4.7.2.De rechtbank veroordeelt verweerder in de door eisers gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 1002,- (1 punt voor het indienen van het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen op de zitting, met een waarde per punt van € 501,- en een wegingsfactor 1).
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het bestreden besluit;
- draagt verweerder op binnen zes weken na de dag van verzending van deze uitspraak een nieuw besluit te nemen op het bezwaar met inachtneming van deze uitspraak;
- draagt verweerder op het betaalde griffierecht van € 46,- aan eisers te vergoeden;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van eisers tot een bedrag van € 1002,-
Deze uitspraak is gedaan door mr. N.M. van Waterschoot, rechter, in aanwezigheid van
mr. A. Teggelaar, griffier
.De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 7 juni 2018.
Afschrift verzonden aan partijen op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep.
Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening of om het opheffen of wijzigen van een bij deze uitspraak getroffen voorlopige voorziening.
Wet Inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijke arbeidsongeschikte werkloze werknemers. (IOAW)
Op grond van artikel 8, eerste lid en onder a, wordt in deze wet en de daarop berustende bepalingen onder inkomen verstaan:
-voor de werkloze werknemer en de echtgenoot: de som van het inkomen uit arbeid of overig inkomen van hemzelf en zijn echtgenoot.
Op grond van artikel 8, derde lid, wordt - voor zover van belang - bij algemene maatregel van bestuur bepaald wat wordt verstaan onder inkomen uit arbeid of overig inkomen als bedoeld in het eerste lid.
Op grond van artikel 9, eerste lid, bedraagt de uitkering het verschil tussen de van toepassing zijnde grondslag en het inkomen.
Op grond van artikel 17, derde lid, - voor zover van belang - kan het college een besluit tot toekenning van de uitkering herzien, als de uitkering ten onrechte of tot een te hoog bedrag is verleend.
Op grond van artikel 25, tweede lid - voor zover van belang - kan de uitkering die als gevolg van een besluit als bedoeld in artikel 17, derde lid, ten onrechte of tot een te hoog bedrag is verleend, alsmede hetgeen anderszins onverschuldigd is betaald, van de belanghebbende worden teruggevorderd.
Op grond van artikel 25, vijfde lid, kan de vordering bij gebreke van tijdige betaling worden verhoogd met de op de terugvordering betrekking hebbende kosten. Loonbelasting en de premie voor de volksverzekeringen waarvoor het college dat de uitkering verstrekt krachtens de Wet op de loonbelasting 1964, onderscheidenlijk de Wet financiering sociale verzekeringen, inhoudingsplichtige is, kunnen worden teruggevorderd, voor zover deze belasting en premie niet verrekend kunnen worden met de door het college af te dragen loonbelasting en premie volksverzekeringen.
Op grond van artikel 58, vijfde lid, kan de vordering bij gebreke van tijdige betaling worden verhoogd met de op de terugvordering betrekking hebbende kosten. Loonbelasting en de premies volksverzekeringen waarvoor de gemeente die de bijstand verstrekt krachtens de Wet op de loonbelasting 1964 inhoudingsplichtige is, kunnen worden teruggevorderd, voor zover deze belasting en premies niet verrekend kunnen worden met de door het college af te dragen loonbelasting en premies volksverzekeringen
Beleidsregels Participatiewet, IOAW en IOAZ
Op grond van artikel 6.1., tweede lid, - voor zover van belang - vordert het college de uitkering in situaties als bedoeld in artikel 25, tweede lid van de IOAW terug.
Op grond van artikel 6.1., tweede lid, - voor zover van belang - wordt de ten onrechte of te veel verstrekte uitkering teruggevorderd inclusief de door de gemeente afgedragen loonbelasting, premies volksverzekeringen, alsmede, voor zover van toepassing, de vergoeding bedoeld in artikel 46 van de ZVW, voor zover deze niet kunnen worden verrekend met de belastingdienst.
Algemeen inkomensbesluit socialezekerheidswetten
Op grond van artikel 2:1 - voor zover van belang - is dit hoofdstuk van toepassing op het bepalen van inkomen als bedoeld in de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers.
Op grond van artikel 2:5 wordt - in afwijking van de artikelen 2:2, 2:3 en 2:4 - vakantiebijslag, vakantiebon of een aanspraak die naar aard en strekking daarmee overeenkomt niet als inkomen uit arbeid of als overig inkomen beschouwd.
Wet minimumloon en minimumvakantiebijslag
De werknemer heeft jegens de werkgever recht op een vakantiebijslag ten minste tot een bedrag van 8% van zijn ten laste van de werkgever komende loon, alsmede van de uitkeringen waarop hij tijdens de dienstbetrekking krachtens de Ziektewet, hoofdstuk 3, afdeling 2, paragraaf 1, van de Wet arbeid en zorg en de Werkloosheidswet aanspraak heeft, met dien verstande, dat het bedrag waarmede de som van dit loon en deze uitkeringen het drievoud van het minimumloon overschrijdt buiten beschouwing blijft.