ECLI:NL:RBAMS:2018:6996

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
3 oktober 2018
Publicatiedatum
3 oktober 2018
Zaaknummer
C/13/636457 / HA ZA 17-1020
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Schadevergoeding gemeente Haarlemmermeer aan TeleVerde wegens niet-nakomen afspraken over bedrijventerrein Badhoevedorp-Zuid

In deze zaak heeft de rechtbank Amsterdam op 3 oktober 2018 uitspraak gedaan in een geschil tussen TeleVerde B.V. en de gemeente Haarlemmermeer. TeleVerde vorderde een schadevergoeding van de gemeente omdat deze haar verplichtingen niet was nagekomen met betrekking tot de ontwikkeling van een bedrijventerrein in Badhoevedorp-Zuid. De rechtbank oordeelde dat de gemeente onrechtmatig had gehandeld door niet over te gaan tot het in procedure brengen van een bestemmingsplan, ondanks een toezegging die in een brief van 1989 was gedaan. De rechtbank concludeerde dat de gemeente de verwachtingen van TeleVerde had gewekt en dat het niet nakomen van de toezegging een toerekenbare tekortkoming opleverde. De rechtbank heeft de gemeente veroordeeld tot schadevergoeding, op te maken bij staat, en heeft de proceskosten aan de gemeente opgelegd. De uitspraak benadrukt het belang van toezeggingen in het kader van publiek-private samenwerking en de verplichtingen die daaruit voortvloeien.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling privaatrecht
zaaknummer / rolnummer: C/13/636457 / HA ZA 17-1020
Vonnis van 3 oktober 2018
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
TELEVERDE B.V.,
gevestigd te Hoofddorp,
eiseres,
advocaat mr. R.H. Bekker te Amsterdam,
tegen
de publiekrechtelijke rechtspersoon
GEMEENTE HAARLEMMERMEER,
zetelend te Hoofddorp,
gedaagde,
advocaat mr. J.C. Binnerts te Haarlem.
Partijen zullen hierna TeleVerde en de Gemeente genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding van 19 mei 2017 tevens houdende incidentele vordering tot verwijzing, met producties,
  • de conclusie van antwoord, tevens in het incident, met producties,
  • het vonnis in incident van 20 september 2017 van de rechtbank Noord-Holland, waarbij de zaak ter verdere behandeling is verwezen naar de rechtbank Amsterdam,
  • de conclusie van repliek, met producties,
  • de conclusie van dupliek, met producties,
  • het tussenvonnis van 7 maart 2018, waarbij een comparitie van partijen is gelast,
  • het proces-verbaal van comparitie van 21 juni 2018, met de daarin genoemde stukken,
  • de brief van 31 juli 2018 van TeleVerde met opmerkingen over het proces-verbaal,
  • de akte aan de zijde van TeleVerde, met producties,
  • de akte aan de zijde van de Gemeente.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
TeleVerde is een private gebiedsontwikkelaar en belegger in onroerend goed. De aandeelhouders van TeleVerde zijn Forward Business Parks 2000 N.V. (52%), Chipshol Holding B.V. (28%) en Chipshol 2000 B.V. (20%). TeleVerde en de aan haar gelieerde vennootschappen bezitten meerdere grondposities. In het gebied Schiphol Zuidoost zijn dat de gronden die door partijen worden aangeduid als Schiphol-Rijk Businesspark, het Groenenbergterrein en het Pruissen II terrein. TeleVerde en de aan haar gelieerde vennootschappen bezitten daarnaast grondposities in het gebied dat door partijen wordt aangeduid als Badhoevedorp-Zuid (de gronden Badhoevedorp-Zuid). Deze procedure gaat over de gronden van TeleVerde in dat laatste gebied.
Samenwerkingsverhoudingen
2.2.
De Gemeente is in 1987 met de gemeente Amsterdam, de provincie Noord-Holland en N.V. Luchthaven Schiphol (de Convenantspartijen) een samenwerkingsverband aangegaan. De Convenantspartijen hebben de afspraken met het oog op deze samenwerking vastgelegd in een convenant (het Convenant), dat op 6 januari 1987 door de Convenantspartijen is ondertekend. Daarin is het voornemen uitgesproken
“een samenwerkingsverband aan te gaan met als doel door een krachtige en gecoördineerde aanpak te komen tot optimale benutting van de kansen op economische groei die de aanwezigheid van de luchthaven in deze regio genereert.”
2.3.
In het Convenant is voorts, voor zover relevant, het volgende bepaald:

2. Beleid
(...)
2.3.
Partijen vinden het gewenst dat binnen het werkingsgebied van dit convenant nieuw bedrijfsterrein ontwikkeld kan worden op verschillende locaties, waarbij het daaromtrent gestelde in het streekplan Amsterdam-Noordzeekanaalgebied 1987 als leidraad wordt gehanteerd.
2.4.
Partijen scheppen daarbij het onder 2.2.b. bedoelde gedifferentieerde aanbod door zo mogelijk gelijktijdig en gefaseerd verschillende nieuwe bedrijfsterreinen te (doen) ontwikkelen en (voor)financieren zowel ten noorden als ten zuiden van Schiphol.
Een en ander conform de aan dit convenant toegevoegde tabel 1 en de daarin aangegeven differentiatie.
(...)
3. Vorm van de samenwerking
3.1.
Inleiding
3.1.1.
Ten behoeve van de uitvoering van het in 2.1. tot en met 2.9. afgesproken beleid en van de toekomstige beleidsontwikkeling richten de partijen een
Bestuursforumop en werken zij mee aan de oprichting van een
Ontwikkelingsmaatschappijin N.V. vorm, zoals bedoeld in artikel 3.1.3.
De taken hiervan worden geregeld in respectievelijk de punten 3.2. en 3.3.
Het gestelde in dit convenant vormt onderdeel van een overeenkomst die wordt gesloten tussen (de partijen in) het Bestuursforum en de Ontwikkelingsmaatschappij. Deze overeenkomst heeft tot doel de relatie tussen beide vorm te geven.
3.1.2.
In het Bestuursforum hebben alle partijen zitting. Er wordt naar gestreefd in dit forum steeds zoveel mogelijk tot gezamenlijke standpunten te komen.
Voorzover nodig wordt beslist bij meerderheid van stemmen, waarbij elke partij over een stem beschikt.
Bij stakende stemmen geldt:
indien het voorgestelde besluit betrekking heeft op het grondgebied van een deelnemende gemeente, dan geeft de stem van die gemeente de doorslag. (…)
3.1.5.
De taken die verband houden met de uitvoering en de daarmee verbonden nadere uitwerking van het in dit convenant als gezamenlijk uitgangspunt aanvaard beleid, worden volgens de navolgende richtlijnen verdeeld:
1. Het bestuursforum stelt adviezen aan partijen op omtrent zaken die beleidsmatige consequenties hebben voor de in het kader van dit convenant aanvaarde gezamenlijke uitgangspunten (zie 3.2). Het Bestuursforum treedt eveneens op indien een gezamenlijk bestuurlijk optreden als samenwerkingsverband tegenover derden wenselijk is.
Voorts vindt in het Bestuursforum afstemming plaats tussen de deelnemers omtrent de uitvoering van taken waarvoor het aangewezen moet worden geacht dat behartiging ervan publiekrechtelijk geschiedt (d.w.z. door de in aanmerking komende overheidspartij in het samenwerkingsverband).
2. De ontwikkelingsmaatschappij verricht de taken zoals die worden uiteengezet onder 3.3.
3. Voorzover met de uitvoering van dit convenant en de daarin aanvaarde, gezamenlijke uitgangspunten bevoegdheden van afzonderlijke partijen zijn gemoeid berust de uitvoering bij de in aanmerking komende, afzonderlijke partij(en).
3.2.
Beleidsontwikkeling
3.2.1.
Het Bestuursforum stelt de kaders voor de Ontwikkelingsmaatschappij en heeft een adviserende taak jegens de partijen bij de beleidsontwikkeling. Deze taak valt in hoofdzaak in drie onderdelen uiteen:
a. In het Bestuursforum overleggen partijen omtrent besluiten die in verband met de beleidsuitvoering noodzakelijk zijn ten aanzien van de nadere uitwerking van het gezamenlijk aanvaarde beleid (…)
3.3
Beleidsuitvoering
3.3.1. (…)
(…) Indien niet tijdig het bezit van de grond kan worden verkregen, kan besloten worden de ontwikkeling van een bedrijfsterrein ter hand te nemen in samenwerking met de grondbezitter, onder voorwaarde dat deze zich contractueel bindt aan het beleid t.a.v. ontwikkeling, uitgifte en beheer zoals vastgelegd in dit convenant (waarbij van de zijde van partijen de Ontwikkelingsmaatschappij als contractspartij voor hand ligt).
(...)
3.3.2.
. Om de gewenste ontwikkelingen in overeenstemming met het gezamenlijk beleid mogelijk te maken, legt de relevante gemeente tijdig de benodigde bestemmingsplannen aan haar raad voor ter vaststelling (…).”
2.4.
Uit tabel 1 bij het Convenant volgt dat de gronden Badhoevedorp-Zuid behoren tot de gebieden die in de eerste fase tot ontwikkeling worden gebracht en dat de gronden bestemd zijn voor kantoor, handel en een gemengde functie.
2.5.
Op 1 juli 1987 hebben de Convenantspartijen samen met de Nationale Investeringsbank N.V. de in het Convenant bedoelde ontwikkelingsmaatschappij opgericht. Deze heeft de naam Schiphol Area Development Company N.V. (SADC). Aandeelhouders zijn op dit moment uitsluitend nog de Convenantspartijen, ieder voor 25%.
2.6.
SADC neemt als toehoorder deel aan vergaderingen van het Bestuursforum.
2.7.
Op 1 onderscheidenlijk 2 juli 1987 hebben de Convenantspartijen, vertegenwoordigd in het Bestuursforum enerzijds en SADC anderzijds een zogeheten Brugovereenkomst gesloten. Hierin is de relatie tussen het Bestuursforum en SADC geregeld. Deze houdt in, voor zover van belang:

artikel 1
Het Convenant wordt geacht deel uit te maken van deze overeenkomst.
artikel 2
(…) De Vennootschap (
SADC, rechtbank) bepaalt zich tot de taken die in paragraaf 3.3. van het Convenant aan de Ontwikkelingsmaatschappij zijn toegedeeld en verricht deze taken met betrekking tot het in het Convenant genoemde werkingsgebied. (…)
artikel 8
Het Bestuursforum verplicht zich te bevorderen dat, met name van overheidswege, de voorwaarden zullen worden geschapen voor een juiste en voortvarende uitvoering van het Convenant. De Vennootschap zal niet handelen in afwijking van of in strijd met het Convenant. (…)
artikel 12
Bij de ontwikkeling en het beheer van bedrijfsterreinen zal de Vennootschap handelen in overleg met de gemeente wier grondgebied het betreft. In het kader van het op te stellen bestemmingsplan of anderszins zal in elk geval in een overeenkomst tussen de Vennootschap en de betrokken gemeente worden geregeld: (…).”
2.8.
Aan artikel 12 van de Brugovereenkomst is nadere inhoud gegeven in die zin dat de Gemeente en SADC in een Raamovereenkomst de voorwaarden hebben vastgelegd waaronder de Gemeente haar planologische medewerking zal verlenen aan de ontwikkelingen in de Schipholzone, voor zover deze gerealiseerd worden binnen haar gemeentegrenzen, een en ander zoals neergelegd in een op 15 februari 1989 vastgelegd concept van die overeenkomst.
2.9.
Op 31 mei 1989 is een tweetal samenwerkingsovereenkomsten gesloten als bedoeld in artikel 3.3.1 van het Convenant. Het betreft een overeenkomst tussen SADC en Chip(s)hol Forward N.V. (Chip(s)hol Forward) betreffende de gronden Badhoevedorp-Zuid (de Samenwerkingsovereenkomst Badhoevedorp-Zuid) en een overeenkomst tussen SADC en Chip(s)hol Forward met betrekking tot gronden gelegen in het gebied ten zuiden van Schiphol, dat door partijen wordt aangeduid als de Gronden Oude Meer-Zuid (de Samenwerkingsovereenkomst Oude Meer-Zuid).
2.10.
Onderdeel van de Samenwerkingsovereenkomst Oude Meer-Zuid is de aanleg van de Fokkerweg, deels over gronden die in eigendom toebehoren aan Chip(s)hol Forward. In de Samenwerkingsovereenkomst Oude Meer-Zuid is in artikel 6.4 opgenomen dat Chip(s)hol Forward de voor de aanleg van de Fokkerweg benodigde grond zal overgedragen aan de Gemeente dan wel aan SADC tegen betaling door SADC van een bedrag van ƒ 6,50 per m2, kosten koper, exclusief btw. Daarnaast is overeengekomen dat Chip(s)hol Forward een bedrag van ƒ 5 miljoen zal bijdragen aan de kosten van de aanleg van de Fokkerweg en een bedrag van ƒ 14.639.000 als bijdrage in de kosten van ontwikkeling van Oude
Meer-Zuid.
2.11.
Chip(s)hol Forward heeft aan het aangaan van de Samenwerkingsovereenkomst Oude Meer-Zuid de voorwaarde verbonden dat de Convenantspartijen meewerken aan de ontwikkeling van de Gronden Badhoevedorp-Zuid en dat in dat verband samenwerkingsafspraken worden gemaakt. In een memorandum van 14 oktober 1988 aan SADC heeft Loeff & Van der Ploeg, het advocatenkantoor dat de Samenwerkingsovereenkomst Badhoevedorp-Zuid en de Samenwerkingsovereenkomst Oude Meer-Zuid heeft opgesteld, dat als volgt verwoord:
“(…) Forward is niet bereid met SADC een samenwerkingsovereenkomst met betrekking tot Oude Meer-Zuid aan te gaan, indien niet gelijktijdig een (globale) overeenkomst met betrekking tot Badhoevedorp-Zuid wordt gesloten.
De ontwikkeling in het gebied Badhoevedorp-Zuid is nog afhankelijk van een aantal externe factoren (waaronder: de tracée’s van de A4 en de A9). Niettemin beoogt de tussen SADC en Forward te sluiten (globale) overeenkomst met betrekking tot Badhoevedorp-Zuid een
onherroepelijkerechtsband tot stand te brengen. (…)
11.
Koppeling Badhoevedorp-Zuid
In de overeenkomst tussen SADC en Forward wordt
geenkoppeling gelegd tussen Oude Meer-Zuid en Badhoevedorp-Zuid. Aangezien Forward echter niet bereid is een overeenkomst met betrekking tot Oude Meer-Zuid aan te gaan, indien niet tevens afspraken worden gemaakt ten aanzien van Badhoevedorp-Zuid, dient de Gemeente aan SADC toe te zeggen dat zij zal overgaan tot voorbereiding en vaststelling van een (ontwerp)bestemmingsplan “Badhoevedorp-Zuid”, één en ander conform de in Hoofdstuk I.b. van dit memorandum vervatte uitgangspunten.”
2.12.
Deze door Chip(s)hol Forward gestelde voorwaarde is besproken in de vergadering van het Bestuursforum van 20 oktober 1988. In het verslag van de vergadering is onder meer te lezen:
“(…) Dhr. [naam 1] antwoordt dat in het contract geen tijdstip wordt genoemd maar dat t.a.v. de overeenkomst voor Badhoevedorp Zuid door Chipshol een brief wordt gevraagd van de gemeente Haarlemmermeer dat, indien aan de hieronder genoemde voorwaarde is voldaan, de gemeente bereid is tot het maken van een bestemmingsplan. (…)
De voorzitter zegt dat nu nog niet onomstotelijk vastligt dat de lokatie Badhoevedorp-Zuid ontwikkeld zal worden. Niet bij voorbaat is uitgesloten dat dit nog gewijzigd zal kunnen worden. Wanneer Badhoevedorp-Zuid nu al is opgenomen in een contract kan dat later problemen geven.
Dhr. [naam 1] bevestigt dit maar wijst erop dat hij bij de onderhandelingen de convenantsafspraken als uitgangspunt heeft genomen. (…)
[De voorzitter b]etreurt het ten zeerste voor de aanleg van een openbare weg op een dergelijke wijze te worden gedwongen tot beslissingen. Spreker constateert dat aanwezigen ervoor kiezen om AIII toe te voegen aan de eerste fase, hij stemt hiermee in onder de volgende randvoorwaarden en verzoekt de SADC in overleg met de RvC hier sluitende voorwaarden voor te ontwerpen:
over geen enkel stuk grond benodigd voor de aanleg van de Fokkerweg mag met Chipsphol nog discussie ontstaan;
door dit contract kan geen juridische aanspraak t.o.v. ontwikkeling Badhoevedorp Zuid worden ontleend;
T.a.v. het gestelde bij voorwaarde b. zegt de heer [naam 2]
(vertegenwoordiger van de Gemeente, rechtbank)niet bereid te zijn een brief te versturen namens de gemeente Haarlemmermeer waarin zij zich wel bindt om een bestemmingsplan te maken indien voldaan is aan de 4 punten zoals geschetst door dhr. [naam 1] . Hij vraagt zich af in hoeverre dit een probleem vormt bij de nu door SADC te voeren onderhandelingen.
Mw. [naam 3] vraagt zich af in hoeverre Chipshol zich kan beroepen op het convenant indien de provincie of gemeente om hun moverende redenen afzien van de ontwikkeling van Badhoevedorp-Zuid?
Dhr. [naam 4] vraagt of Badhoevedorp Zuid niet losgekoppeld kan worden van de thans te voeren onderhandelingen door SADC. Dhr. [naam 5] sluit zich hierbij aan.
Dhr. [naam 1] deelt mee dat door Chipshol als voorwaarde gesteld is dat zij enige zekerheid krijgt over de ontwikkeling van Badhoevedorp Zuid. (…)
Dhr. [naam 1] zegt dat hij desalniettemin behoefte heeft aan een duidelijk standpunt d.m.v. een brief van de gemeente Haarlemmermeer t.a.v. Badhoevedorp Zuid om de onderhandelingen te kunnen voeren.
Na enige discussie hierover wordt uiteindelijk besloten dat de voorzitter van het Bestuursforum een brief zal schrijven aan de SADC, waarin de positie van Badhoevedorp Zuid in het convenant uiteen wordt gezet (incl. de te volgen procedure indien van het convenant wordt afgeweken). Voordat deze brief verzonden zal worden zal hij worden rondgestuurd aan aanwezigen teneinde op- of aanmerkingen hierover te kunnen verwerken.
Dhr. [naam 1] hoopt dat deze oplossing uitkomst biedt, hij kan niet voorspellen hoe de reactie van Chipshol zal zijn indien de brief van het Bestuursforum komt, omdat deze niet gemachtigd is een bestemmingsplan te maken. (…)”
2.13.
In een verslag van de vergadering van het Bestuursforum van 26 januari 1989 staat, voor zover van belang:
“4. b.
Concept-brief aan de directeur van de SADC: Badhoevedorp-Zuid.
Aanwezigen gaan akkoord met de tekst van deze brief.”
2.14.
Bij brief van 2 februari 1989 schrijft de voorzitter van het Bestuursforum aan de directeur van SADC (de brief van 1989) het volgende:
“(…) In verband met de uitvoering van de U in het Convenant toegekende taken, in het bijzonder in verband met de door U voorgenomen grondverwerving in het Convenant en het streekplan Amsterdam-Noordzeekanaalgebied (1987) aangeduide gebied “Badhoevedorp-Zuid”, heeft U verzocht om een standpuntbepaling van het Bestuursforum met betrekking tot de planologische besluitvorming ten aanzien van dit gebied. Ten behoeve van Uw contractvorming met de desbetreffende eigenaar berichten wij U als volgt.
“Badhoevedorp-Zuid” is krachtens het Convenant onderdeel van het gedifferentieerde aanbod van kwalitatief hoogwaardig ingerichte bedrijfsterreinen in de Schiphol-zone; “Badhoevedorp-Zuid” behoort tot de eerste fase van de op basis van het Convenant te ontwikkelen gebieden.
Op Uw verzoek delen wij U mede dat de Gemeente, conform de gemaakte afspraken in het convenant, onder voorbehoud van de beleidsruimte die het convenant biedt, over zal gaan tot vaststelling van een bestemmings-plan met betrekking tot “Badhoevedorp-Zuid”, indien en zodra aan de navolgende voorwaarden is voldaan:
de definitieve loop van de tracés van de A4 en de A9 is vastgesteld door de Minister van Verkeer en Waterstaat en een direkte ontsluiting van het onderhavige terrein kan worden gerealiseerd.
het onderzoek naar de verbetering van het lokale wegennet en de aansluiting van het lokale wegennet op de onder I genoemde tracés van de A4 en de A9 is afgerond, en als gevolg daarvan afdoende maatregelen voor de ontsluiting van het terrein op het lokale wegennet tot stand komen die ook instemming hebben van het bestuursforum.
IIa de voor de onder I en II genoemde tracés voor de infrastructuur op provinciaal en
gemeentelijk niveau de relevante procedures, voor zover nodig, zijn doorlopen.
de financiering van de op basis van de hierboven sub (II) bedoelde vaststelling uit te voeren werkzaamheden zijn in het Bestuursforum overeengekomen en zeker gesteld.
SADC en de desbetreffende grondeigena(a)r(en) een samenwerkingsovereenkomst hebben gesloten als bedoeld in het Convenant en dat daarmede in overeenstemming is.
de gemeente en SADC met betrekking tot “Badhoevedorp-Zuid” een exploitatie-overeenkomst hebben gesloten op grond van artikel 12 van de Brugovereenkomst;
De Gemeente en de provincie zullen het hierboven sub (II) bedoelde onderzoek zoveel mogelijk bevorderen en daaraan alle medewerking verlenen.
Overminderd hetgene hierboven gesteld is, is de gemeente op basis van planologische overwegingen
voornemenseen bestemmingsplan voor het in het Convenant en het streekplan Amsterdam-Noordzeekanaalgebied (1987) aangegeven gebied “Badhoevedorp-Zuid” in procedure te brengen waarin een ontwikkelingsmogelijkheid is opgenomen, die aansluit op de thans bestaande c.q. in ontwikkeling zijnde bebouwing, en die zich vanaf de Schipholweg uitstrekt in zuidwestelijke richting. (…)”
2.15.
De brief van 1989 is als bijlage aan de Samenwerkingsovereenkomst Badhoevedorp-Zuid gehecht en de inhoud van de brief is opgenomen in artikel 2.2.
2.16.
Ter uitvoering van de Samenwerkingsovereenkomst Badhoevedorp-Zuid heeft Chip(s)hol Forward 20% van haar gronden in Badhoevedorp-Zuid overgedragen aan SADC voor een bedrag van ƒ 35,00 per m2. (De rechtsopvolgers van) Chip(s)hol Forward en SADC houden die gronden sindsdien gezamenlijk in eigendom in de verhouding 80%-20%.
Vennootschapsrechtelijke structuur TeleVerde
2.17.
Op 31 december 1997 zijn de statuten van Chip(s)hol Forward gewijzigd en is haar naam gewijzigd in Forward Business Parks N.V.
2.18.
Bij akte van splitsing van 4 april 2001 is Forward Business Parks N.V. gesplitst in de bij die akte opgerichte vennootschappen Forward Business Parks 2000 N.V. en Chipshol 2000 B.V.
2.19.
Forward Business Parks 2000 N.V. heeft haar rechten en verplichtingen uit hoofde van de Samenwerkingsovereenkomst Badhoevedorp-Zuid op 28 juni 2001 overgedragen aan Telemat Park Schiphol-Rijk B.V.
2.20.
Bij akte van statutenwijziging van 5 juli 2001 is de naam van Telemat Park Schiphol-Rijk B.V. gewijzigd in Vicinitas B.V. Deze laatste vennootschap is als verkrijgende vennootschap op 30 januari 2002 gefuseerd met Black Star B.V. als verdwijnende vennootschap, waardoor TeleVerde is ontstaan.
Herziening Streekplan
2.21.
In juli 1987 heeft de provincie Noord-Holland het Streekplan voor het Amsterdam-Noordzeekanaalgebied vastgesteld (het streekplan 1987). In het streekplan 1987 is bepaald dat in de Schipholzone een wervend economisch klimaat dient te ontstaan voor Schiphol-gebonden bedrijven. In het streekplan staat onder meer:
“Het gebied Badhoevedorp-zuid kan ook in een eerste fase worden ontwikkeld. (…)
In principe kan de locatie pas worden ontwikkeld indien direct uitzicht bestaat op de uitvoering van een verbindingsweg tussen de A 4 en de A 9.”
2.22.
In het eerste ontwerp van de “Partiёle herziening Streekplan ANZKG Haarlemmermeer/Schiphol” van januari 1994 is opgenomen:
“(...) De behoefte aan Schipholgebonden kantoorlocaties in de streekplanperiode (...) kan geheel worden opgevangen door de capaciteit in de bestaande plannen in de zuidas van Amsterdam. Deze capaciteit is ook voor de lange termijn (2005-2015) toereikend. De locatie Badhoevedorp-zuid als Schipholgebonden kantoorlocatie hoeft derhalve niet in deze streekplanperiode ontwikkeld te worden.”
2.23.
Het niet langer opnemen van de gronden Badhoevedorp-Zuid als te ontwikkelen locatie is in het Bestuursforum aan de orde geweest. In de concept-besluitenlijst van het Bestuursforum van 9 december 1993 is opgenomen:
“Binnen de gemeente Haarlemmermeer wordt verschillend gedacht over de interpretatie van de samenwerkingsovereenkomst tussen SADC en Chipshol over ontwikkeling van de locatie Badhoevedorp-Zuid. Dhr. [naam 6]
(vertegenwoordiger van de Gemeente, rechtbank)is van mening dat de gemeente Haarlemmermeer zich als SADC-partner hiertoe heeft verplicht op het moment dat de Minister van Verkeer en Waterstaat het tracé van de (omgelegde) A 9 vaststelt. In de tekst van de overeenkomst wordt letterlijk gesteld dat de gemeente Haarlemmermeer zich heeft verbonden om tot het vaststellen van het bestemmingsplan over te gaan op het moment dat aan een aantal voorwaarden is voldaan, waarvan de vaststelling van het tracé van de A 9 één is. Dhr. [naam 6] stelt voor om over dit onderwerp extern juridisch advies in te winnen.
Dhr. [naam 7]
(vertegenwoordiger van de provincie Noord-Holland, rechtbank)merkt op dat het streekplan t.z.t. zal worden vastgesteld door PS. Tegen een eventuele negatieve beslissing van GS kan Chipshol gebruik maken van de normale inspraakprocedure. (...)”
2.24.
In een advies van advocatenkantoor Pot & Jonker van 10 maart 1994 aan het Bestuursforum is onder meer het volgende opgenomen:
“3.3. Op grond van het hiervoor gestelde onder (a) tot en met (e) ben ik tot de conclusie gekomen dat de provincie en de gemeente jegens Chipshol Forward de contractuele (inspannings)verplichting op zich hebben genomen om de ontwikkeling van Badhoevedorp-Zuid tot bedrijventerrein mogelijk te maken. Doen zij dat niet, dan zullen zij zich, naar ik vrees, jegens Chipshol Forward schuldig maken aan wanprestatie, tenzij er sprake is van een zodanig gerechtvaardigde beleidswijziging dat de overheden niet langer aan hun inspanningsverplichting kunnen worden gehouden. (…)
5.2.
Ook een actie van Chipshol Forward op grond van onrechtmatig handelen acht ik kansvol.”
2.25.
Dit advies, en een door advocatenkantoor Houthoff uitgebrachte ‘second opinion’, zijn besproken in de vergadering van het Bestuursforum van 9 juni 1994. In het verslag staat onder meer:
“Dhr. [naam 8]
(vertegenwoordiger van de gemeente Amsterdam, rechtbank)merkt op dat provincie en gemeente de locatie Badhoevedorp-Zuid in streek- en structuurplan kunnen opnemen met een maximum aan aanvullende voorwaarden teneinde de toekomstige ontwikkeling zo lang mogelijk uit te stellen. (…)
Dhr. [naam 9] (
vertegenwoordiger van NV Luchthaven Schiphol)is van mening dat de convenantspartners betrekkelijk weinig mogelijkheden hebben om de ontwikkeling van Badhoevedorp-Zuid tegen te houden. Volgens hem is de bereidheid tot het betalen van de schadeclaims het enige serieuze alternatief. (…)
De gemeente Haarlemmermeer heeft o.g.v. het advies van Pot & Jonker reeds besloten om de bedrijfsbestemming van de locatie Badhoevedorp-Zuid in het structuurplan op te nemen.”
2.26.
De provincie Noord-Holland heeft vervolgens besloten de gronden Badhoevedorp-Zuid in de partiële herziening van het streekplan 1987 te handhaven. Op 18 december 1995 is het Streekplan 1995 vastgesteld. In de voordracht van Provinciale Staten wordt over de beslissing om de gronden Badhoevedorp-Zuid in het Streekplan 1995 op te nemen het volgende gezegd:
“Badhoevedorp-Zuid is in het oude streekplan en het Schiphol-convenant opgenomen als Schipholgebonden bedrijvenlocatie (fase 1). Als uitvloeisel daarvan zijn in 1989 afspraken gemaakt met Chipshol Forward NV, die – binnen randvoorwaarden – voorzien in het planologisch mogelijk maken van deze bedrijvenlocatie. Afgaande op deze afspraken heeft Chipshol zich rechten op circa 32 ha grond en daarmee een aanzienlijk belang binnen het gebied verworven. In die zin zijn bij Chipshol verwachtingen gewekt, die rechtens gehonoreerd behoren te worden en rust op de provincie ter zake een inspanningsverplichting.
Om deze reden hebben wij in de voorlopige voordracht aangegeven dat wij de bedrijvenlocatie weer op de streekplankaart zouden zetten. Uiteindelijk bestaan er onvoldoende planologische motieven, de behoefte-ontwikkeling betreffend en anderszins, die een andere conclusie zouden rechtvaardigen. (…)”
2.27.
In het Streekplan 1995 is ten aanzien van de gronden Badhoevedorp-Zuid opgenomen:
“De locatie Badhoevedorp-zuid blijft in het streekplan als Schipholgebonden bedrijvenlocatie (kantoren 70%, gemengde bedrijven en handel 30%) gehandhaafd. De locatie behoort tot de eerste fase van de in het kader van het Convenant Schiphol te ontwikkelen gebieden. Daarbij dient te worden voldaan aan de volgende voorwaarden:
  • de definitieve loop van de tracés van de A4 en de A9 (na een MER) moet door de Minister van Verkeer en Waterstaat zijn vastgesteld.
  • onderzoek naar de verbetering van het lokale wegennet en de aansluiting van het lokale wegennet op de genoemde tracés van de A4 en A9 moet zijn afgerond en als gevolg daarvan moeten afdoende maatregelen voor de ontsluiting van Badhoevedorp-zuid op het lokale wegennet tot stand zijn gekomen;
  • een groene omlijsting van de locatie, ingepast in de te ontwikkelen groenstructuur tussen Badhoevedorp en de luchthaven.
Wel dient de locatie, net als de andere Schipholgebonden bedrijvenlocaties, te voldoen aan het in het streekplan vastgelegde locatiebeleid.”
Planologische kernbeslissing Schiphol en Omgeving
2.28.
In 1995 heeft het kabinet besloten tot vaststelling van de Planologische Kernbeslissing Schiphol en Omgeving (PKB deel 3). Na verkregen goedkeuring door de Tweede Kamer en de Eerste Kamer is het besluit gepubliceerd in de Staatscourant van 4 januari 1996. Op grond van de PKB deel 3 vallen de gronden Badhoevedorp-Zuid in de zogenaamde Rijksbufferzone Amsterdam-Haarlem. Het effect daarvan is – geweest – dat die gronden niet mochten worden bebouwd. Deze situatie heeft geduurd tot 20 februari 2003. De provincie Noord-Holland, de Gemeente, SADC en Chip(s)hol Forward hebben afzonderlijk beroep tegen het kabinetsbesluit ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (de Afdeling). De Afdeling heeft zich bij uitspraak van 7 april 1998 onbevoegd verklaard wat betreft de beroepen tegen het instellen van de rijksbufferzone.
Tracé A9
2.29.
De A9 liep tot 2017 dwars door Badhoevedorp en raakte steeds meer (over)belast. Er is jarenlang gesproken over het verleggen van de A9, ook uit hoofde van milieu- en geluidsoverwegingen.
2.30.
Op 31 oktober 2005 hebben de Staat der Nederlanden, de provincie Noord-Holland, de Gemeente, het Regionaal Orgaan Amsterdam, de Gemeente Amsterdam en Schiphol Nederland B.V. de Overeenkomst omlegging A9 te Badhoevedorp ondertekend (de Bestuursovereenkomst). Het exacte tracé van de A9 is dan nog niet vastgesteld. In de Bestuursovereenkomst is bepaald dat partijen nadere planvorming zullen verrichten om te komen tot een voorkeursvariant van een tracé waar de A9 zou moeten worden aangelegd. Op grond van deze overeenkomst heeft het Rijk zich verbonden om de omlegging uit te voeren, waartegenover de partijen uit de regio zich tot een financiële bijdrage daarin hebben verbonden.
2.31.
Ter uitvoering van de Bestuursovereenkomst is in 2006 tot een voorkeurstracé gekomen. Hierna is de minister van Verkeer en Waterstaat (nadien Infrastructuur en Milieu) de voor de aanpassing van een rijkswet noodzakelijke tracéprocedure gestart.
2.32.
Op 30 juni 2011 is het ontwerp tracébesluit omlegging A9 Badhoevedorp ter inzage gelegd. In dit ontwerp is een omlegging in noordoostelijke richting voorzien, waardoor de A9 voor een deel zou gaan lopen over de gronden van TeleVerde, voor een groter deel dan in een andere variant was voorzien. TeleVerde en Chipshol Holding hebben op 9 augustus 2011 ieder afzonderlijk een zienswijze ingediend tegen dit ontwerp tracébesluit. Deze zienswijzen hebben er niet toe geleid dat het tracé van de A9 is aangepast. Op 23 april 2012 heeft de minister van Infrastructuur en Milieu het tracébesluit omlegging A9 (hierna: het tracébesluit) ongewijzigd vastgesteld.
Plabeka
2.33.
In 2005 is het ‘Platform Bedrijven en Kantoren van de Metropoolregio Amsterdam’ (Plabeka) ontstaan, waarin diverse overheden participeren, waaronder, naast de Gemeente, de gemeenten Amsterdam, Haarlem, Zaanstad, de Stadsregio Amsterdam en de provincies Noord-Holland en Flevoland. Het platform heeft als taak om het bestaande en geplande kantoor- en bedrijvenaanbod in de regio in beeld te brengen, alsmede de vraag, om op basis daarvan tot een betere afstemming te komen.
2.34.
Deze samenwerking heeft geresulteerd in een op 18 november 2005 vastgesteld Structuurschema. In het structuurschema wordt voor kantoren bij een ongewijzigde ontwikkeling een zeer aanzienlijk overaanbod voorspeld, ook in Haarlemmermeer. De gemeenten dienen er volgens dit schema daarom naar te streven ontwikkelingen te beperken of uit te stellen. Voor Haarlemmermeer betekent dit dat ruim 1,1 miljoen vierkante meter kantoor die in enigerlei vorm in de planning staat, pas na 2020 zou kunnen worden ontwikkeld.
2.35.
In februari 2007 is de zogenaamde Uitvoeringstrategie Plabeka vastgesteld. De ontwikkeling van verschillende kantoorlocaties wordt uitgesteld tot na 2030, waaronder de locatie Elzenhof. Voor Badhoevedorp-Zuid, waar 250.000 vierkante meter was voorzien (70% kantoor en 30% bedrijven) zijn aanvankelijk geen gevolgen voorzien.
2.36.
Op 13 februari 2007 heeft het college van burgemeester en wethouders (B&W) van de Gemeente ingestemd met de “Nota Uitgangspunten fasering Badhoevedorp-Zuid en Elzenhof in relatie tot de bijdrage aan de omlegging A9”. In de nota staat onder meer:
“In de vastgestelde handelingsstrategie in het kader van de Plabeka afspraken (...) is de kantorenlocatie Elzenhof uitgefaseerd na 2030. Prioriteit is gegeven aan de ontwikkeling van Badhoevedorp Zuid vóór 2030. Deze fasering is gekozen omdat op basis van de bestuursovereenkomst A9 uit de ontwikkeling van Badhoevedorp Zuid een bijdrage van € 35,6 miljoen (…) moet komen voor de omlegging van de A9. Deze bijdrage moet komen uit de realisering van het in de bestuursovereenkomst vastgelegde programma van 250.000 m² b.v.o. kantoor- en bedrijfsvloer. Schiphol heeft echter te kennen gegeven eerder dan 2030 met de ontwikkeling van Elzenhof te willen starten. (...)”
2.37.
De Gemeente schrijft in een brief aan Schiphol van 19 februari 2007:
“(...)
Fasering
De fasering van de ontwikkeling van het gebied wordt zo ingezet dat er ook snel duidelijkheid ontstaat over de bijdrage die geleverd kan worden aan de omlegging van de A9. Tegelijk wordt ingespeeld op de heroverweging van de fasering van kantorenlocaties in het kader van PLABEKA.
  • De locaties worden qua programma als één gebied gezien;
  • De kantorenlocaties Badhoevedorp-Zuid (175.000 m²) en Elzenhof (200.000 m²) worden samen beschouwd en ‘uitgefaseerd’. De realisatie van 200.000 m² kantoren van de in totaal 375.000 m² wordt tot na 2030 uitgesteld. Resteert in totaal 175.000 m2 vóór 2030;
  • Tot 2030 kan op Elzenhof 100.000 m² en op Badhoevedorp Zuid 75.000 m² worden gerealiseerd;
  • Afhankelijk van de gebleken belangstelling uit de markt kunnen beide locaties doorgroeien na 2030. De tweede fase van beide locaties kan naar voren gehaald worden als de vraag vanuit de markt daar aanleiding toe geeft. Dit zou uit een evaluatie van het PLABEKA kunnen blijken.(...)”
2.38.
Op 23 juni 2011 wordt de Uitvoeringsstrategie Plabeka 2010-2040, Snoeien om te kunnen bloeien, vastgesteld (Plabeka II). Uit de nota volgt dat de samenwerkende overheden hebben besloten om Badhoevedorp-Zuid niet vóór 2040 te ontwikkelen. Op 12 juli 2012 heeft de gemeenteraad van de Gemeente de nota Kantoren- en bedrijvenstrategie Haarlemmermeer vastgesteld. Deze nota volgt Plabeka II in die zin dat Badhoevedorp-Zuid is uitgefaseerd tot na 2040.
2.39.
Op 5 april 2017 hebben de in Plabeka samenwerkende overheden de uitvoeringsstrategie andermaal herzien in de nota “Ruimte voor werken in de MRA van morgen: 2017-2030” (Plabeka III).
2.40.
In een nota van B&W van de Gemeente van 18 april 2017 naar aanleiding van deze herziene uitvoeringsstrategie is onder meer te lezen:
“Voor ontwikkelingen die de bandbreedte van de vraagraming te buiten gaan, wordt de zacht-hard procedure voor plannen groter dan 10.000 m² gehandhaafd. Dit is een procesafspraak waarmee zachte plannen als hard aan de planvoorraad kunnen worden toegevoegd. (…) De bestuurlijke afspraken in de uitvoeringsstrategie bieden hiermee ruimte voor flexibiliteit in de ontwikkelingstermijn van nieuw te ontwikkelen locaties (…). Zachte plannen die bijvoorbeeld door Haarlemmermeer de komende jaren ingebracht kunnen worden via deze procedure zijn (…) een eventuele versnelde ontwikkeling van Badhoevedorp-Zuid.”
Bestemmingsplan Badhoevedorp-Lijnden-Oost
2.41.
Op 21 februari 2013 is het ontwerpbestemmingsplan “Badhoevedorp-Lijnden-Oost” ter inzage gelegd. In het ontwerpbestemmingsplan wordt aan de gronden Badhoevedorp-Zuid een agrarische bestemming toegekend, zoals ook voorheen het geval was. Bij brief van 3 april 2013 hebben Chipshol Holding B.V. en haar dochtervennootschappen Chipshol 2000 B.V., Chipshol VII B.V., Landinvest Property II B.V., Landinvest Property Holding B.V. en De Ster B.V. een zienswijze ingediend tegen het ontwerp van het bestemmingsplan.
2.42.
Op 4 juli 2013 heeft de gemeenteraad het bestemmingsplan Badhoevedorp-Lijnden Oost vastgesteld, waarmee aan de gronden Badhoevedorp-Zuid een agrarische bestemming is toegekend. Aan de bezwaren van Chipshol Holding B.V. c.s. is niet tegemoetgekomen.
2.43.
Eind 2013 is een gedeelte van de gronden Badhoevedorp-Zuid onteigend in verband met de om te leggen A9. Bij vonnis van 18 december 2013 is de vervroegde onteigening uitgesproken ten name van de Staat en is 137.035 m2 van de gronden Badhoevedorp-Zuid die toebehoorden aan TeleVerde (4/5e) en SADC (1/5e) onteigend. Bij vonnis van de rechtbank Noord-Holland van 6 april 2016 is aan TeleVerde en SADC een onteigeningsvergoeding van € 40,00 per m2 toegekend.
Aansprakelijkstellingen en arbitrageprocedure
2.44.
Bij brief van 17 juli 2013 heeft Chipshol Holding B.V. de Gemeente aansprakelijk gesteld voor de schade ten gevolge van het niet toekennen van een bedrijfsbestemming aan de gronden in Badhoevedorp-Zuid.
2.45.
Bij brief van 1 november 2016 heeft TeleVerde SADC aansprakelijk gesteld voor de schade die zij heeft geleden als gevolg van het uitblijven van nakoming van de Samenwerkingsovereenkomst Badhoevedorp-Zuid.
2.46.
Nadat SADC aansprakelijkheid van de hand had gewezen, heeft Televerde een verzoek tot arbitrage bij het NAI ingediend. In de arbitrageprocedure is op 7 februari 2018 vonnis gewezen. De arbiters hebben de vordering van TeleVerde jegens SADC afgewezen.
2.47.
Bij brief van 14 maart 2017 heeft TeleVerde de Gemeente aansprakelijk gesteld voor de door haar geleden en te lijden schade.

3.Het geschil

3.1.
TeleVerde vordert dat de rechtbank bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad,
I. voor recht verklaart:
primair dat de Gemeente toerekenbaar tekort is geschoten in de nakoming van haar verplichting jegens TeleVerde;
subsidiair dat de Gemeente onrechtmatig jegens TeleVerde heeft gehandeld;
II. de Gemeente veroordeelt tot vergoeding van door TeleVerde als gevolg van voormelde tekortkomingen, respectievelijk onrechtmatig handelen, geleden schade, op te maken bij staat en te vereffenen volgens de wet en te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf 14 maart 2017 tot aan de dag der algehele voldoening.
3.2.
TeleVerde onderbouwt haar vorderingen – zeer kort samengevat – als volgt. Met de brief van 1989, die onderdeel uitmaakt van de Samenwerkingsovereenkomst Badhoevedorp-Zuid, heeft het Bestuursforum zich namens de Gemeente mede ten behoeve van TeleVerde, jegens SADC verplicht om een bestemmingsplan vast te stellen. Er is sprake van een toezegging die afkomstig is van de Gemeente, die (mede) gericht is aan TeleVerde en waarop TeleVerde een beroep kan doen.
3.3.
Primair stelt TeleVerde dat schending van de toezegging leidt tot een tekortkoming op grond van artikel 6:74 van het Burgerlijk Wetboek (BW), omdat de toezegging kan worden gekwalificeerd als een derdenbeding, zoals bedoeld in artikel 6:253 van het BW, waarbij SADC (de stipulator) ten behoeve van TeleVerde (de derde) heeft bedongen dat de Gemeente (de promissor) een bestemmingsplan vaststelt. TeleVerde heeft het beding door ondertekening van de Samenwerkingsovereenkomst Badhoevedorp-Zuid aanvaard. Voor het geval de rechtbank deze kwalificatie niet onderschrijft, stelt TeleVerde subsidiar dat de toezegging kwalificeert als een aanbod tot het sluiten van een overeenkomst, welk aanbod door TeleVerde is aanvaard, dan wel dat er sprake is van een eenzijdige toezegging waaruit een verbintenis voortvloeit waarvan de begunstigde (TeleVerde) nakoming – en bij uitblijven daarvan – schadevergoeding kan vorderen.
3.4.
Meer subsidiair stelt TeleVerde zich op het standpunt dat de toezegging van de Gemeente in die zin bindend is, dat het niet nakomen daarvan een onrechtmatige daad oplevert.
3.5.
Gemeente voert verweer.
3.6.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

Beroep op artikel 21 Rv

4.1.
TeleVerde heeft bij brief van 24 mei 2018 met een beroep op artikel 21 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) de Gemeente verzocht de volgende documenten in het geding te brengen:
  • het advies van Houthoff Advocaten te Amsterdam uit 1994, aangevraagd als second opinion op het eerder uitgebrachte advies van Pot Jonker Advocaten;
  • de notulen van het Bestuursforum van 29 juni 1989;
  • verslagen van/ter voorbereiding op de bijeenkomsten van de projectgroep en de stuurgroep (risico analyse gebiedsontwikkeling Badhoevedorp-Zuid) met betrekking tot het A9 tracé uit de periode 2006 en 2007.
4.2.
In een reactie op dit verzoek van 5 juni 2018 heeft de Gemeente gesteld dat het advies van Houthoff Advocaten een juridische opinie betreft en geen feit dat voor de waarheidsvinding en beslissing van belang is. Het verslag van de vergadering van het Bestuursforum van 29 juni 1989 is door de Gemeente (nogmaals) verstrekt. Volgens de Gemeente is het tot slot niet duidelijk waar TeleVerde met het laatste punt op doelt en is evenmin duidelijk waarom die verslagen voor de waarheidsvinding en beslissing van belang zouden zijn.
4.3.
Artikel 21 Rv legt op partijen de verplichting de voor de beslissing van belang zijnde feiten en omstandigheden steeds volledig en naar waarheid aan te voeren. De rechtbank acht de door Televerde genoemde stukken, voor zover niet al door de Gemeente in het geding gebracht, niet van zodanig belang dat de Gemeente in strijd heeft gehandeld met artikel 21 Rv door deze niet in het geding te brengen. De rechtbank ziet ook geen aanleiding om met toepassing van artikel 22 Rv de Gemeente te bevelen de genoemde stukken te overleggen.
Tekortkoming
4.4.
Volgens TeleVerde bevatte de brief van 1989 een uitdrukkelijke, door TeleVerde bedongen, toezegging van de Gemeente om een bestemmingsplan voor de gronden Badhoevedorp-Zuid vast te stellen zodra aan een aantal voorwaarden zou zijn voldaan. TeleVerde is ervan uitgegaan, en mocht er ook van uitgaan, dat deze toezegging van de Gemeente afkomstig was omdat die heeft ingestemd met het verzenden van de brief van 1989 en als lid van het Bestuursforum heeft ingestemd met de samenwerkingsovereenkomst Badhoevedorp-Zuid. Daarmee heeft de Gemeente zich ondubbelzinnig ten opzichte van Televerde verbonden mee te werken aan de beoogde ontwikkeling van de gronden Badhoevedorp-Zuid en zich verplicht een bestemmingplan vast te stellen dat deze ontwikkeling mogelijk maakt. De Gemeente was ervan op de hoogte dat de toezegging voor TeleVerde een essentiële voorwaarde was voor het aangaan van de Samenwerkingsovereenkomst Badhoevedorp-Zuid en daar stond ook een forse tegenprestatie tegenover, namelijk de medewerking van TeleVerde aan het plan Oude Meer Zuid en het in dat kader verkopen van gronden en leveren van een financiële bijdrage. Het niet nakomen van deze toezegging levert een toerekenbare tekortkoming op, aldus steeds TeleVerde.
4.5.
De Gemeente betwist dat zij zich middels een toezegging contractueel jegens TeleVerde verbonden heeft tot vaststelling van een bestemmingsplan met de door TeleVerde gewenste inhoud. De brief van 1989 is afkomstig van het Bestuursforum en gericht aan SADC. Uit het verslag van de vergadering van het Bestuursforum van 20 oktober 1988 (zie hiervoor 2.12) volgt dat de Gemeente weigerde rechtstreeks een brief aan Chip(s)hol Forward te schrijven om haar
commitmentter zake van een ontwikkeling van Badhoevedorp-Zuid te geven. Na discussie is ervoor gekozen dat niet de Gemeente, maar de voorzitter van het Bestuursforum een brief zou schrijven, waarin de positie van Badhoevedorp-Zuid in het Convenant uiteen werd gezet. Deze brief werd bovendien niet gericht aan Chip(s)hol Forward maar aan SADC. Chip(s)hol Forward kreeg met de brief van 1989 dus niet de zekerheid die zij aanvankelijk verlangde in de vorm van een bindende toezegging van de Gemeente aan haar. Zij heeft zich terdege moeten realiseren dat de brief van 1989 niet voor niets door het Bestuursforum werd geschreven en niet aan haar maar aan SADC werd gericht, omdat de Gemeente de binding die Chip(s)hol Forward beoogde, niet kon en wenste te geven, aldus de Gemeente.
4.6.
De brief bevat volgens de Gemeente bovendien geen toezegging, maar een weergave van gemeentelijke voornemens, zoals die in 1989 met betrekking tot het bewuste gebied bestonden. Bovendien is slechts de gemeenteraad bevoegd tot het vaststellen van bestemmingsplannen en heeft de gemeenteraad over het maken van een bestemmingsplan nooit een besluit genomen of een toezegging gedaan. De gemeenteraad is ook niet over de brief van 1989 geïnformeerd of geraadpleegd.
4.7.
Ten aanzien van het betoog van TeleVerde dat de brief van 1989 een derdenbeding bevat overweegt de rechtbank als volgt. Zoals uit artikel 6:253 van het BW volgt is sprake van een derdenbeding indien een overeenkomst een beding ten behoeve van een derde bevat en die derde dat beding aanvaardt. Onder het in 1989 toepasselijke recht ontbrak een wettelijke regeling, maar gold hetzelfde. Of sprake is van een derdenbeding is een vraag van uitleg van de overeenkomst (de brief van 1989). De vraag wat partijen zijn overeengekomen, kan niet worden beantwoord op grond van uitsluitend een (zuiver) taalkundige uitleg van de bepalingen van die overeenkomst. Steeds komt het aan op de zin die partijen in de gegeven omstandigheden over en weer redelijkerwijs aan deze bepalingen mochten toekennen en op hetgeen zij te dien aanzien redelijkerwijs van elkaar mochten verwachten.
4.8.
Bij de beantwoording van de vraag of een derdenbeding tot stand is gekomen is in de eerste plaats van belang dat het beding waarop TeleVerde zich beroept (de gestelde toezegging van de Gemeente) niet is vervat in een overeenkomst tussen de Gemeente en SADC. De brief van 1989 is immers afkomstig van het Bestuursforum. Weliswaar neemt de Gemeente deel aan het samenwerkingsverband dat het Bestuursforum vormt, maar die enkele omstandigheid betekent nog niet dat zij, als individueel lid van dat samenwerkingsverband, contractueel gebonden raakt door de brief van het Bestuursforum.
4.9.
Daarbij komt het volgende. In het arrest van de Hoge Raad 26 juni 2015 (ECLI:NL:HR:2015:1737, inzake gemeente Hof van Twente/landgoed Hof van Twente) is overwogen dat in het stelsel van de Gemeentewet groot gewicht toekomt aan de bevoegdheidsverdeling tussen B&W en de gemeenteraad. In het stelsel van de Gemeentewet heeft de gemeenteraad een autonome positie. Daarom moet grote terughoudendheid worden betracht bij het aannemen van gebondenheid van de Gemeente zonder instemming van het terzake bevoegde orgaan, in dit geval (het vaststellen van een bestemmingplan) de gemeenteraad. De rechtbank verwijst in dit verband ook naar de arresten van de Hoge Raad van 25 juni 2010 (ECLI:NL:HR:2010:BL5420, inzake Vitesse I) en van 24 juni 2016 (ECLI:NL:HR:2016:1309, inzake Vitesse II). Gesteld noch gebleken is dat de brief van 1989 berustte op een besluit, verklaring of gedraging van de gemeenteraad waaruit blijkt dat zij akkoord ging met een toezegging het bestemmingsplan te wijzigen in de door TeleVerde beoogde zin. Dat (het seniorenconvent van) de gemeenteraad geïnformeerd is over de inhoud en strekking van de Samenwerkingsovereenkomst Badhoevedorp-Zuid en de brief van 1989, zoals TeleVerde stelt, is onvoldoende om contractuele binding te bewerkstelligen. Uit de overgelegde verslagen blijkt niet van instemming van de gemeenteraad met het wijzigen van het bestemmingsplan. Die instemming kan evenmin worden afgeleid uit het instemmen met ondertekening van het Convenant of de toetreding van de Gemeente tot het Bestuursforum. Dat geldt ook voor de omstandigheid dat de gemeenteraad zich niet heeft verzet tegen het aangaan van de in de Samenwerkingsovereenkomst Badhoevedorp-Zuid en de brief van 1989 vervatte verplichtingen dan wel toezeggingen. Hieruit kan immers nog geen (stilzwijgende) instemming van de gemeenteraad worden afgeleid. Voor zover TeleVerde heeft gesteld dat de bij het Bestuursforum namens de Gemeente betrokken wethouders van de gemeenteraad mandaat hebben gekregen om de Gemeente in de hier bedoelde zin te binden, geldt dat de Gemeente dat gemotiveerd heeft betwist. TeleVerde heeft haar stelling op dit punt vervolgens niet – aan de hand van stukken – onderbouwd, zodat de rechtbank daaraan voorbij gaat. Bij dit alles is van belang dat TeleVerde ervan op de hoogte was dat de bevoegdheid een bestemmingsplan vast te stellen bij de gemeenteraad ligt.
4.10.
Op grond van al deze omstandigheden in samenhang bezien komt de rechtbank tot het oordeel dat van contractuele binding geen sprake is. TeleVerde heeft niet mogen aannemen dat de Gemeente met SADC een overeenkomst is aangegaan op grond waarvan TeleVerde een zelfstandig vorderingsrecht jegens de Gemeente kan uitoefenen. Hierop stuit ook de stelling van TeleVerde dat sprake is van gewekte schijn van volmachtverlening in de zin van artikel 3:61 tweede lid van het BW af. Er doen zich in deze zaak geen feiten en omstandigheden voor die voor risico van de Gemeente komen en waaruit naar verkeersopvattingen de schijn van vertegenwoordigingsbevoegdheid van het Bestuursforum kan worden afgeleid. Er is onvoldoende gebleken dat de gemeenteraad de schijn heeft gewekt dat de gestelde toezegging van het Bestuursforum in de brief van 1989 aan SADC bevoegd
namens haaris gedaan. Omdat de brief van 1989 afkomstig is van het Bestuursforum is, anders dan Televerde stelt, evenmin sprake geweest van een aanbod van de Gemeente tot het sluiten van een overeenkomst of een eenzijdige toezegging waaruit een verbintenis voortvloeit.
4.11.
Omdat geen sprake is van een contractuele relatie tussen de Gemeente en TeleVerde, is de Gemeente niet tekortgeschoten in de nakoming van haar verplichtingen jegens TeleVerde. De rechtbank komt daarom niet toe aan het standpunt van de Gemeente dat niet is gebleken dat Forward Business Parks 2000 N.V. als rechtsopvolgster onder algemene titel van Chip(s)hol Forward kan gelden voor wat betreft de contractpositie ten opzichte van SADC. De rechtbank komt evenmin toe aan de betwisting van de Gemeente dat sprake is van verzuim aan de zijde van de Gemeente, het beroep van de Gemeente op de klachtplicht van artikel 6:89 van het BW en het beroep op onvoorziene omstandigheden als bedoeld in artikel 6:258 van het BW.
Onrechtmatige daad
4.12.
TeleVerde legt aan haar subsidiaire vordering ten grondslag dat de Gemeente onrechtmatig en in strijd met de algemene beginselen van behoorlijk bestuur jegens haar heeft gehandeld. Zij stelt daartoe onder meer dat de Gemeente bij TeleVerde het gerechtvaardigde vertrouwen heeft gewekt dat zij aan de gronden Badhoevedorp-Zuid een kantoren en/of bedrijvenbestemming zou toekennen, welk vertrouwen de Gemeente heeft geschonden.In de conclusie van repliek voegt TeleVerde daaraan toe dat de toezegging van de Gemeente in die zin bindend is, dat het niet nakomen daarvan een onrechtmatige daad oplevert.
Is sprake van een toezegging?
4.13.
De rechtbank stelt voorop dat een toezegging een eenzijdig en individueel (persoonsgebonden) karakter heeft, ziet op een specifieke situatie, een standpunt weergeeft en dus geen (algemene) inlichting is, in concrete bewoordingen is gesteld en een positief oordeel inhoudt voor de belanghebbende. De Gemeente betwist dat aan deze criteria is voldaan.
4.14.
Terecht heeft de Gemeente erop gewezen dat de toezegging waarop TeleVerde zich beroept is neergelegd in een brief van het Bestuursforum, niet van de Gemeente. Die omstandigheid is mede bepalend geweest voor het oordeel dat de Gemeente zich niet contractueel jegens TeleVerde heeft verbonden. Dat neemt echter niet weg dat hier bijzondere omstandigheden aan de orde zijn die meebrengen dat sprake is van een toezegging die in het maatschappelijk verkeer aan de gemeente dient te worden toegerekend. Daarvoor is van belang dat de Gemeente nauw betrokken was bij de totstandkoming van de brief van 1989. De Gemeente neemt immers deel aan het samenwerkingsverband dat het Bestuursforum vormt en zij is aandeelhouder van SADC, aan welke partij de brief is gericht. Daarnaast is van belang dat de Gemeente wist dat het verzoek van Chip(s)hol Forward tot haar was gericht. In de vergadering van het Bestuursforum van 20 oktober 1988 (zie hiervoor 2.12) is besproken dat Chip(s)hol Forward niet bereid was de samenwerkingsovereenkomst Oude Meer-Zuid aan te gaan indien niet tevens afspraken werden gemaakt over de ontwikkeling van Badhoevedorp-Zuid en dat Chip(s)hol Forward van de Gemeente een toezegging verlangde ten aanzien van het maken van een bestemmingsplan. Weliswaar blijkt uit dezelfde vergadering van het Bestuursforum dat de Gemeente niet aan het verzoek wilde voldoen, maar zij heeft dat niet ten tijde van de brief van 1989 of daarna kenbaar gemaakt aan Chip(s)hol Forward. Integendeel, uit het onder 2.12 aangehaalde verslag blijkt dat de Gemeente heeft ingestemd met een brief waarin zij zelf niet zoals verzocht jegens Schip(s)hol Forward een toezegging deed, maar waarin zodanige mededelingen werden gedaan dat “gehoopt werd” dat deze oplossing “uitkomst zou bieden”, met andere woorden dat Chip(s)hol Forward daarmee genoegen zou nemen. Nu Chip(s)hol Forward een bindende toezegging als voorwaarde had gesteld, kan de conclusie geen andere zijn dan dat het oogmerk van de aanwezigen in het Bestuursforum, waaronder de Gemeente, is geweest om in afwijking van de werkelijke bedoeling van de Gemeente (namelijk dat zij geen toezegging wilde doen) bij Chip(s)hol Forward de indruk te wekken dat zij wel een bindende toezegging van de Gemeente verkreeg, met als doel dat Chip(s)hol Forward aan de ontwikkeling van Oude Meer Zuid haar medewerking zou verlenen. Die medewerking omvatte een financiële bijdrage van ruim 19 miljoen gulden. Een dergelijke misleiding is echter geen ‘fair play’ en dit is dan ook in strijd met de algemene beginselen van behoorlijk bestuur, zodat het de Gemeente thans niet vrij staat een beroep te doen op haar werkelijke bedoelingen.
4.15.
Dat sprake is van een toezegging die in het maatschappelijk verkeer aan de Gemeente dient te worden toegerekend kan bovendien worden afgeleid uit de bewoordingen van de brief van 1989, waarin is opgenomen onder welke omstandigheden de Gemeente zal overgaan tot het vaststellen van een bestemmingsplan voor de gronden Badhoevedorp-Zuid:
“Op uw verzoek delen wij U mede dat
de Gemeente(…) over zal gaan tot vaststelling van een bestemmings-plan met betrekking tot “Badhoevedorp-Zuid” (…)” en “(…) is
de gemeente(…)
voornemenseen bestemmingsplan voor het (…) gebied “Badhoevedorp-Zuid” in procedure te brengen (…)”
(cursiveringen rechtbank).
4.16.
De Gemeente heeft als deelnemer aan het Bestuursforum met deze tekst ingestemd, zoals blijkt uit het verslag van de vergadering van het Bestuursforum van 26 januari 1989 (zie hiervoor 2.13). De brief is bovendien in concept voorgelegd aan de advocaat van de Gemeente, mr. F. Heidinga, met de volgende begeleidende tekst:
“(…) zend ik U het concept voor een door de Gemeente aan SADC te zenden brief inzake “Badhoevedorp-Zuid”. (…) Aangezien de inhoud van de concept-brief onderdeel is van de contractvorming met Chip(s)hol Forward, verneem ik gaarne zo spoedig mogelijk van U of de voorgestelde concept-brief ook voor de Gemeente akkoord is.”
4.17.
Verder is van belang dat in de Samenwerkingsovereenkomst Badhoevedorp-Zuid de tekst van de brief van 1989 is opgenomen. De Gemeente is ook betrokken geweest bij de totstandkoming van die overeenkomst. De overeenkomst is in concept gestuurd aan de Gemeente. Mr. Heidinga heeft op 15 maart 1989 en op 28 maart 1989 aan de Gemeente advies uitgebracht over verschillende concepten van de overeenkomst. Daarbij is hij ook ingegaan op de bepaling waarin de brief van 1989 is opgenomen. De betrokkenheid van de Gemeente wordt verder bevestigd door een brief van SADC aan de Gemeente van 13 december 1988 waarin staat:
“De in de besprekingen met Chip(s)hol Forward behandelde onderwerpen zijn bij voortduring teruggekoppeld naar de Gemeente. Ten aanzien van onderwerpen waarover de Gemeente nog een standpunt diende te bepalen, is door SADC in de onderhandelingen met Chip(s)hol Forward steeds een voorbehoud gemaakt, en zijn in de concept-overeenkomst dienovereenkomstige opschortende voorwaarden opgenomen.”
4.18.
Uit dit alles volgt dat de Gemeente intensief betrokken is geweest bij de totstandkoming van niet alleen de brief van 1989 maar ook de Samenwerkingsovereenkomst Badhoevedorp-Zuid. Dat de uiteindelijke beslissing om de overeenkomst aan te gaan aan SADC was, doet daar niet aan af. De toezegging dient daarom te worden aangemerkt als een toezegging van de Gemeente.
4.19.
De rechtbank volgt de Gemeente voorts niet in haar betoog dat de brief van 1989 niet meer behelst dan informatie over bij de Gemeente levende beleidsvoornemens. Dat standpunt strookt niet met de tekst van de brief waaruit blijkt dat deze ten behoeve van de contractvorming met Chip(s)hol Forward (“de desbetreffende eigenaar”) is opgesteld. De Gemeente wist bovendien dat een toezegging van de Gemeente in verband met het ontwikkelen van de gronden Badhoevedorp-Zuid voor Chip(s)hol Forward een uitdrukkelijke voorwaarde was voor het aangaan van de Samenwerkingsovereenkomst Badhoevedorp-Zuid en dat het Chip(s)hol Forward niet ging om informatie over beleidsvoornemens.
4.20.
Ook mr. Heidinga komt in zijn advies van 14 augustus 1991 aan de Gemeente tot de conclusie dat sprake is van een toezegging:
“Het is mijns inziens duidelijk, dat het hier om een toezegging van de Gemeente gaat. Immers, de brief is opgesteld en verzonden nadat de Gemeente had verklaard het met de inhoud eens te zijn. Verder verwijs ik naar het – door de Gemeente goedgekeurde – art. 2.2. van de samenwerkingsovereenkomst tussen SADC en Chip(s)hol Forward.”
4.21.
Anders dan de Gemeente heeft aangevoerd stelt de brief van 1989 wel een concrete handelwijze in het vooruitzicht, namelijk het in procedure brengen van een bestemmingsplan voor het gebied in Badhoevedorp-Zuid, waarin een ontwikkelingsmogelijkheid is opgenomen die aansluit op de op dat moment bestaande dan wel in ontwikkeling zijnde bebouwing zodra aan een aantal concrete voorwaarden is voldaan. Dit alles betekent dat de brief van 1989, mede gelet op het vertrouwensbeginsel, een in het maatschappelijk verkeer aan de Gemeente toe te rekenen toezegging bevat.
Kan TeleVerde zich beroepen op de toezegging?
4.22.
De Gemeente heeft betwist dat zij door het doen van een toezegging verwachtingen heeft gewekt bij TeleVerde. TeleVerde is immers pas op 30 januari 2002 ontstaan en bestond dus nog niet in 1989. Omdat overdracht van een publiekrechtelijke toezegging niet mogelijk is, is er ook geen reden om aan te nemen dat deze onder algemene titel door een splitsing kan overgaan op de rechtsopvolgers van Chip(s)hol Forward. Bij de splitsing is Chip(s)hol Forward verdwenen en daarmee de gestelde toezegging die aan haar zou zijn gedaan ook.
4.23.
De rechtbank acht in dit kader van belang dat niet is betwist dat de gronden Badhoevedorp-Zuid op dit moment in eigendom toebehoren aan TeleVerde. De toezegging als hier aan de orde heeft betrekking op het in ontwikkeling brengen van een perceel grond. De rechtbank onderkent het belang dat de Gemeente kan hebben om niet gehouden te zijn de toezegging na te komen indien de gronden nadien in handen komen van een persoon of onderneming waarmee zij geen zaken wenst te doen. Een dergelijke situatie doet zich hier evenwel niet voor. De gronden Badhoevedorp-Zuid zijn binnen de Chipshol groep gebleven en de Gemeente heeft geen argumenten genoemd op grond waarvan zij het ongewenst acht dat TeleVerde (in tegenstelling tot Chip(s)hol Forward) de gronden Badhoevedorp-Zuid gaat ontwikkelen. Hoewel een toezegging een individueel, persoonsgebonden karakter heeft, dient deze voorwaarde niet zo eng te worden uitgelegd dat deze door het verdwijnen van Chip(s)hol Forward teniet zou zijn gegaan en Televerde als opvolgend eigenaar binnen hetzelfde concern hierop geen beroep zou kunnen doen. De rechtbank is dan ook van oordeel dat TeleVerde, afgezien van de tussen partijen in geschil zijnde vraag of Televerde heeft te gelden als rechtsopvolgster van Chip(s)hol Forward, zich jegens de Gemeente kan beroepen op de toezegging.
Inhoud van de toezegging
4.24.
De toezegging houdt in dat de Gemeente een inspanningsverplichting op zich heeft genomen om, zodra de in de brief van 1989 genoemde voorwaarden in vervulling zijn gegaan en onder voorwaarde van de beleidsruimte die het Convenant biedt, een bestemmingsplan voor het gebied Badhoevedorp-Zuid in procedure te brengen waarin een ontwikkelingsmogelijkheid is opgenomen die aansluit bij de in februari 1989 bestaande dan wel in ontwikkeling zijnde bebouwing en die zich vanaf de Schipholweg uitstrekt in zuidwestelijke richting (de toezegging).
Formele rechtskracht
4.25.
De Gemeente heeft gewezen op de formele rechtskracht van het bestemmingsplan Badhoevedorp Lijnden-Oost. Omdat TeleVerde het bestemmingsplan niet heeft bestreden wordt het besluit jegens haar zowel voor wat betreft de wijze van tot stand komen als voor wat betreft de inhoud voor rechtmatig gehouden. De regel van de formele rechtskracht geldt niet alleen voor besluiten, maar ook voor inlichtingen of toezeggingen die ten opzichte van een later genomen besluit een onzelfstandig karakter dragen. Het verwijt dat TeleVerde de Gemeente maakt komt in wezen neer op het betoog dat een onvolkomen of onrechtmatig bestemmingsplan is vastgesteld, en loopt daarom vast op de formele rechtskracht van dit besluit, aldus steeds de Gemeente.
4.26.
De rechtbank overweegt, onder verwijzing naar het arrest van de Hoge Raad van 19 juni 2015 (ECLI:NL:HR:2015:1683 inzake [partij] /gemeente Zoeterwoude) dat de grondslag van de vordering niet inhoudt dat het bestemmingsplan Badhoevedorp Lijnden-Oost onrechtmatig is jegens TeleVerde. De grondslag van de vordering betreft de niet-nakoming van de toezegging door de Gemeente. De beoordeling van de vordering op deze grondslag vergt geen beslissing over de rechtmatigheid van het bestemmingsplan. De op die grondslag berustende vordering tot vergoeding van de geleden schade stuit dan ook niet af op de formele rechtskracht van het bestemmingsplan. Anders dan de Gemeente meent, gaat het hier dus niet om inlichtingen die zozeer samenhangen met het bestemmingsplan dat zij ten opzichte daarvan een onzelfstandig karakter dragen, zoals aan de orde in het arrest van 9 september 2005 (ECLI:NL:HR:2005:AT7774, inzake [partij] /gemeente Valkenswaard).
De voorwaarden
4.27.
TeleVerde stelt zich op het standpunt dat de Gemeente haar verplichting om het bestemmingsplan vast te stellen niet is nagekomen, terwijl de voorwaarden die de Gemeente heeft gesteld aan haar planologische medewerking, zoals verwoord in de brief van 1989, wel zijn vervuld. De Gemeente betwist dat de voorwaarden zijn vervuld.
4.28.
Ten aanzien van de eerste voorwaarde (zie hiervoor onder 2.14) wijst TeleVerde erop dat het tracé van de A9 op 23 april 2012 definitief is vastgesteld. Alle voor de aanpassing vereiste procedures zijn doorlopen, de aanpassing is gefinancierd en gerealiseerd. Daarmee is volgens TeleVerde voldaan aan deze voorwaarde. De Gemeente betwist dat en wijst erop dat het tracé van de A9 geheel anders is komen te liggen dan partijen in 1989 voor ogen stond. In die zin is de voorwaarde nooit vervuld en zal die ook nooit meer in vervulling gaan. De Gemeente verwijst ter onderbouwing van haar betoog naar het Streekplan 1987. Dat Badhoevedorp-Zuid daarin als kansrijke locatie voor ontwikkeling van bedrijventerrein wordt aangemerkt hangt volgens de Gemeente samen met de op dat moment verwachte tracéverlegging. Uitgangspunt van de brief van 1989 was dan ook het indicatief in het Streekplan 1987 aangegeven tracé voor de omlegging van de A9, aldus de Gemeente.
4.29.
De rechtbank stelt in de eerste plaats vast dat de uitleg die de Gemeente geeft aan de eerste voorwaarde geen steun vindt in de bewoordingen waarin deze is gesteld. De tekst van de voorwaarde bevat immers geen verwijzing naar het tracé dat (indicatief) in het streekplan 1987 is opgenomen. Naar het oordeel van de rechtbank valt uit het Streekplan 1987 evenmin af te leiden dat de ontwikkeling van de gronden Badhoevedorp-Zuid alleen dan als kansrijk werd gezien indien het tracé van de A9 exact zou worden aangelegd als weergegeven op de daarin opgenomen streekplankaart. Zoals de Gemeente zelf aangeeft, is het tracé van de om te leggen A9 daarin (slechts) indicatief opgenomen. De rechtbank is daarom van oordeel dat de uitleg die de Gemeente aan de eerste voorwaarde geeft te beperkt is.
4.30.
In voorwaarde I is naast de definitieve vaststelling van de tracés van de A4 en de A9 opgenomen dat een directe ontsluiting van het terrein kan worden gerealiseerd. Volgens TeleVerde is die directe ontsluiting te realiseren. Zij heeft in dat kader gewezen op een plan dat TeleVerde en SADC gezamenlijk hebben opgesteld waarin een ontsluiting van de gronden is uitgewerkt. Of een directe ontsluiting kan worden gerealiseerd is volgens de Gemeente evenwel niet zeker. De gemeente verstaat onder een directe ontsluiting een eigen toegang tot de snelweg. Het tracébesluit voorziet daar niet in en het plan waarnaar TeleVerde verwijst heeft volgens de Gemeente een gering realiteitsgehalte.
4.31.
Naar het oordeel van de rechtbank heeft de Gemeente de juistheid van de door de Gemeente gegeven uitleg dat onder ‘directe ontsluiting’ moet worden verstaan een eigen toegang tot de snelweg onvoldoende onderbouwd. Ook overigens is onvoldoende gemotiveerd betwist dat een directe ontsluiting van de gronden Badhoevedorp-Zuid gerealiseerd kan worden. Daarbij komt dat de Gemeente hier zelf ook invloed op kan uitoefenen. Gesteld noch gebleken is dat de Gemeente zich ervoor heeft ingespannen een directe ontsluiting van de gronden Badhoevedorp-Zuid te bewerkstelligen. Een dergelijke inspanning mocht wel van haar worden verwacht.
4.32.
Het voorgaande betekent dat de rechtbank ervan uitgaat dat de eerste voorwaarde in vervulling is gegaan op het moment dat het tracébesluit is genomen, dus op 23 april 2012.
4.33.
Over de voorwaarden II, IIa en III heeft TeleVerde aangevoerd dat onderzoek naar de verbetering van het lokale wegennet en de aansluiting van het lokale wegennet op de tracés van de A4 en de A9 heeft plaatsgevonden in het kader van het tracébesluit A4 en A9. TeleVerde beaamt dat er nog nadere afspraken moeten worden gemaakt over de ontsluiting van de gronden Badhoevedorp-Zuid op het lokale wegentracé. Zij wijst er evenwel op dat die afspraken zouden zijn gemaakt indien de Gemeente, conform haar toezegging, bereid was geweest met TeleVerde in overleg te treden over het op de gronden Badhoevedorp-Zuid te realiseren bouwplan. De Gemeente belet het in vervulling gaan van deze voorwaarden. Voorwaarde IV is volgens TeleVerde in vervulling gegaan met het ondertekenen van de Samenwerkingsovereenkomst Badhoevedorp-Zuid op 31 mei 1989. Voorwaarde V is volgens haar vervuld met ondertekening van de Raamovereenkomst tussen de Gemeente en SADC.
4.34.
De Gemeente betwist dat deze voorwaarden (volledig) zijn vervuld. De voorwaarden II, IIa en III zien ook op het onderliggende wegennet. Het onderzoek dat heeft plaatsgevonden ten behoeve van het tracébesluit heeft nog niet tot overeenstemming met andere partners geleid. Planologisch zijn de aanpassingen aan het onderliggende wegennet dan ook niet geregeld. Over de financiering van aanpassing van het onderliggende wegennet zijn evenmin afspraken gemaakt. Over voorwaarde IV merkt de Gemeente op dat met TeleVerde een samenwerkingsovereenkomst is gesloten, maar dat geldt niet voor kleinere grondeigenaren in het gebied.
4.35.
De rechtbank stelt vast dat voor de vervulling van de voorwaarden II, IIa, III, IV en V medewerking van de Gemeente is vereist. Gelet op de gedane toezegging mocht TeleVerde een dergelijke medewerking van de Gemeente in redelijkheid verwachten. Ook op grond van het bepaalde in artikel 3.3.2 van het Convenant (zie hiervoor onder 2.3) was de Gemeente gehouden een bestemmingsplan ter vaststelling aan de gemeenteraad voor te lebben. De Gemeente is daartoe evenwel niet gekomen, omdat zij zich op het standpunt stelde dat zij geen verplichtingen had jegens TeleVerde. Gelet op het oordeel dat de Gemeente jegens TeleVerde een toezegging heeft gedaan en dat het niet-nakomen daarvan onrechtmatig handelen oplevert, is de rechtbank van oordeel dat de Gemeente zich onder deze omstandigheden in redelijkheid niet erop kan beroepen dat de overige voorwaarden niet in vervulling zijn gegaan. Dat betekent dat de voorwaarden als vervuld moeten worden beschouwd.
4.36.
Door haar toezegging een bestemmingsplan in procedure te brengen (als hiervoor onder 4.25 toegelicht) niet na te komen heeft de Gemeente in beginsel onrechtmatig gehandeld jegens TeleVerde.
Beleidsvrijheid
4.37.
De toezegging in de brief van 1989 is gedaan onder voorbehoud van de beleidsruimte die het Convenant biedt. De Gemeente heeft in dat verband gewezen op het bepaalde in artikel 2.7 en 3.2.1 onder b van het Convenant. Die artikelen laten de Gemeente de ruimte om de ontwikkeling te faseren – uit te stellen – als dat voor het evenwicht tussen vraag en aanbod nodig is.
4.38.
De betreffende artikelen van het Convenant geven de convenantspartners inderdaad ruimte om bij de inrichting van het gebied dat binnen de werkingssfeer van het Convenant valt rekening te houden met vraag en aanbod en met onvoorziene ontwikkelingen als gevolg waarvan aanpassing van het beleid noodzakelijk kan zijn. De rechtbank overweegt dat aan de bevoegdheid een bepaalde beleidskeuze te maken, steeds een evenwichtige belangenafweging ten grondslag behoort te liggen. Bij de besluitvorming over te ontwikkelen gronden in het gebied rond Schiphol was het belang van TeleVerde een van de belangen die de Gemeente als partij bij het Convenant steeds in haar afwegingen diende te betrekken. Dat geldt in ieder geval voor de besluiten die zijn genomen na 23 april 2012, omdat met duidelijkheid over de definitieve omlegging van de A9 de belangrijkste voorwaarde om het bestemmingsplan voor het gebied Badhoevedorp-Zuid in procedure te brengen in vervulling was gegaan. De beslissingen over te ontwikkelen gronden in die periode zijn neergelegd in Plabeka III (zie hiervoor 2.39), dat door de gemeenteraad is vastgesteld op 12 juli 2012. Bij de vaststelling van deze nota behoorde de toezegging aan TeleVerde als een zwaarwegend belang meegewogen te worden. Gesteld noch gebleken is dat daarvan sprake is geweest. Weliswaar is in Plabeka III opgenomen dat Badhoevedorp-Zuid eventueel versneld ontwikkeld kan worden, maar de achtergrond daarvan is een boven verwachting snelle transformatie van oude kantoren naar andere functies en een economische opleving geweest. De aan TeleVerde gedane toezegging heeft daarin geen rol gespeeld.
4.39.
Aan het voorgaande voegt de rechtbank toe dat, als de Gemeente rekening had gehouden met de gerechtvaardigde belangen en verwachtingen van TeleVerde, daarmee niet gegeven is dat de gronden Badhoevedorp-Zuid wel tot ontwikkeling waren gebracht. De Gemeente had immers ook dan, mits goed gemotiveerd, aan andere belangen meer gewicht kunnen toekennen. Dat betekent dat de schade waarvan TeleVerde vergoeding vordert, bestaat in een gemiste kans op verwezenlijking van haar plannen. Het onzekere antwoord op de vraag of het bestemmingsplan conform de wensen van TeleVerde tot stand zou zijn gekomen dient tot uitdrukking te komen in de bepaling van de grootte van die kans. Daarbij kan als uitgangpunt worden genomen dat voor zover na 2012 andere gebieden dan Badhoevedorp-Zuid tot ontwikkeling zijn gebracht dit ten koste is gegaan van de nakoming van de toezegging aan TeleVerde, voor zover op die andere gebieden een planologische bestemming rust die vergelijkbaar is met de bestemming waarvan in de toezegging aan TeleVerde sprake is. Het is aan de Gemeente om aannemelijk te maken dat bij gelijke althans vergelijkbare planologische bestemming er goede redenen zouden zijn geweest om de toezegging niet na te komen maar in plaats daarvan elders een ontwikkeling toe te staan. Tot die goede redenen behoort niet dat ontwikkeling van andere terreinen voor de Gemeente meer financieel voordeel op zou leveren.
Rechtsverwerking en verjaring
4.40.
De Gemeente heeft voorts aangevoerd dat het beroep op de toezegging in het licht van het tijdsverloop en andere omstandigheden in strijd is met de redelijkheid en billijkheid. Zij heeft er in dat verband op gewezen dat TeleVerde haar pas in maart 2017 aansprakelijk heeft gesteld. Dat is meer dan acht jaar na de laatste brief waarin zij haar bezorgdheid over de ontwikkeling van de gronden Badhoevedorp-Zuid uitsprak. Daarbij komt volgens de Gemeente dat TeleVerde heeft nagelaten in de procedure tot vaststelling van het bestemmingsplan Badhoevedorp Lijnden-Oost op te komen tot behoud van de door haar beweerde rechten. TeleVerde heeft voorts nagelaten een verzoek aan de gemeenteraad te doen een bestemmingsplan voor Badhoevedorp-Zuid vast te stellen. Tot slot wijst de Gemeente erop dat zij in haar brief van 15 februari 2011 duidelijk had gemaakt dat een bedrijfsbestemming pas op de langere termijn aan de orde zou komen en dat daar door TeleVerde nooit op is teruggekomen.
4.41.
De rechtbank stelt voorop dat enkel tijdsverloop of enkel stilzitten onvoldoende is voor een geslaagd beroep op rechtsverwerking. Vereist is de aanwezigheid van bijzondere omstandigheden als gevolg waarvan hetzij bij de Gemeente het gerechtvaardigd vertrouwen is gewekt dat TeleVerde haar aanspraak niet (meer) geldend zou maken, hetzij de Gemeente in haar positie onredelijk zou worden benadeeld ingeval TeleVerde haar aanspraak alsnog geldend zou maken. Naar het oordeel van de rechtbank is van een van deze situaties geen sprake. TeleVerde heeft er terecht op gewezen dat haar advocaat bij brief van 20 december 2013 aan de Gemeente heeft meegedeeld dat het beroep tegen het bestemmingsplan Badhoevedorp Lijnden-Oost mede namens TeleVerde was ingediend. Dat de Afdeling TeleVerde niet-ontvankelijk heeft verklaard in haar beroep is in dit verband niet relevant. Waar het om gaat is dat bij de Gemeente kenbaar was dat TeleVerde bezwaren had tegen het bestemmingsplan zodat niet gezegd kan worden dat bij de Gemeente het gerechtvaardigd vertrouwen is gewekt dat TeleVerde haar aanspraak niet meer geldend zou maken. Omdat de Gemeente, afgezien van tijdsverloop en/of stilzitten, geen andere argumenten aan haar beroep op rechtsverwerking ten grondslag heeft gelegd, faalt dat beroep.
4.42.
Het beroep van de Gemeente op verjaring van de aanspraken van TeleVerde faalt eveneens. Een rechtsvordering tot vergoeding van schade verjaart ingevolge artikel 3:310 eerste lid van het BW door verloop van vijf jaren na de aanvang van de dag, volgende op die waarop de benadeelde zowel met de schade als met de daarvoor aansprakelijke persoon bekend is geworden en in ieder geval door verloop van twintig jaren na de gebeurtenis waardoor de schade is veroorzaakt. Het onrechtmatig handelen van de Gemeente is gelegen in het niet-nakomen van de toezegging. TeleVerde vordert in deze procedure vergoeding van de schade die zij heeft geleden omdat de Gemeente na vaststelling van het definitieve tracé van de A9 niet is overgegaan tot het in procedure brengen van een bestemmingsplan op grond waarvan aan de gronden Badhoevedorp-Zuid een kantoren en/of bedrijvenbestemming zou worden toegekend. De verjaringstermijn is dan ook aangevangen op 24 april 2012, de dag nadat de definitieve loop van het tracé bekend werd. TeleVerde heeft de verjaring tijdig, bij brief van 14 maart 2017, gestuit, zodat de vordering niet is verjaard.
4.43.
Het voorgaande betekent dat de verweren van de Gemeente niet slagen. De rechtbank is daarom van oordeel dat de Gemeente onrechtmatig jegens TeleVerde heeft gehandeld door de toezegging niet na te komen. De in verband daarmee gevorderde verklaring voor recht zal worden toegewezen.
Schade
4.44.
TeleVerde stelt dat, indien de Gemeente haar toezegging was nagekomen en zich zou hebben ingespannen voor de ontwikkeling van de gronden Badhoevedorp-Zuid, deze gronden inmiddels tot ontwikkeling zouden zijn gebracht. In plaats daarvan liggen de gronden nog steeds “braak” en is een aanzienlijk deel van de gronden onteigend tegen betaling van een te lage onteigeningsvergoeding. Ter zitting heeft Televerde nader toegelicht dat indien de Gemeente tijdig tot aanpassing was gekomen van de bestemming van de gronden die niet onteigend zouden worden, de onteigende gronden via de eliminatieregel een hogere waarde zouden hebben gekregen bij de onteigening. De Gemeente betwist dat TeleVerde schade heeft geleden als gevolg van een te lage prijs voor de onteigende gronden of anderszins.
4.45.
De rechtbank acht de mogelijkheid dat TeleVerde schade heeft geleden als gevolg van het onrechtmatig handelen van de Gemeente voldoende aannemelijk. Zoals hiervoor (overweging 4.41) al is overwogen bestaat de schade uit een gemiste kans op verwezenlijking van haar plannen. Het debat over de omvang van de voor vergoeding vatbare schade is nog onvoldoende gevoerd, waardoor begroting van de schade in dit vonnis niet mogelijk is. De gevorderde veroordeling tot schadevergoeding op te maken bij staat zal dan ook worden toegewezen. Ten aanzien van de gestelde schade in verband met de onteigening van de gronden in verband met de omlegging van de A9 overweegt de rechtbank nog dat de Gemeente de gronden Badhoevedorp-Zuid niet vóór 23 april 2012 op de door TeleVerde gewenste wijze had kunnen bestemmen omdat pas vanaf die datum de belangrijkste voorwaarde, duidelijkheid over het tracé van de A9, was vervuld. Een beroep op de eliminatieregel zal om die reden niet opgaan.
4.46.
TeleVerde vordert wettelijke rente over de door haar geleden schade vanaf 14 maart 2017. De rechtbank leidt uit de stellingen van TeleVerde af dat zij meent dat de Gemeente vanaf die datum in verzuim verkeerde omdat de Gemeente niet heeft gereageerd op haar brief met aansprakelijkstelling van die datum. De verbintenis op grond waarvan de Gemeente gehouden is de schade van TeleVerde te vergoeden vloeit voort uit onrechtmatig handelen. Dat betekent dat ingevolge artikel 6:83 onder b van het BW het verzuim zonder ingebrekestelling is ingetreden vanaf het moment dat de verbintenis niet terstond werd nagekomen. Dat moment ligt in ieder geval vóór 14 maart 2017, zodat de gevorderde wettelijke rente vanaf die datum over de in de schadestaatprocedure vast te stellen schadevergoeding zal kunnen worden toegewezen.
proceskosten
4.47.
De Gemeente zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van Televerde worden begroot op:
- dagvaarding € 80,42
- griffierecht 618,00
- salaris advocaat
1.629,00(3 punten × tarief € 543,00)
Totaal € 2.327,42
4.48.
Daarbij geldt dat de gemaakte salariskosten voor de akte na de comparitie voor rekening van TeleVerde dienen te blijven, aangezien deze aktewisseling niet nodig zou zijn geweest indien TeleVerde het in de akte behandelde onderwerp ter comparitie afdoende had toegelicht en zij zelf heeft verzocht om een nadere aktewisseling. In zoverre is sprake van nodeloos gemaakte kosten als bedoeld in de laatste volzin van artikel 237 lid 1 Rv.
4.49.
Ten slotte zal Televerde in de nakosten worden veroordeeld, op de wijze als hierna vermeld.

5.De beslissing

De rechtbank
5.1.
verklaart voor recht dat de Gemeente onrechtmatig jegens TeleVerde heeft gehandeld (zie hiervoor onder 4.12-4.38),
5.2.
veroordeelt de Gemeente tot vergoeding van de door TeleVerde als gevolg van het onrechtmatig handelen geleden schade, op te maken bij staat en te vereffenen volgens de wet,
5.3.
veroordeelt Gemeente in de proceskosten, aan de zijde van Televerde tot op heden begroot op € 2.327,42,
5.4.
veroordeelt de Gemeente in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op € 157,00 aan salaris advocaat, te vermeerderen, onder de voorwaarde dat de Gemeente niet binnen 14 dagen na aanschrijving aan het vonnis heeft voldaan en er vervolgens betekening van de uitspraak heeft plaatsgevonden, met een bedrag van € 82,00 aan salaris advocaat en de explootkosten van betekening van de uitspraak,
5.5.
verklaart dit vonnis voor wat betreft de beslissing onder 5.2 uitvoerbaar bij voorraad,
5.6.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. R.H.C. Jongeneel, mr. C. Bakker en mr. M. Singeling en in het openbaar uitgesproken op 3 oktober 2018. [1]

Voetnoten

1.type: