4.3De tweede reden is dat Fastned volgens de minister geen belanghebbende is bij het bestreden besluit, niet als eerdere aanvrager, maar ook niet als concurrent. Ten tijde van het primaire besluit en de daarop volgende bezwaartermijn beschikte Fastned (nog) niet over een Wbr-vergunning voor een energielaadpunt op [verzorgingsplaats 1] ’. Zij had slechts een voornemen om daar een energielaadpunt te realiseren en had daarvoor een vergunning aangevraagd. Dat is volgens de minister echter onvoldoende om een bij het besluit rechtstreeks betrokken belang aan te nemen. De exploitatie van een energielaadpunt door Fastned op ‘ [verzorgingsplaats 1] ’ was op dat moment een onzekere toekomstige gebeurtenis. Verder is Fastned volgens de minister weliswaar in hetzelfde marktsegment werkzaam als Kok, maar niet in hetzelfde verzorgingsgebied. Ook daarom heeft Fastned volgens de minister geen rechtstreeks bij het besluit betrokken belang.
Is Fastned belanghebbende?
5. In artikel 1:2, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) is bepaald dat onder belanghebbende wordt verstaan: degene wiens belang rechtstreeks bij een besluit is betrokken.
6. Met de minister is de rechtbank van oordeel dat Fastned als eerdere aanvrager geen rechtstreeks betrokken belang heeft bij het primaire besluit. Zoals de rechtbank eerder over het beleid van de minister, in het bijzonder de Kennisgeving van 20 december 2011, heeft overwogen in haar uitspraak van 8 december 2017kunnen een energielaadpunt als basisvoorziening én als aanvullende voorziening naast elkaar bestaan op één verzorgingsplaats. Voor beide vormen van voorzieningen kan een vergunning op grond van de Wbr worden verleend, mits beide vergunningen, ieder voor zich, niet in strijd zijn met de toetsingscriteria van de Wbr. De rechtbank ziet geen aanleiding om in deze zaak anders te oordelen. De rechtbank verwijst daarom hier naar de overwegingen 9. tot en met 13. van die uitspraak, neemt deze overwegingen over en maakt deze tot de hare. In overweging 13. van de uitspraak van 8 december 2017 heeft de rechtbank (slechts) overwogen dat een mailbericht van 8 april 2013 de lezing van de rechtbank, over de Kennisgeving van
20 december 2011 en de toelichting daarop, bevestigt. Het betoog van Fastned dat met dit mailbericht de verdelingscriteria voor Wbr-vergunningen zouden zijn gewijzigd, slaagt daarom niet.
7. De rechtbank stelt vast dat niet in geschil is dat Fastned voor [verzorgingsplaats 1] ’ niet in aanmerking kan komen voor een energielaadpunt als aanvullende voorziening, omdat zij niet beschikt over een bestaande basisvoorziening (een benzinestation, een wegrestaurant of een servicestation) op deze verzorgingsplaats. In zoverre kan Fastned dus niet meedingen naar de(zelfde) vergunning die aan Kok is verleend voor een aanvullende voorziening. Langs deze weg bestaat er dan ook geen rechtstreeks belang voor Fastned bij de vergunningverlening aan Kok. Verder is op 29 september 2015 een Wbr-vergunning aan Fastned verleend voor een energielaadpunt op [verzorgingsplaats 1] ’. Dat Fastned als belanghebbende moet worden aangemerkt bij de vergunningverlening aan Kok, omdat slechts plaats zou zijn voor één (aanvullende- of basis)voorziening voor een energielaadpunt op ‘ [verzorgingsplaats 1] ’ kan dus evenmin worden gevolgd.