ECLI:NL:RBAMS:2019:4367

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
19 juni 2019
Publicatiedatum
20 juni 2019
Zaaknummer
AMS 18/2229 en AMS 18/2232
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Interpretatie van de Verordening Toeristenbelasting door de gemeente Amsterdam en de gevolgen voor campinghouders

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 19 juni 2019 uitspraak gedaan in een geschil tussen twee campings, Gaasper Camping Amsterdam B.V. en Camping Zeeburg B.V., en de heffingsambtenaar van de gemeente Amsterdam over de heffing van toeristenbelasting voor het jaar 2015. De rechtbank oordeelde dat de gemeente Amsterdam de Verordening Toeristenbelasting na 15 jaar anders mocht interpreteren, wat resulteert in een hogere belasting voor de campings. De heffingsambtenaar had in eerdere correspondentie zijn standpunt over de heffingsmaatstaf voor toeristenbelasting gewijzigd, waarbij hij stelde dat alle vergoedingen die verband houden met het verblijf met overnachten aan belasting onderworpen zijn. De rechtbank bevestigde dat de uitleg van de heffingsambtenaar in lijn was met de wetgeving en dat de campings niet de vereiste aangifte hadden gedaan, waardoor de heffingsambtenaar een redelijke schatting mocht maken van de verschuldigde belasting. De rechtbank vernietigde de aanslag voor Gaasper Camping, omdat de heffingsambtenaar enkele posten ten onrechte had meegenomen in de aanslag, maar verklaarde het beroep van Camping Zeeburg ongegrond. De uitspraak benadrukt de verantwoordelijkheden van belastingplichtigen bij het indienen van aangiften en de gevolgen van een onjuiste interpretatie van belastingwetgeving.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

Bestuursrecht
zaaknummers: AMS 18/2229 en AMS 18/2232

uitspraak van de meervoudige kamer van 19 juni 2019 in de zaak tussen

de besloten vennootschap Gaasper Camping Amsterdam B.V., te Amsterdam, eiseres

de besloten vennootschap Camping Zeeburg B.V., te Amsterdam, eiseres
(gemachtigde: mr. H.W. de Willigen),
en
de heffingsambtenaar van de gemeente Amsterdam, verweerder
Eiseressen worden hierna afzonderlijk Gaasper Camping en Camping Zeeburg genoemd. Tezamen worden zij de campings genoemd. Verweerder wordt aangeduid als de heffingsambtenaar.

Procesverloop

Zaaknummer 18/2229
In een besluit van 31 maart 2017 heeft de heffingsambtenaar voor het jaar 2015 de aanslag toeristenbelasting aan Gaasper Camping opgelegd van € 56.088,-.
In de uitspraak op bezwaar van 16 februari 2018 (de bestreden uitspraak I) heeft de heffingsambtenaar de aanslag gehandhaafd en het bezwaar van Gaasper Camping ongegrond verklaard.
Zaaknummer 18/2232
In een besluit van 31 maart 2017 heeft de heffingsambtenaar voor het jaar 2015 de aanslag toeristenbelasting aan Camping Zeeburg opgelegd van € 142.852,-.
In de uitspraak op bezwaar van 15 februari 2018 (de bestreden uitspraak II) heeft de heffingsambtenaar de aanslag gehandhaafd en het bezwaar van Camping Zeeburg ongegrond verklaard.
De campings hebben tegen de bestreden uitspraken beroep ingesteld. De heffingsambtenaar heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek op de zitting heeft plaatsgevonden op 30 april 2019. Namens Gaasper Camping is verschenen [naam 1] . Ook is verschenen [naam 2] , eigenaar van Camping Zeeburg. Tevens is verschenen hun beider gemachtigde, bijgestaan door [naam 3] , fiscalist. De heffingsambtenaar heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. D.N.N. Jansen, bijgestaan door [naam 4] , waarnemend heffingsambtenaar. Zij werden vergezeld door [naam 5] en [naam 6] , beiden auditor bedrijfsadministratie. De rechtbank heeft het onderzoek op de zitting gesloten.
Overwegingen
Wat is er gebeurd?
1. Beide campings zijn gevestigd in Amsterdam en als zodanig belastingplichtig voor toeristenbelasting over het jaar 2015 op grond van de Verordening Toeristenbelasting 1999 [1] (de Verordening).
2. In een brief van 26 augustus 1997 heeft de heffingsambtenaar zijn standpunt uiteengezet over de heffingsmaatstaf bij de heffing van toeristenbelasting voor campings. Voor dagrecreanten gold als heffingsmaatstaf het kale overnachtingstarief en de hieronder genoemde categorieën (niet uitputtend):
- tarieven per nacht/per persoon;
- tarieven grote/kleine tent;
- tarieven voor het plaatsen van camper/caravan;
- douchegeld;
- elektriciteitskosten per nacht per persoon.
Tot de overnachtingsvergoeding werden niet gerekend:
- hondentarief;
- aansluitkosten voor telefoon en fax;
- huurprijs voor een fiets;
- parkeertarief voor auto’s, brom- en motorfietsen.
Voor vaste gasten gold als heffingsmaatstaf de totale vergoeding.
3. In de brief van 14 april 1999 heeft de heffingsambtenaar de campings geïnformeerd dat hij zijn standpunt heeft herzien in die zin dat voor dagrecreanten (enkel) toeristenbelasting wordt geheven over de kale overnachtingsvergoeding (alleen het tarief per nacht/per persoon). Voor vaste gasten luidde het standpunt dat de toeristenbelasting wordt geheven over het in overleg met de campingexploitant bepaalde aantal personen maal het aantal nachten maal het bedrag van het kale overnachtingstarief.
4. In de brief van 29 oktober 2013 heeft de heffingsambtenaar de campings geïnformeerd over zijn gewijzigde standpunt ten aanzien van de heffingsmaatstaf voor de heffing van toeristenbelasting. Dit standpunt houdt in dat vanaf belastingjaar 2014 toeristenbelasting zal worden geheven over alle vergoedingen die verband houden met het verblijf met overnachten tegen vergoeding die door de campingexploitant aan de campinggast in rekening worden gebracht. Voor dagrecreanten is het volgende standpunt ingenomen. Onder de overnachtingsvergoeding vallen vanaf die datum de volgende vergoedingen:
1) vergoeding voor het gebruik van (seizoens)plaatsen met een tent, vouwwagens, kampeerauto’s, toercaravans en soortgelijke onderkomens (gebruik grond);
2) vergoeding voor het gebruik van kampeeronderkomens, zoals tent, kampeerauto’s, toercaravans, caravans en soortgelijke onderkomens (gebruik grond + accommodatie);
3) vergoeding naar gelang het aantal personen dat op de camping verblijft (personengeld);
4) vergoeding om te kunnen douchen (douchemunten);
5) vergoeding voor het verbruik van elektra;
6) vergoeding voor het verbruik van water.
Voor vaste gasten geldt dat voor het verblijf de totale vergoeding belast is. Dit bestaat uit de huur van de accommodatie/grond, inclusief o.a. elektra, gas, water, etc.
5. In de brief van 7 augustus 2014 heeft de heffingsambtenaar te kennen gegeven dat – na overleg met de campingsector – is besloten dat de wijziging van zijn standpunt ingaat per 1 januari 2015 (belastingjaar 2015).
6. Voor het belastingjaar 2015 hebben beide campings een niet of slechts summier ingevuld Aangifteformulier toeristenbelasting 2015 ingediend. In een bijlage bij het formulier heeft Gaasper Camping een belastbare logiesvergoeding van € 577.914,12 opgegeven. De toeristenbelasting van 5% (zoals die gold over het jaar 2015) is volgens Gaasper Camping dan € 28.895,70. Camping Zeeburg heeft in de bijlage bij haar Aangifteformulier een belastbare logiesvergoeding opgegeven van € 1.245.976,90. De toeristenbelasting van 5% over dit bedrag is € 62.298,85. Beide aangiften zijn overeenkomstig de brief van 14 april 1999 opgesteld en dus gebaseerd op de kale overnachtingsvergoeding.
Geschil
7. In geschil is of de aanslagen toeristenbelastingen terecht en tot het juiste bedrag zijn vastgesteld. Hierbij is in het bijzonder in geschil:
- of de vereiste aangifte is gedaan (artikel 27e van de Algemene wet inzake rijksbelastingen, hierna: AWR);
- of de heffingsambtenaar een juiste uitleg heeft gegeven aan artikel 4 van de Verordening.
Juridisch kader
8. Artikel 27e, eerste lid, van de AWR bepaalt, voor zover van belang, dat het beroep van de belastingplichtige ongegrond moet worden verklaard indien de vereiste aangifte niet is gedaan, tenzij is gebleken dat en in hoeverre de bestreden uitspraak onjuist is.
9. Artikel 4, eerste lid, van de Verordening bepaalt dat de belasting wordt berekend over de vergoeding die terzake van het verblijf met overnachten in rekening wordt gebracht, de toeristenbelasting daaronder niet begrepen. Op grond van het tweede lid kan als vergoeding worden aangemerkt het bedrag dat als verschuldigd wegens logies aan de heffing van omzetbelasting is onderworpen.
10. De vereiste aangifte is niet gedaan indien sprake is van één of meer gebreken die ertoe leiden dat de volgens de aangifte verschuldigde belasting verhoudingsgewijs aanzienlijk lager is dan de werkelijk verschuldigde belasting (relatieve toets). Tevens is vereist dat het bedrag van de belasting dat als gevolg van de hiervoor bedoelde gebreken in de aangifte niet zou zijn geheven, op zichzelf beschouwd aanzienlijk is (absolute toets). [2] De belastingplichtige moet verder weten of zich ervan bewust zijn dat daardoor een aanzienlijk bedrag aan verschuldigde belasting niet zou worden geheven. [3]
11. Als de vereiste aangifte niet is gedaan mag de heffingsambtenaar zijn beslissing baseren op een redelijke schatting. Een bezwaar- of beroepschrift moet worden afgewezen tenzij de onjuistheid van de beslissing van de heffingsambtenaar overtuigend is aangetoond. De bewijslast komt dus bij de belastingplichtige te liggen en wordt verzwaard. Indien de belastingplichtige zich baseerde op een pleitbaar standpunt of anderszins te goeder trouw was, is er geen plaats voor het omkeren en verzwaren van de bewijslast. [4]
Is de vereiste aangifte gedaan?
Standpunt van partijen
12. Ter zitting heeft de heffingsambtenaar zich op het standpunt gesteld dat beide campings niet de vereiste aangifte hebben gedaan in de zin van de AWR in samenhang met artikel 4 van de Verordening. Volgens de heffingsambtenaar vallen alle diensten of prestaties die direct verband houden met het verblijf met overnachten onder de vergoeding als bedoeld in artikel 4 van de Verordening. Indien er bij hotels bijvoorbeeld extra moet worden betaald voor lakens en schoonmaak, dan is de vergoeding daarvoor ook aan toeristenbelasting onderworpen. Een andere uitleg van artikel 4 zou ertoe kunnen leiden dat de belasting uitgehold zou kunnen worden door bijvoorbeeld de kale overnachtingsvergoeding buitenproportioneel laag te maken. Ook andere campings in Amsterdam betalen toeristenbelasting over hun overnachtingsprijs (waarbij de bijkomende kosten voor water en elektra en dergelijke al zijn inbegrepen). Volgens de heffingsambtenaar is een substantieel bedrag aan belasting niet geheven door de wijze waarop de aangiften zijn ingediend. Hierdoor bevat de vereiste aangifte aanzienlijke inhoudelijke gebreken en geldt er, op grond van artikel 27e, eerste lid, van de AWR, een omkering en verzwaring van de bewijslast.
13. De campings zijn het niet eens met de heffingsmaatstaf die de heffingsambtenaar bij brief van 29 oktober 2013 bekend heeft gemaakt. Zij voeren aan dat de belasting volgens artikel 4, eerste lid, van de Verordening alleen geheven mag worden over de vergoeding voor de overnachting, dus de kale overnachtingsvergoeding. Er wordt met geen woord gerept over douchemunten en verbruik van elektra of water. Ook in het tweede lid van artikel 4 wordt de heffingsmaatstaf beperkt tot het bedrag dat verschuldigd is wegens logies. In hun Aangifteformulieren en bijlages hebben de campings daarom alleen de kale overnachtingsvergoeding vermeld en niet de vergoeding die de toeristen hebben betaald voor de punten onder 1, 2, 4, 5 en 6 genoemd in de brief van 29 oktober 2013. De uitleg die zij aan artikel 4 van de Verordening geven moet worden beschouwd als een pleitbaar standpunt. Gelet daarop is de vereiste aangifte wel gedaan, aldus de campings.
Beoordeling door de rechtbank
14. Voor beantwoording van de vraag of de campings de vereiste aangifte hebben gedaan is van belang vast te stellen of de campings overeenkomstig artikel 4 van de Verordening de belastbare componenten hebben opgenomen in hun aangiften.
15. In dit kader is allereerst van belang vast te stellen dat het tot de bevoegdheid van de heffingsambtenaar - en niet het college of de gemeenteraad - moet worden gerekend om artikel 4 van de Verordening uit te leggen. Anders dan de campings hebben gesteld zijn daarvoor geen nadere regels zoals bedoeld in artikel 11 van de Verordening nodig. Ook de omstandigheid dat de heffingsambtenaar eerder een andere uitleg aan artikel 4 van de Verordening heeft gegeven, maakt dat niet anders.
16. De rechtbank is van oordeel dat de door de heffingsambtenaar gegeven uitleg van artikel 4 van de Verordening, zoals ook neergelegd in de brief van 29 oktober 2013, past binnen de reikwijdte van dit artikel. De rechtbank overweegt dat uit de tekst van het eerste en tweede lid niet blijkt dat de vergoeding waarover de belasting wordt berekend slechts beperkt is tot de kale prijs van een overnachting. Het eerste lid van artikel spreekt over de vergoeding die in rekening wordt gebracht
terzakevan het verblijf met overnachten. Niet valt in te zien waarom dit slechts zou zien op de vergoeding voor het overnachten. Ook andere vergoedingen die betrekking hebben op het verblijf en de overnachting kunnen hieronder geschaard worden. Inherent aan een verblijf met overnachten is dat de gast gebruik maakt van voorzieningen die direct verband houden met de overnachting. De in de brief van 29 oktober 2013 genoemde posten, zoals een afzonderlijke vergoeding voor douchen en elektra vallen daar ook onder. Van belang acht de rechtbank verder dat in het tweede lid van artikel 4 wordt verwezen naar het bedrag dat als verschuldigd wegens logies aan de heffing van omzetbelasting is onderworpen. De heffingsambtenaar heeft in dit kader verwezen naar het Besluit Omzetbelasting Toelichting bij Tabel I. Blijkens dit Besluit zijn een aantal samenhangende prestaties bij een camping ook onderworpen aan de heffing van omzetbelasting. Het gaat daarbij (onder meer) om het verstrekken van gas, elektra en/of water, het geven van gelegenheid tot douchen, wassen en drogen van kleding. Ook gelet hierop is de rechtbank van oordeel dat de door de heffingsambtenaar gegeven uitleg past binnen de reikwijdte van artikel 4 van de Verordening. De rechtbank is het dus niet eens met de campings dat de belasting volgens artikel 4, eerste lid, van de Verordening alleen geheven mag worden over de kale overnachtingsvergoeding.
17. Door in de aangifte slechts uit te gaan van de kale overnachtingsvergoeding hebben de aangiften inhoudelijke gebreken. De belasting die volgens de aangifte verschuldigd is, is verhoudingsgewijs aanzienlijk lager dan de werkelijk verschuldigde belasting. Ook in absolute zin gaat het om aanzienlijke aan belasting onderworpen bedragen die niet zijn opgegeven (ruim € 27.000 voor Gaasper Camping en € 80.000 voor Camping Zeeburg). De campings hebben, gelet op het bovenstaande, niet de vereiste aangifte gedaan. Dit brengt mee dat op de campings in beginsel een (verzwaarde) bewijslast ligt. Als moet worden aangenomen dat de campings in het kader van hun aangifte met betrekking tot de uitleg van artikel 4 van de Verordening een pleitbaar standpunt hebben ingenomen, is van een omkering en verzwaring van de bewijslast echter geen sprake.
Hebben de campings een pleitbaar standpunt ingenomen?
Standpunt van partijen
18. De heffingsambtenaar stelt zich op het standpunt dat artikel 4 van de Verordening jarenlang op een onjuiste manier is uitgelegd, in het voordeel van de campings. In de brief van 29 oktober 2013 is een juiste uitleg gegeven aan de Verordening. Gelet op de veelvuldige correspondentie en de meerdere besprekingen tussen partijen over de uitleg van artikel 4 van de Verordening, waren de campings ervan op de hoogte dat de wijze waarop zij tot en met 2014 aangiften deden niet langer juist was. De campings hebben dan ook geen pleitbaar standpunt ingenomen, aldus de heffingsambtenaar.
19. De campings hebben er op gewezen dat zij op dezelfde wijze als in voorgaande jaren aangifte hebben gedaan. Zij mochten ervan uitgaan dat de uitleg die de heffingsambtenaar aan artikel 4 van de Verordening gaf juist was en dat hun, op die uitleg gebaseerde, aangifte over 2015 daarom eveneens correct was.
Beoordeling door de rechtbank
20. De rechtbank is het eens met de heffingsambtenaar dat de campings, gegeven de correspondentie en besprekingen die zij met de heffingsambtenaar hebben gehad over de uitleg van artikel 4 van de Verordening, er in redelijkheid niet langer vanuit mochten gaan dat zij konden volstaan met het opgeven van de kale overnachtingsvergoeding in de aangifte. De campings hebben er kennelijk bewust voor gekozen een afwijkend standpunt in te nemen over de uitleg van artikel 4 van de Verordening. Verder is gesteld noch gebleken dat het standpunt van de campings geënt is op een oordeel in een rechterlijke uitspraak of op een in de literatuur verdedigd standpunt. Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat de campings geen pleitbaar standpunt hebben ingenomen.
21. Uit het bovenstaande volgt dat de heffingsambtenaar de aanslag vervolgens mocht opleggen op basis van een redelijke schatting en dat de campings, nu zij deze schatting betwisten, daarvoor het verzwaarde tegenbewijs dienen te leveren.
Redelijke schatting
22. Door de gebreken in de gedane aangiften is de heffingsambtenaar overgegaan tot een boekenonderzoek bij beide campings. Op basis van dit onderzoek heeft de heffingsambtenaar de definitieve aanslagen opgelegd. Partijen verschillen van mening over de vraag of alle in de aanslag opgevoerde posten aan belasting onderworpen zijn.
23. Volgens de campings blijkt uit de specificaties van de boekencontroles van de heffingsambtenaar dat er ook posten in de aanslag meegenomen zijn die volgens de brief van 29 oktober 2013 niet aan belasting onderworpen zijn. De rechtbank bespreekt hieronder per camping de op dit moment nog betwiste posten.
Gaasper Camping
24. Volgens Gaasper Camping zijn de posten kasomzet (douche-,) droog- en wasmunten 6%, kasomzet Citytax en bankomzet Citytax ten onrechte aan belastingheffing onderworpen. De kasomzet douche, droog- en wasmunten had gespecificeerd moeten worden en de vergoedingen ontvangen uit droog- en wasmunten hadden van het totaalbedrag van deze post afgehaald moeten worden. Ook kan er niet over toeristenbelasting (Citytax) toeristenbelasting worden geheven. Ook over de posten voor het parkeren van auto’s, minibussen en trailers, voor het verblijf door honden en voor verloren toegangspassen is ten onrechte toeristenbelasting geheven. Daarom vindt Gaasper Camping dat al deze posten uit de heffing moeten worden gelaten.
25. Op de zitting heeft de heffingsambtenaar primair bepleit dat de aanslag correct is opgelegd en het beroep ongegrond moet worden verklaard. Omdat Gaasper Camping niet de vereiste aangifte heeft gedaan, kon niet precies worden vastgesteld over welke bedragen belasting moest worden geheven, maar is aan de hand van boekenonderzoek een redelijke schatting gedaan. De post kasomzet douche-, droog- en wasmunten is door Gaasper Camping niet gesplitst, waardoor de heffingsambtenaar niet vast kon stellen welk bedrag daarvan de douchemunten betrof. Daarnaast stelt de heffingsambtenaar dat er in geen geval toeristenbelasting is geheven over de aan de gasten in rekening gebrachte toeristenbelasting (City tax). Die bedragen zijn uitsluitend in de heffingsmaatstaf meegenomen, om de bruto heffingsgrondslag vast te stellen. Vervolgens worden de omzetbelasting en de toeristenbelasting weer in mindering gebracht als aftrekpost, aldus de heffingsambtenaar.
Subsidiair heeft de heffingsambtenaar het volgende standpunt ingenomen. Uit de subadministratie van het opvolgende belastingjaar 2016 is de heffingsambtenaar nader gebleken hoe een aantal posten zijn opgebouwd. Het inzicht is ontstaan dat enige posten onterecht in de aanslag zijn opgenomen. Ter zitting heeft de heffingsambtenaar een nieuwe aanslagspecificatie van Gaasper Camping over het belastingjaar 2015 overgelegd waar enkele posten niet meer in de heffingsgrondslag zijn betrokken. Dit zijn bedragen voor de posten parkeren auto’s, trailers, minibus en motor, honden en verloren toegangspassen (lost cards). In totaal zouden deze posten € 50.375,96 bedragen. Daarom bepleit de heffingsambtenaar dat er een correctie moet worden aangebracht van € 2.398,51 (5%) op de definitieve aanslag.
26. De rechtbank is, gezien het bepaalde in artikel 27e, eerste lid, van de AWR, van oordeel dat het beroep niet ongegrond kan worden verklaard nu gebleken is dat de uitspraak op bezwaar onjuist is. De heffingsambtenaar heeft namelijk door middel van overlegging van een nieuwe aanslagspecificatie zelf te kennen gegeven dat verscheidene posten niet in de aanslag betrokken hadden mogen worden. Wat er ook zij van het standpunt dat Gaasper Camping deze stukken zelf en eerder had kunnen overleggen, inmiddels is gebleken dat de aanslag onjuist is vastgesteld. De onjuistheid van de beslissing van de heffingsambtenaar is aldus overtuigend aangetoond. Gelet hierop is de bestreden uitspraak I onjuist en het beroep van Gaasper Camping gegrond. De rechtbank zal de bestreden uitspraak I daarom vernietigen. De rechtbank zal hierna beoordelen of de bestreden uitspraak ook op de andere door Gaasper Camping genoemde punten onjuist is.
27. De rechtbank is van oordeel dat niet vastgesteld kan worden in hoeverre de heffingsambtenaar de post douche-, droog- en wasmunten ten onrechte in de aanslag heeft opgenomen. Gaasper Camping heeft geen stukken overgelegd waaruit blijkt dat en in hoeverre deze post vergoedingen betreffen voor droog- en wasmunten. Gaasper Camping voldoet daarmee niet aan zijn verzwaarde bewijslast. Voor zover Gaasper Camping ter zitting een bewijsaanbod heeft gedaan, wijst de rechtbank dit af. Gaasper Camping heeft voldoende tijd gehad om deze - ook al eerder ingenomen - stelling (met stukken) te onderbouwen. Gelet hierop verzet de goede procesorde zich tegen toewijzing van dit bewijsaanbod.
28. Gelet op de toelichting van de heffingsambtenaar en nu Gaasper Camping daar niets tegenover heeft gesteld, heeft de rechtbank geen reden om aan te nemen dat de aan de gasten in rekening gebrachte toeristenbelasting in de heffing is betrokken. Het betoog van Gaasper Camping hierover faalt.
Conclusie Gaasper Camping
29. Het voorgaande leidt tot de conclusie dat de heffingsambtenaar het bezwaar tegen de bestreden uitspraak I ten onrechte ongegrond heeft verklaard voor zover de belastingaanslag ziet op de vergoedingen terzake van parkeren auto’s, trailers, minibussen en motoren, verblijf honden en verloren toegangspassen (lost cards). Het beroep is gegrond. De rechtbank zal zelf in de zaak voorzien door de aanslag te vernietigen en de aanslag over het jaar 2015 vast te stellen op het bedrag van (afgerond) € 53.689,-.
30. Omdat het beroep gegrond is, is de heffingsambtenaar gehouden aan Gaasper Camping het door deze betaalde griffierecht van € 338,- te vergoeden.
31. De rechtbank ziet ook aanleiding om de heffingsambtenaar te veroordelen in de proceskosten van Gaasper Camping. De proceskosten voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand worden met toepassing van het Besluit proceskosten bestuursrecht vastgesteld op € 1.532,- (1 punt voor het indienen van het bezwaarschrift en 1 punt voor het verschijnen op de hoorzitting met een waarde per punt van € 254,-, 1 punt voor het indienen van het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting, met een waarde per punt van € 512,- en een wegingsfactor 1).
Camping Zeeburg
32. Volgens Camping Zeeburg zijn de posten reserveringsopbrengsten, camperservice en All‑in 6% niet belastingplichtig. Ook voert Camping Zeeburg aan dat enkele personen die zijn opgenomen als langverblijvers staan ingeschreven in de basisregistratie personen (BRP) van Amsterdam. De vergoedingen van deze personen zijn volgens Camping Zeeburg dan ook niet aan belastingheffing onderworpen.
33. De rechtbank overweegt allereerst dat de omkering van de bewijslast meebrengt dat het aan de camping is om aan te tonen wie al dan niet staat ingeschreven in de BRP van Amsterdam. Camping Zeeburg heeft echter geen stukken overgelegd waaruit blijkt welke personen ten onrechte zijn opgenomen in de aanslagspecificatie. Het betoog faalt daardoor.
34. Op de zitting heeft de heffingsambtenaar meegedeeld dat de naam van de post All-in 6% uit de jaarrekening van Camping Zeeburg is overgenomen. In de jaarrekening staat inderdaad de post ‘All-in Camper / caravanplaatsen’ met eenzelfde bedrag. Mede gelet op de naam van deze post heeft Camping Zeeburg niet overtuigend aangetoond dat deze post niet aan belastingheffing onderworpen is..
35. Over de posten reserveringsopbrengsten en camperservice heeft de heffingsambtenaar ter zitting toegelicht dat ook deze posten aan belastingheffing onderworpen zijn. Ze staan dan wel niet expliciet in de brief van 29 oktober 2013 vermeld, deze posten behoren ook tot de vergoedingen die terzake van het verblijf worden betaald. De posten genoemd in die brief zijn dan ook niet-limitatief, aldus de heffingsambtenaar.
36. De rechtbank kan de heffingsambtenaar hierin volgen. Omdat reserveringsopbrengsten en camperservice posten zijn die ter zake van het verblijf met overnachting aan de campinggasten in rekening worden gebracht, is de rechtbank van oordeel dat ook deze posten onder de heffingsmaatstaf vallen.
Conclusie Camping Zeeburg
37. Het voorgaande leidt tot de conclusie dat de heffingsambtenaar ook de posten All in 6%, reserveringsopbrengsten en camperservice terecht in de heffing heeft betrokken. Nu de heffingsambtenaar door de omkering en verzwaring van de bewijslast slechts gehouden was een redelijke schatting van de belastbare vergoedingen aan de aanslag ten grondslag te leggen, is de rechtbank van oordeel dat hij daarin is geslaagd. Dit betekent dat de aanslag terecht is opgelegd en de heffingsambtenaar in de bestreden uitspraak II terecht heeft geconcludeerd tot ongegrondverklaring van het bezwaar.
38. Het beroep van Camping Zeeburg is ongegrond. Voor een proceskostenveroordeling of vergoeding van het griffierecht ziet de rechtbank geen aanleiding.

Beslissing

In het beroep AMS 18/2229
De rechtbank:
- verklaart het beroep van Gaasper Camping gegrond;
- vernietigt de bestreden uitspraak I;
- herroept de aanslag van 31 maart 2017;
- stelt de aanslag voor het jaar 2015 vast tot het bedrag van € 53.689,-;
- stelt deze uitspraak in de plaats van de vernietigde bestreden uitspraak I;
- veroordeelt de heffingsambtenaar tot betaling van de proceskosten tot een bedrag
van € 1.532,-;
- draagt de heffingsambtenaar op het betaalde griffierecht van € 338,- aan Gaasper Camping te vergoeden.
In het beroep van AMS 18/2232
De rechtbank verklaart het beroep van Camping Zeeburg ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. C.A.E. Wijnker, voorzitter, en mr. H.B. van Gijn en mr. C.F. de Lemos Benvindo, leden, in aanwezigheid van mr. T. Rijs, griffier
.De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 19 juni 2019.
griffier voorzitter

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending hiervan hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof Amsterdam.
Afschrift verzonden aan partijen op:

Voetnoten

1.Vastgesteld op 25 november 1998, nr. 700 en (laatstelijk) gewijzigd op 1 januari 2015, Gemeenteblad 2014, afd. 3a, nr. 261/893.
2.Vergelijk het arrest van de Hoge Raad van 9 november 2012, ECLI:NL:HR:2012:BY2665.
3.Vergelijk de arresten van de Hoge Raad van 11 april 2003, ECLI:NL:HR:2003:AE3220 en van 30 oktober 2009, ECLI:NL:HR:2009:BH1083.
4.Vergelijk het arrest van de Hoge Raad van 30 oktober 2009, ECLI:NL:HR:2009:BK1488.