In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 27 september 2019 uitspraak gedaan in een geschil over de afwijzing van een subsidieaanvraag door het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Amsterdam. Eiseres, een onderneming die elektrische voertuigen aanbiedt, had een subsidie van € 5.000,- aangevraagd voor de aanschaf van een elektrische auto in het kader van de Subsidieregeling voor de aanschaf van elektrische voertuigen voor zakelijk gebruik. De aanvraag werd echter afgewezen omdat de subsidiabele activiteit, de aanschaf van het voertuig, was uitgevoerd voordat de subsidieaanvraag was ingediend. Eiseres stelde dat zij de aanvraag tijdig had verzonden, maar de rechtbank oordeelde dat zij niet voldoende bewijs had geleverd om dit te onderbouwen.
Eiseres deed ook een beroep op de hardheidsclausule van de Subsidieregeling, maar de rechtbank oordeelde dat deze clausule niet van toepassing was, omdat de afwijzing was gebaseerd op een dwingendrechtelijke bepaling. De rechtbank concludeerde dat het beroep ongegrond was en dat eiseres geen recht had op de subsidie. Wel werd verweerder veroordeeld tot het vergoeden van het door eiseres betaalde griffierecht en de proceskosten, die in totaal € 657,26 bedroegen. De uitspraak benadrukt het belang van het tijdig indienen van subsidieaanvragen en de strikte toepassing van de regels in de Subsidieregeling.