beiden te verwijderen, waarna hij vervolgens een codetaal in het leven riep om op een heimelijke manier verder met [slachtoffer] te kunnen appen. Ook heeft verdachte steeds met [slachtoffer] afgesproken op momenten waarop verdachte het minste risico liep om door zijn gezin of derden betrapt te worden. Zo werd er tijdens schooluren bij verdachte thuis afgesproken om seksuele handelingen te verrichten, in het appartement in de stad waar verdachte soms verbleef en zelfs in de auto na het sporten. Op een gegeven moment heeft verdachte echter zelfs het risico genomen om seksuele handelingen met [slachtoffer] te verrichten terwijl zijn eigen kinderen in huis aanwezig waren. Hiermee heeft verdachte laten zien dat hij zijn eigen seksuele lusten en zijn hunkering naar spanning voorop heeft gesteld, terwijl hij geen enkele rekening heeft gehouden met de gevolgen van zijn handelen voor de minderjarige [slachtoffer] en voor zijn eigen gezin.
Handelingen zoals verdachte die heeft gepleegd, vormen een ernstige inbreuk op de lichamelijke integriteit en kunnen, naar de ervaring leert, leiden tot blijvende psychische schade. Dat ook bij [slachtoffer] sprake is van psychische schade blijkt, naast zijn verklaringen in het dossier, uit de onderbouwing van het ingediende verzoek tot schadevergoeding. Hieruit volgt dat bij [slachtoffer] PTSS is gediagnosticeerd en dat [slachtoffer] , ondanks reeds ondergane behandeling, nog altijd last heeft van sombere stemmingen, nachtmerries en hij sterke gevoelens van schaamte en schuld ervaart. Regelmatig haat hij zichzelf. Hieruit wordt dus onmiskenbaar duidelijk dat [slachtoffer] nog altijd last heeft van hetgeen hem is overkomen.
Hoewel verdachte zichzelf als zorgzaam heeft beschreven, is naar het oordeel van de rechtbank niet gebleken dat verdachte op welke wijze dan ook rekening heeft gehouden met de mogelijke nadelige gevolgen van zijn handelen voor [slachtoffer] . Hij heeft, de rechtbank kan het niet nalaten dat nogmaals te onderstrepen uitsluitend oog gehad voor zijn eigen belang en de bevrediging van zijn eigen behoeften. Door zijn handelen heeft verdachte de lichamelijke en geestelijke integriteit van [slachtoffer] in ernstige mate aangetast en zijn seksuele ontwikkeling verstoord.
Daarnaast blijkt uit het dossier dat verdachte via het internet contact heeft onderhouden met meerdere minderjarige jongens, waarvan sommigen pas 14 of 15 jaar oud waren. Tijdens deze chatgesprekken heeft verdachte hen overgehaald om foto’s van hun geslachtsdeel naar hem op te sturen. Deze zijn tijdens de doorzoeking van de woning van verdachte op zijn computer aangetroffen. Door op deze wijze te handelen, heeft verdachte ook de seksuele ontwikkeling en het vertrouwen van deze jongens (waarvan sommigen hun seksuele geaardheid nog aan het ontdekken waren), geschonden.
De bewezen verklaarde feiten worden bedreigd met maximale gevangenisstraffen van 8 jaar (voor artikel 245 Sr), 4 jaar (voor de artikelen 248a en 248b Sr) en 4 jaar (voor artikel 240b Sr). Als ondergrens voor de strafoplegging heeft de wetgever daarbij het zogenoemde taakstrafverbod van artikel 22b in het leven geroepen. Op grond van dit artikel mag in geval van veroordeling voor voornoemde feiten in ieder geval niet enkel een “kale” taakstraf worden opgelegd (vgl. ook ECLI:NL:HR:2018:202). De rechtbank heeft voorts gekeken naar uitspraken in soortgelijke zaken. Voor een aantal type delicten worden binnen de rechtspraak oriëntatiepunten gehanteerd, die een vertrekpunt van denken over de in een concreet geval op te leggen strafmodaliteit en hoogte van de straf bieden. Deze zogeheten LOVS Oriëntatiepunten voor de straftoemeting zijn met betrekking tot de onderhavige strafbare feiten nog niet voorhanden. Daarbij vertonen de uitgangspunten die in eerdere uitspraken worden geformuleerd onderling grote verschillen. Zo zijn voor een overtreding van het bepaalde in artikel 248b Sr uitgangspunten geformuleerd die variëren van het opleggen van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 1 dag, gecombineerd met een taakstraf tussen de 120 en 200 uur (ECLI:NL:GHSHE:2016:5683), tot het opleggen van een (deels) onvoorwaardelijke gevangenisstraf van drie maanden (ECLI:NL:GHDHA:2018:2605). In het onderhavige geval gaat het echter ook om overtreding van art. 245 en 248a Sr en bovendien om een langere periode waarin meer contacten hebben plaatsgevonden en kinderpornografie. De rechtbank komt tegen deze achtergrond tot de volgende strafoplegging.
De rechtbank is van oordeel dat het opleggen van een taakstraf, gelet op hetgeen hiervoor is overwogen, geen recht doet aan het bewezen verklaarde.
Naar het oordeel van de rechtbank rechtvaardigen de feiten in dit geval, gelet op de ernst van de feiten, die met name is ingegeven door de zeer jonge leeftijd van [slachtoffer] , het feit dat verdachte van meet af aan wist dat [slachtoffer] minderjarig was, slechts oog heeft gehad voor zijn eigen belangen, de duur van de periode waarin de contacten plaatsvonden en de grote hoeveelheid contacten, waarbij bovendien onbeschermde seks plaatsvond, het opleggen van een langdurige gevangenisstraf. De rechtbank ziet geen ruimte voor een andere of lichtere sanctie.
Bij de beslissing over de op te leggen straf heeft de rechtbank ook rekening gehouden met een uittreksel uit de justitiële documentatie betreffende verdachte van 7 juni 2019, waaruit blijkt dat hij niet eerder is veroordeeld voor strafbare feiten.
Tevens heeft de rechtbank kennis genomen van het psychiatrisch Pro Justitia rapport van 8 mei 2017, opgesteld door E.E.M. de Haan, onder supervisie van N. Duits en het psychologisch Pro Justitia rapport van 20 april 2017, opgesteld door M.H. Enkelaar.
Beide rapporten benoemen dat verdachte op 8-jarige leeftijd seksueel is misbruikt door een buurjongen. Dit was geen nare herinnering voor verdachte en vanaf zijn puberteit is verdachte een ‘dubbelleven’ gaan leiden, waarbij hij wist dat hij biseksueel was. De psychiater merkt op dat het misbruik in de vroege jeugd mogelijk heeft geleid tot een verstoring in zijn seksuele ontwikkeling. Daarnaast accepteerden de ouders van verdachte zijn homofiele seksuele gevoelens niet, waardoor hij deze verborgen hield. Bij de interpersoonlijke relaties die verdachte heeft, valt op dat hij ander probeert te behagen en tegelijk anderen gebruikt voor eigen gewin. Verdachte kan veel sterke kanten van zichzelf benoemen maar heeft moeite met het benoemen van zijn minder goede kanten. Hij redeneert vanuit egocentrisch perspectief. De behoefte aan bevestiging van anderen, het exploiteren van anderen, verminderde ontwikkeling van empathisch vermogen waarbij hij vanuit egocentrisch perspectief redeneert, manipulatief is en soms interpersoonlijke grenzen overschrijdt, wijst op narcistische persoonlijkheidskenmerken.
Er zijn volgens de psychiater geen duidelijke psychiatrische stoornissen aan de orde, maar wel is sprake van hyperseksualiteit en zijn er aanwijzingen voor pedofilie en heeft verdachte trekken van een narcistische en vermijdende persoonlijkheidsstoornis. De psychiater adviseert een behandeling waarin de hyperseksualiteit en mogelijke pedofiele voorkeur aan de orde komen.
Het psychologisch rapport omschrijft hoe verdachte uren lang achter elkaar op chatsites doorbracht, vooral om een kick te krijgen van het veroveren. Volgens de psycholoog zijn de empathische vermogens van verdachte niet optimaal ontwikkeld; hij lijkt dan ook niet alleen weinig zicht te hebben op zijn eigen belevingswereld, maar ook op die van de ander. Er lijkt duidelijk sprake te zijn van narcistische dynamiek, waarbij verdachte voor de bevestiging van zijn zelfgevoel steeds afhankelijk is van anderen en zijn omgeving. Verdachte heeft een meer dan gemiddelde behoefte aan bevestiging en seksuele spanning. Een behandeling om meer grip te krijgen op zijn seksuele problematiek wordt zinnig geacht.
De rechtbank heeft daarnaast in haar beslissing betrokken dat verdachte een verklaring heeft afgelegd en ter terechtzitting verder openheid van zaken heeft gegeven. Ook acht de rechtbank van belang dat verdachte op de zitting spijt heeft betuigd van zijn handelen.
Verdachte heeft voorts verklaard dat zijn gedrag op [chatsite] en de mate waarin hij aan het chatten was, op een gegeven moment een verslaving werd. Verdachte kon hier maar moeilijk mee stoppen; het jachtelement was voor hem een grote aantrekkingskracht om in contact te blijven met [slachtoffer] en andere jongeren. Verdachte heeft na zijn aanhouding vrijwillig een behandeling ondergaan bij De Waag, waar hij naar eigen zeggen veel van heeft geleerd. Om die reden ziet verdachte geen noodzaak om een behandeling in gedwongen kader te volgen, zoals geadviseerd door de deskundigen.
De rechtbank vindt het gedrag van verdachte, in combinatie met zijn standpunt dat hij geen behandeling onder toezicht nodig vindt, zorgelijk. Gelet op de bevindingen van de deskundigen, vraagt de rechtbank zich af of verdachte zonder verdere behandeling zich voldoende af kan keren van zijn jarenlang voortdurende oude patronen.
De rechtbank zal niet overgaan tot het opleggen van bijzondere voorwaarden, nu onduidelijk is of verdachte zijn volle medewerking zal verlenen, maar vindt een deels voorwaardelijke gevangenisstraf op zijn plaats om verdachte ervan te weerhouden opnieuw soortgelijke strafbare feiten te plegen.
Ten slotte zal de rechtbank rekening houden met de samenloopregeling als genoemd in artikel 55 Sr en de beperkte overschrijding van de redelijke termijn. De rechtbank is van oordeel dat met dat laatste oordeel kan worden volstaan.
Conclusie
Gelet op het geheel van omstandigheden zoals hiervoor beschreven, is de rechtbank – ondanks de spijtbetuiging van verdachte ter zitting – van oordeel dat een hogere straf moet worden opgelegd dan de straf die door de officier van justitie is geëist. De rechtbank acht een gevangenisstraf voor de duur van 36 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, met aftrek van het voorarrest en een proeftijd van twee jaar een passende sanctie.