ECLI:NL:RBAMS:2019:68

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
4 januari 2019
Publicatiedatum
7 januari 2019
Zaaknummer
13/751790-18
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht; Internationaal strafrecht
Procedures
  • Rekestprocedure
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toestemming tot overlevering op basis van Europees aanhoudingsbevel met betrekking tot levenslange gevangenisstraf en detentieomstandigheden

Op 4 januari 2019 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een rekestprocedure betreffende de overlevering van een opgeëiste persoon aan Hongarije op basis van een Europees aanhoudingsbevel (EAB). De vordering tot overlevering werd ingediend door de officier van justitie op 9 oktober 2018, en betreft een vrijheidsstraf van 10 jaar die aan de opgeëiste persoon is opgelegd. De rechtbank heeft de identiteit van de opgeëiste persoon vastgesteld en onderzocht of er gronden zijn om de overlevering te weigeren, met name in het licht van de mogelijkheid van een levenslange gevangenisstraf en de detentieomstandigheden in Hongarije.

Tijdens de zittingen op 4 en 21 december 2018 werd de zaak behandeld. De rechtbank heeft de termijn voor uitspraak verlengd om aanvullende informatie op te vragen over de detentieomstandigheden en de levenslange gevangenisstraf. De rechtbank concludeerde dat de opgeëiste persoon niet in persoon was verschenen bij de eerdere rechtszittingen in Hongarije, maar dat er voldoende garanties waren dat hij na overlevering op de hoogte zou worden gesteld van zijn recht op verzet of hoger beroep. De rechtbank oordeelde dat de verzetgarantie zoals vermeld in het EAB onvoorwaardelijk was en dat er geen weigeringsgronden waren die de overlevering in de weg stonden.

Uiteindelijk heeft de rechtbank besloten de overlevering toe te staan, omdat het EAB voldeed aan de eisen van de Overleveringswet en er geen belemmeringen waren voor de uitvoering van de overlevering. De uitspraak werd gedaan door de voorzitter en twee rechters, en er werd opgemerkt dat er geen gewoon rechtsmiddel openstaat tegen deze uitspraak.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

INTERNATIONALE RECHTSHULPKAMER

Parketnummer: 13/751790-18
RK nummer: 18/6857
Datum uitspraak: 4 januari 2019
UITSPRAAK
op de vordering ex artikel 23 van de Overleveringswet (OLW), ingediend door de officier van justitie bij deze rechtbank. Deze vordering dateert van 9 oktober 2018 en betreft onder meer het in behandeling nemen van een Europees aanhoudingsbevel (EAB).
Dit EAB is uitgevaardigd op 9 mei 2018 door
the Regional Court of Miskolc(Hongarije) strekt tot de aanhouding en overlevering van:
[opgeëiste persoon] ,
geboren te [geboorteplaats] (Hongarije) op [geboortedag] 1966,
zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland,
gedetineerd in [detentieadres] ,
hierna te noemen de opgeëiste persoon.

1.Procesgang

Zitting 4 december 2018
De vordering is behandeld op de openbare zitting van 4 december 2018. Het verhoor heeft plaatsgevonden in tegenwoordigheid van de officier van justitie mr. R. Vorrink.
De opgeëiste persoon is bijgestaan door zijn raadsman, mr. V.A. Groeneveld, advocaat te Utrecht en door een tolk in de Hongaarse taal.
De rechtbank heeft de termijn waarbinnen zij op grond van artikel 22, eerste lid, OLW uitspraak moet doen met dertig dagen verlengd omdat zij die verlenging nodig heeft om over de verzochte overlevering te beslissen.
De rechtbank heeft het onderzoek op die zitting geschorst voor onbepaalde tijd om – kort gezegd – de officier van justitie in de gelegenheid te stellen aanvullende informatie op te vragen in het kader van een mogelijke levenslange gevangenisstraf.
Zitting 21 december 2018
De behandeling van de vordering is, met toestemming van partijen, voortgezet op de openbare zitting van 21 december 2018. Het verhoor heeft plaatsgevonden in tegenwoordigheid van de officier van justitie mr. M. Diependaal.
De opgeëiste persoon is opnieuw bijgestaan door zijn raadsman en door een tolk in de Hongaarse taal.
De rechtbank heeft de termijn waarbinnen zij op grond van artikel 22, derde lid, OLW uitspraak moet doen voor onbepaalde tijd verlengd omdat zij die verlenging nodig heeft om over de verzochte overlevering te beslissen.

2.Identiteit van de opgeëiste persoon

De rechtbank heeft de identiteit van de opgeëiste persoon onderzocht. De opgeëiste persoon heeft ter zitting verklaard dat de bovenvermelde personalia juist zijn en dat hij de Hongaarse nationaliteit heeft.

3.Grondslag en inhoud van het EAB

In het EAB wordt melding gemaakt van een vonnis van
the Regional Court of Miskolcvan
20 april 2017, met kenmerk: 10.B.27/2016/126 en een beslissing in hoger beroep van
15 november 2017 van
the Court of Appeal of Debrecen, met kenmerk: Bf.I.501/2017/6.
De overlevering wordt verzocht ten behoeve van de tenuitvoerlegging van een vrijheidsstraf voor de duur van 10 jaar, door de opgeëiste persoon te ondergaan op het grondgebied van de uitvaardigende lidstaat. De vrijheidsstraf is aan de opgeëiste persoon opgelegd bij voornoemde vervolging.
Deze procedure betreft het feit zoals dat is omschreven in onderdeel e) van het EAB. Een door de griffier gewaarmerkte fotokopie van dit onderdeel is als bijlage aan deze uitspraak gehecht.
3.1.
Weigeringsgrond als bedoeld in artikel 12 OLW en de levenslange gevangenisstraf
3.1.1.
Inhoud van de stukken
Onderdeel d) van het EAB houdt onder meer het volgende in:
Indicate if the person appeared in person at the trial resulting in the decision:
(…)
2. [X] No, the person did not appear in person at the trial resulting in the decision.
3. If you have ticked the box under point 2, please confirm the existence of one of the following:
(…)
[X] 3.4 the person was not personally served with the decision, but
- the person will be personally served with this decision without delay after the surrender, and
- when served with the decision, the person will be expressly informed of his or her right to a retrial or appeal, in which he or she has the right to participate and which allows the merits of the case, including fresh evidence, to be re-examined, and which may lead to the original decision being reversed, and
- the person will be informed of the timeframe within which he or she has to request a retrial or appeal, which will be … days.
(…)
Op verzoek van de officier van justitie heeft de uitvaardigende justitiële autoriteit bij brief van 10 oktober 2018, het volgende medegedeeld ten aanzien van het recht op een verzetprocedure of een procedure in hoger beroep:
Surrender case of [opgeëiste persoon] (born on [geboortedag] .1966)
(…) to inform that the person referred has a timeframe of one month to request a retrial or an appeal after having been surrendered and served with the decision.
(…)
Voorts heeft de uitvaardigende justitiële autoriteit op verzoek van de officier van justitie bij brief van 11 december 2018, het volgende medegedeeld ten aanzien van de mogelijkheid van een levenslange gevangenisstraf:
The extradition of [opgeëiste persoon]
(…)
Pursuant to Section 637(l)(g) of Act XC of 2017 (hereinafter: Be.), a judicial review may be requested as an individual judicial review reason if the basic case was judged against an absent accused or an accused residing abroad.
If the accused submits the motion for judicial review, it is qualified as a motion to be submitted to the benefit of the accused, so pursuant to Section 647(4) of Be., "if the motion for judicial review was submitted to the benefit of the accused, the provisions of the restriction against severity shall be applied as appropriate at the time of delivering the new decision".
By collating the above decisions, it can be established that in the procedure to be conducted based on the judicial review submitted to the benefit of the accused no higher punishment - life imprisonment - shall be ordered.
3.1.2.
Standpunt van de raadsman
De raadsman heeft zich – naar de rechtbank begrijpt – op het standpunt gesteld dat de verzetgarantie als verstrekt in het EAB en nader ingevuld bij voornoemde brief van
10 oktober 2018, gelet op de brief van 11 december 2018, niet langer onvoorwaardelijk is. In de brief van 11 december 2018 wordt gesproken over een “
judicial review” die “
may be requested’, met andere woorden de mogelijkheid tot het verzoeken om een “herziening”. Deze formulering duidt niet op een (onvoorwaardelijke) verzetgarantie.
3.1.3.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank stelt ten eerste vast dat het EAB strekt tot de tenuitvoerlegging van een vonnis terwijl de verdachte niet in persoon is verschenen bij de behandeling ter terechtzitting die tot het vonnis heeft geleid, en dat - kort gezegd - is gewezen zonder dat zich één van de in artikel 12 sub a tot en met c OLW genoemde omstandigheden heeft voorgedaan.
Op grond van artikel 12 sub d OLW mag de rechtbank in dit geval de overlevering alleen toestaan indien de uitvaardigende justitiële autoriteit heeft vermeld dat
( i) het betreffende vonnis na overlevering onverwijld aan de opgeëiste persoon zal worden betekend en hij uitdrukkelijk zal worden geïnformeerd over zijn recht op een verzetprocedure of een procedure in hoger beroep, waarbij hij het recht heeft aanwezig te zijn, waarop de zaak opnieuw ten gronde wordt behandeld en nieuw bewijsmateriaal wordt toegelaten, die kan leiden tot herziening van het oorspronkelijke vonnis en
( ii) de opgeëiste persoon wordt geïnformeerd over de termijn waarbinnen hij verzet of hoger beroep dient aan te tekenen, als vermeld in het desbetreffende Europees aanhoudingsbevel.
Naar het oordeel van de rechtbank voldoet voornoemde verklaring – in samenhang met de brief van 10 oktober 2018 – aan de eisen van artikel 12 sub d OLW.
De rechtbank is – met de officier van justitie – van oordeel dat de formulering in de brief van 11 december 2018 niets aan voornoemde verklaring afdoet. De brief van 11 december 2018 gaat alleen in op de vraag of de mogelijkheid bestaat dat de opgeëiste persoon – na het instellen van verzet of hoger beroep – wordt veroordeeld tot een levenslange gevangenisstraf. Deze brief heeft geen betrekking op het recht op een verzetprocedure of een procedure in hoger beroep. De verzetgarantie is onverminderd van kracht. Daarom is de in artikel 12 OLW bedoelde weigeringsgrond niet van toepassing.
Voorts is de rechtbank – met de raadsman en de officier van justitie – van oordeel dat de mogelijkheid dat de opgeëiste persoon wordt veroordeeld tot een levenslange gevangenisstraf door de brief van 11 december 2018 is weggenomen.

4.Strafbaarheid

Feit vermeld op bijlage 1 bij de OLW
Onderzoek naar de dubbele strafbaarheid van het feit waarvoor de overlevering wordt verzocht moet achterwege blijven, nu de uitvaardigende justitiële autoriteit het strafbare feit heeft aangeduid als een feit vermeld in de lijst van bijlage 1 bij de OLW. Het feit valt op deze lijst onder nummer 14, te weten:
moord en doodslag, zware mishandeling.

5.Detentieomstandigheden

Uit de informatie van de Hongaarse autoriteiten van 6 november 2018 blijkt dat de opgeëiste persoon in Hongarije zal worden geplaatst in de penitentiaire instelling van
Szombathelyof
Tiszalök. De rechtbank heeft geen bewijzen zoals bedoeld in punt 88 van het arrest Aranyosi en Căldăraru [1] , dat personen die in hetzij de gevangenis in Szombathely hetzij de gevangenis in Tiszalök gedetineerd zijn in het algemeen een reëel gevaar van een onmenselijke of vernederende behandeling lopen. De conclusie is daarom dat artikel 4 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie niet in de weg staat aan de verzochte overlevering.
De rechtbank verwijst in dit verband naar haar eerdere uitspraken (zie o.a.: ECLI:NL:RBAMS:2016:4966, ECLI:NL:RBAMS:2017:6707, ECLI:NL:RBAMS:2017:7304 en ECLI:NL:RBAMS:2018:1675).

6.Slotsom

Nu is vastgesteld dat het EAB voldoet aan de eisen van artikel 2 OLW, er een garantie is gegeven als bedoeld in artikel 12 sub d OLW, en ook overigens geen weigeringsgronden aan de overlevering in de weg staan, dient de overlevering te worden toegestaan.

7.Toepasselijke wetsbepalingen

De artikelen 2, 5, 7 en 12 OLW.

8.Beslissing

STAAT TOEde overlevering van
[opgeëiste persoon]aan
the Regional Court of Miskolcten behoeve van de tenuitvoerlegging van de vrijheidsstraf, te ondergaan op het grondgebied van de uitvaardigende lidstaat, wegens het feit waarvoor zijn overlevering wordt verzocht.
Aldus gedaan door
mr. R.A.J. Hübel, voorzitter,
mrs. C.A. van Dijk en E.G. Fels, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. N. Wijkman, griffier,
en uitgesproken ter openbare zitting van 4 januari 2019.
Ingevolge artikel 29, tweede lid, OLW staat tegen deze uitspraak geen gewoon rechtsmiddel open.

Voetnoten

1.Hof van Justitie van de Europese Unie, 5 april 2016, ECLI:EU:C:2016:198