3.3.ERS voert – samengevat – als verweer dat in 2018 ernstige problemen ontstonden binnen haar bedrijf. Na onderzoek bleek dat de manager van het bedrijf, [naam 4] , had gefraudeerd. Hij was heimelijk een concurrerende onderneming genaamd [naam bv 2] begonnen, waarmee hij in opdracht van Heineken werkzaamheden uitvoerde voor de levering van marketingartikelen ter gelegenheid van evenementen op kosten van ERS. ERS raakte daarvan pas op 27 juni 2019 op de hoogte. Onder druk van Heineken heeft ERS aan [naam 4] een tweede kans gegeven. Dit heeft echter tot verdere escalatie van het conflict geleid. Heineken heeft actief meegewerkt aan de fraude. [naam 3] heeft nooit de indruk gewekt bij Heineken dat [naam bv 2] is gelieerd aan ERS. Het blijkt ook niet de concernstructuur. [naam 4] is ook nooit voorgesteld als directeur en mede-eigenaar van ERS; uit het handelsregister kon dat evenmin worden afgeleid. [naam 4] had geen zeggenschap binnen ERS en mocht haar niet vertegenwoordigen. Heineken behoorde dat te weten en had dit door eigen onderzoek kunnen vaststellen. De gegevens van [naam bv 2] had zij via haar systeem makkelijk kunnen achterhalen. De afspraken over de facturering in het addendum mocht [naam 4] dan ook niet maken. Heineken mocht er niet op vertrouwen dat hij bevoegd was het addendum te ondertekenen. Overigens volgt uit de als productie 10 overgelegd e-mail van 23 oktober 2018 dat Heineken wist dat [naam bv 2] een vennootschap van [naam 4] was. Heineken kan zich er niet achter verschuilen dat zij bevrijdend heeft betaald aan [naam bv 2] voor de werkzaamheden.
Verder speelden enkele medewerkers van Heineken onder een hoedje met [naam 4] inzake de facturering. Dit volgt uit de door ERS overgelegde e-mailwisseling.
ERS doet een beroep op een retentierecht omdat zij diverse vorderingen op Heineken heeft. Het gaat om de volgende vorderingen:
Een vordering ten bedrage van € 433.046,25 vanwege misgelopen inkomsten voor werkzaamheden die zijn verricht ingevolge het addendum. Doordat in het addendum staat dat de facturering voor door ERS verrichte diensten via [naam bv 2] loopt, zijn alle daarvoor verschuldigde bedragen door Heineken aan [naam bv 2] voldaan. De kosten voor de uitvoering van deze werkzaamheden zijn echter volledig ten laste van ERS gekomen, waaronder loonkosten, opslagkosten en dergelijke. Zoals hiervoor omschreven wist Heineken, althans behoorde zij te weten, dat [naam bv 2] onbevoegd was om de inkomsten te ontvangen. [naam bv 2] is immers niet gelieerd aan ERS. Dit kon Heineken via raadpleging van het handelsregister nagaan. Deze onderzoeksplicht gold temeer nu Heineken zelf in het addendum heeft opgenomen dat [naam bv 2] een beheervennootschap zou zijn van ERS. Dat dit onwaar is, was makkelijk na te gaan.
Een vordering ten bedrage van € 63.112,50, te betalen voor de opslag van de marketinggoederen op grond van het addendum.
Vorderingen respectievelijk voor een bedrag van 49.236,14 voor geleverde diensten in oktober 2019 en voor een bedrag van € 44.078,73 voor openstaande facturen.
Een vordering bestaande uit een omzetbedrag van € 46.600,- dat Heineken aan ERS is verschuldigd omdat Heineken haar materialen opeist en ERS niet in staat is haar opdrachten uit te voeren.
Een vordering voor een bedrag van € 90.000,- dat Heineken aan ERS is verschuldigd omdat zij heeft meebetaald voor investeringen in materialen van Heineken.
Een vordering ten bedrage van € 129.000,- waarvoor ERS materialen heeft ingekocht om voor Heineken te gebruiken bij evenementen. Deze materialen vertegenwoordigen voor ERS geen enkele waarde meer en zullen als gevolg van de beëindiging van de samenwerking door Heineken moeten worden teruggenomen; de investering zal moeten worden vergoed.
Vorderingen bestaande uit vergoeding van omzetschade en subsidiair winstderving ten bedrage van € 150.000,-. De raamovereenkomst heeft een looptijd tot 1 januari 2021. Heineken heeft bij ERS het vertrouwen gewekt dat de samenwerking zou worden voortgezet. De tussentijdse beëindiging op oneigenlijke gronden maakt Heineken schadeplichtig, mede gezien de omstandigheden die daartoe hebben geleid, zoals de kwestie met [naam bv 2] .
Een vordering ten bedrage van € 25.000,- bestaande uit de transitievergoedingen die ERS moet betalen omdat zij door haar in dienst genomen werknemers moet ontslaan.
Een vordering ten bedrage van € 150.000,- bestaande uit de huurlast voor minimaal zes maanden die ERS moet voldoen voor de bedrijfsmagazijnen die leeg komen te staan door de beëindiging van de samenwerking.
Een vordering ten bedrage van € 39.000,- bestaande uit een vergoeding van de leasecontracten voor de bedrijfsauto’s die ERS in opdracht van Heineken heeft moeten leasen.