Uitspraak
RECHTBANK AMSTERDAM
[gedaagde in conventie sub 2],
[gedaagde in conventie sub 5],
1.De procedure
- de gelijkluidende dagvaardingen van 22 juni 2017, met producties,
- de conclusie van antwoord in conventie, tevens conclusie van eis in reconventie van [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie sub 4]
- de conclusie van antwoord in incident van Curator,
- de rolbeschikking van 27 december 2017 waarbij het [gedaagde in conventie sub 2] en [gedaagde in conventie sub 1] is vergund om
- de conclusie van antwoord van [gedaagde in conventie sub 2] en [gedaagde in conventie sub 1] , met producties,
- het tussenvonnis van 23 mei 2018 waarbij een comparitie van partijen is gelast,
- het proces-verbaal van comparitie van 9 augustus 2018,
- de faxbrief van 3 september 2018 (10:46 uur) van [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie sub 4] en [gedaagde in conventie sub 5] inhoudende
2.De feiten
3.Het geschil
in conventie
4.De beoordeling
in conventie: in de zaken tegen [gedaagde in conventie sub 1] en [gedaagde in conventie sub 2]
Risk Management. Bij de brief van 4 april 2016 vordert DB integrale aflossing van de Kredietfaciliteit in termijnen tot augustus 2016, wordt de seizoensfaciliteit direct beëindigd en wordt medegedeeld dat de debiteurenbevoorschotting alleen betrekking mag hebben op facturen die verband houden met de onderneming van [naam bedrijf 1] (en niet met [naam producten] ).
- [gedaagde in conventie sub 1] en [gedaagde in conventie sub 2] zijn hoofdelijk aansprakelijk;
- de in de eis opgenomen frase “worden voldaan” zal worden toegewezen als “kunnen worden voldaan”;
- de in de eis opgenomen frase “welk bedrag nog dient te worden opgemaakt bij staat” zal niet worden uitgesproken omdat die niet iets zegt over de rechtsverhouding van [gedaagde in conventie sub 1] en [gedaagde in conventie sub 2] met de boedel;
- de in de eis opgenomen frase “kennelijk en materieel onbehoorlijk” zal worden toegewezen als “kennelijk onbehoorlijk”; de term ‘materieel’ is te onbepaald;
- de in de eis opgenomen frase “en dit een belangrijke oorzaak is van het faillissement” zal worden toegewezen als “en aannemelijk is dat dit een belangrijke oorzaak is van het faillissement”.
primairactio Pauliana c.q. onrechtmatige daad en
subsidiairongerechtvaardigde verrijking.
[naam producten]dat zich thans bij de Italiaanse
[naam producten]-producent [naam bedrijf 5] (hierna: [naam bedrijf 5] ) bevindt en door [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie sub 4] wordt gebruikt, de overgenomen contracten, het klantenbestand van [naam bedrijf 1] alsmede de goodwill van [naam bedrijf 1] . Curator heeft de waarde van de onderneming c.q. van de (overgenomen) activa van [naam bedrijf 1] vooralsnog op basis van een door [bestuurder] aangeleverde inschatting begroot op € 150.000. Genoemde
[naam producten]zijn productiemiddelen waarmee
[naam producten]kunnen worden geproduceerd, waarna met die [naam producten] kunnen worden geproduceerd.
- i) de notie van onrechtmatig handelen van [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie sub 4] jegens de vennootschap [naam bedrijf 1] , en
- ii) de notie van onrechtmatig handelen van [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie sub 4] jegens de gezamenlijke schuldeisers van [naam bedrijf 1] , zulks met medewerking van [naam bedrijf 1] zélf (namelijk: het meewerken van bestuurder [gedaagde in conventie sub 2] aan de overdracht van de eigen onderneming).
[naam producten]die toebehoren aan [naam bedrijf 1] . Die
[naam producten]zijn gebonden aan specifieke klanten en bevonden zich ten dele bij [naam bedrijf 5] . Gebleken is dat [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie sub 4] gebruik is gaan maken van die door [naam bedrijf 5] gehouden
[naam producten], dat wil zeggen dat [naam bedrijf 5] in opdracht van [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie sub 4] met die (aan specifieke klanten van [naam bedrijf 1] gebonden)
[naam producten]heeft geproduceerd voor klanten die voorheen klanten van [naam bedrijf 1] waren (onder andere klant ‘ [naam klant] ’).
prepaid) beleverd konden worden. Dat meerdere (bijvoorbeeld een toelichtende verklaring zijdens [naam bedrijf 4] ) is door Curator niet gegeven. Wat betreft [naam klant] is het kennelijk zo geweest dat deze klant niet wilde meewerken aan de door [naam bedrijf 1] gewenste vooruitbetaling voor de door haar bij [naam bedrijf 1] bestelde goederen.
[naam producten]kan als vaststaand worden aangenomen dat deze eigendom zijn van de boedel van [naam bedrijf 1] en dat [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie sub 4] van die productiemiddelen gebruik heeft gemaakt om een voormalige klant van [naam bedrijf 1] te bedienen, nu [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie sub 4] dit een en ander niet heeft betwist. [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie sub 4] heeft te dezer zake evenwel terecht aangevoerd dat zij zaken heeft gedaan met [naam bedrijf 5] en dat eventueel onbevoegdelijk gebruik van de
[naam producten]door [naam bedrijf 5] een kwestie is in de rechtsverhouding tussen Curator en [naam bedrijf 5] .
[naam producten] ,waardoor overnamekandidaten afhaakten omdat deze twee zaken volgens hen de meest waardevolle activa van de onderneming waren; met dat een en ander heeft [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie sub 4] evenwel niets van doen, zodat ook in die zin geen sprake is van het wegkapen van een doorstart-mogelijkheid door [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie sub 4] . Ten slotte wordt nog stilgestaan bij de opmerking van Curator dat het, erop gelet dat per 30 juni 2016 een netto omzet van € 738.148 was gerealiseerd, ondenkbaar is dat de onderneming van [naam bedrijf 1] einde 2016, toen [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie sub 4] ‘doorstartte’, niets meer waard zou zijn. Anders dan Curator stelt, is dat echter wel denkbaar als de onderneming een punt bereikt waarop wegens een liquiditeitsprobleem geen omzet meer kan worden gegenereerd, er een schuldenlast is en (bancaire) financiering bovendien van de baan is, terwijl gesteld noch gebleken is dat (bancaire) financiering door een derde nog een reële optie was, ervan uitgaande dat die derde correct, dus op basis van de juiste financieel-administratieve cijfers van [naam bedrijf 1] , zou worden voorgelicht.
Resumerend
voor zover Nederlands recht al van toepassing is en de Nederlandse rechter rechtsmacht heeft, hetgeen wordt betwist. Een calculatie van de oud-bestuurder vormt in feite de basis van deze zaak. De ongerechtvaardigde verrijking is slechts gesteld en niet onderbouwd. Welke zaken volgende de curator aan de boedel zouden zijn onttrokken, is niet gesteld. De beweerdelijke paulianeuze rechtshandelingen zijn niet genoemd. Kortom, de feitelijke en juridische onderbouwing van de vorderingen ontbreekt, zodat zij voor afwijzing gereed liggen, waaronder eveneens begrepen de gevorderde beslagkosten, proceskosten en nakosten.”
lex fori concursusvan toepassing zou zijn, zonder dat een ander rechtsstelsel potentieel in beeld komt – hetgeen blijkens het arrest van de Hoge Raad van 8 september 2017 in de daar spelende zaak wel het geval was).