ECLI:NL:RBAMS:2018:194

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
11 januari 2018
Publicatiedatum
17 januari 2018
Zaaknummer
13.751490-17 (EAB I)
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht; Europees strafrecht
Procedures
  • Rekestprocedure
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Overleveringszaak inzake Europees aanhoudingsbevel met betrekking tot opgeëiste persoon

Op 11 januari 2018 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een overleveringszaak naar aanleiding van een Europees aanhoudingsbevel (EAB) dat is uitgevaardigd door de Staatsanwaltschaft Stuttgart. De zaak betreft een vordering ex artikel 23 van de Overleveringswet, ingediend door de officier van justitie. De opgeëiste persoon, geboren in Duitsland in 1986, is niet ingeschreven in de Basisregistratie personen en is thans gedetineerd. De rechtbank heeft de identiteit van de opgeëiste persoon vastgesteld en de relevante vonnissen van de Duitse rechtbanken in het kader van de overlevering beoordeeld. De rechtbank heeft vastgesteld dat de opgeëiste persoon in persoon is verschenen op de processen die hebben geleid tot de onherroepelijke vonnissen, en dat de overlevering niet wordt belemmerd door weigeringsgronden zoals bedoeld in artikel 12 van de Overleveringswet. De rechtbank heeft ook de relevante arresten van het Hof van Justitie van de Europese Unie in overweging genomen, die van invloed zijn op de beoordeling van de zaak. Uiteindelijk heeft de rechtbank besloten de overlevering toe te staan, omdat het EAB voldoet aan de eisen van artikel 2 van de Overleveringswet en er geen weigeringsgronden zijn die aan de overlevering in de weg staan.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM
INTERNATIONALE RECHTSHULPKAMER
Parketnummer: 13.751490-17 (EAB I)
RK nummer: 17/3706
Datum uitspraak: 11 januari 2018
UITSPRAAK
op de vordering ex artikel 23 van de Overleveringswet (OLW), ingediend door de officier van justitie bij deze rechtbank. Deze vordering dateert van 13 juni 2017 en betreft onder meer het in behandeling nemen van een Europees aanhoudingsbevel (EAB).
Dit EAB is uitgevaardigd op 9 mei 2017 door de
Staatsanwaltschaft Stuttgart(Duitsland) en strekt tot de aanhouding en overlevering van:
[opgeëiste persoon] ,
geboren te [plaats] (Duitsland) op [geboortedag] 1986,
niet ingeschreven in de Basisregistratie personen,
opgegeven verblijfadres: [adres] ,
thans gedetineerd in [detentieadres] ,
hierna te noemen de opgeëiste persoon.

1.Procesgang

1.1
De vordering is behandeld op de openbare zitting van 8 augustus 2017. Het verhoor heeft plaatsgevonden in tegenwoordigheid van de officier van justitie, mr. J.J.M. Asbroek. De opgeëiste persoon heeft zich doen bijstaan door zijn raadsman, mr. L.J. Woltring, advocaat te Haarlem.
1.2
De rechtbank heeft op die zitting de termijn waarbinnen zij op grond van artikel 22, eerste lid, OLW uitspraak zou moeten doen met dertig dagen verlengd omdat zij die verlenging nodig heeft om over de verzochte overlevering te beslissen.
1.3
Op 10 augustus 2017 zijn door het Hof van Justitie van de Europese Unie (hierna: het Hof van Justitie) de arresten in de zaken van S.A. Zdziaszek (zaak C-271/17 PPU, ECLI:EU:C:2017:629 ) en T. Tupikas (zaak C-270/17, ECLI:EU:C:2017:628) gewezen. Deze arresten konden geen onderwerp zijn van de behandeling ter zitting op 8 augustus 2017.
1.4
Bij tussenuitspraak van 22 augustus 2017 (ECLI:NL:RBAMS:2017:6054) heeft de rechtbank het onderzoek heropend om partijen in de gelegenheid te stellen een standpunt in te nemen over de mogelijke relevantie van deze twee arresten voor de onderhavige zaak, met het oog op de toetsing aan artikel 12 OLW van de beslissingen tot herroeping van de opschorting van de straffen (
Widerruf der Strafaussetzung zur Bewährung).
1.5
De raadsman en de officier van justitie hebben per e-mail een standpunt ingenomen.
1.6
De behandeling is voortgezet op de openbare zitting van 31 augustus 2017 in tegenwoordigheid van de officier van justitie en de opgeëiste persoon. De waarnemer van de raadsman, mr. J. Ebbink, advocaat te Haarlem, is als gevolg van een misverstand niet verschenen. Na telefonisch overleg met mr. Ebbink en met instemming van de opgeëiste persoon heeft de rechtbank het onderzoek voortgezet buiten aanwezigheid van mr. Ebbink.
1.7
Bij tussenuitspraak van 4 september 2017 (ECLI:NL:RBAMS:2017:6672) heeft de rechtbank het onderzoek heropend, omdat zij heeft besloten om een prejudiciële vraag voor te leggen aan het Hof van Justitie.
1.8
Op de openbare zitting van 20 september 2017 zijn partijen in de gelegenheid gesteld om hun standpunt over de conceptvraag mondeling toe te lichten. Partijen hebben meegedeeld van die mogelijkheid geen gebruik te willen maken. De rechtbank heeft het onderzoek gesloten op de openbare zitting van 28 september 2017 en heeft op diezelfde datum in een tussenuitspraak prejudiciële vragen aan het Hof van Justitie gesteld (ECLI:NL:RBAMS:2017:7037).
1.9
Het Hof van Justitie heeft op 22 december 2017 arrest gewezen (C-571-17 PPU, ECLI:EU:C:2017:1026).
1.1
De behandeling van de vordering is voortgezet op de openbare zitting van 11 januari 2018. Het verhoor heeft plaatsgevonden in tegenwoordigheid van de officier van justitie, mr. J.J.M. Asbroek. De opgeëiste persoon heeft zich doen bijstaan door zijn raadsman, mr. L.J. Woltring, advocaat te Haarlem.

2.Identiteit van de opgeëiste persoon

De rechtbank heeft de identiteit van de opgeëiste persoon onderzocht. De opgeëiste persoon heeft ter zitting verklaard dat de bovenvermelde personalia juist zijn en dat hij de Duitse nationaliteit heeft.

3.Grondslag en inhoud van het EAB

In het EAB wordt melding gemaakt van
- a) een vonnis van 4 maart 2009 van het
Amtsgericht Böblingenwaarbij de opgeëiste persoon is veroordeeld tot een vrijheidsstraf van één jaar en acht maanden;
- b) een vonnis van 10 november 2010 van het
Amtsgericht Stuttgart -Bad Cannstattwaarbij de opgeëiste persoon is veroordeeld tot een vrijheidsstraf van één jaar en acht maanden.
De overlevering wordt verzocht ten behoeve van de tenuitvoerlegging van een vrijheidsstraf voor de duur van
  • a) één jaar en acht maanden
  • b) één jaar en acht maanden,
door de opgeëiste persoon te ondergaan op het grondgebied van de uitvaardigende lidstaat.
Van deze straffen resteert volgens het EAB nog
  • a) 338 dagen
  • b) 340 dagen.
De vrijheidsstraffen zijn aan de opgeëiste persoon opgelegd bij voornoemde vonnissen.
Deze vonnissen betreffen de feiten zoals die zijn omschreven in onderdeel e) van het EAB. Een door de griffier gewaarmerkte fotokopie van dit onderdeel is als bijlage aan deze uitspraak gehecht.

4.Weigeringsgrond als bedoeld in artikel 12 OLW

4.1
Aan het EAB liggen twee onherroepelijke vonnissen ten grondslag.
4.2
Volgens onderdeel d) van het EAB is de opgeëiste persoon in persoon verschenen op de processen die tot deze vonnissen hebben geleid.
4.3
In zaak a) is:
- bij beslissing van 4 januari 2010 van het
Amtsgericht Böblingende tenuitvoerlegging van de straf opgeschort (
Strafaussetzung zur Bewährung);
- bij beslissing van 18 april 2013 van het
Amtsgericht Stuttgart -Bad Cannstattdie opschorting herroepen (
Widerruf der Strafaussetzung zur Bewährung) en de tenuitvoerlegging van (het strafrestant van) de vrijheidsstraf van één jaar en acht maanden bevolen, omdat de betrokkene heeft volhard in het niet naleven van de voorwaarden en in het zich onttrekken aan het toezicht en de leiding van zijn reclasseringsambtenaar en aan het toezicht van het gerecht.
4.4
In zaak b) is:
- bij beslissing van 31 mei 2011 van het
Amtsgericht Stuttgart -Bad Cannstattde tenuitvoerlegging van de straf opgeschort (
Strafrestaussetzung zur Bewährung);
- bij beslissing van 4 april 2013 van het
Amtsgericht Stuttgart -Bad Cannstattdie opschorting herroepen (
Widerruf der Strafrestaussetzung zur Bewährung) en de tenuitvoerlegging van (het strafrestant van) de vrijheidsstraf van één jaar en acht maanden bevolen, omdat de betrokkene heeft volhard in het niet naleven van de voorwaarden en in het zich onttrekken aan het toezicht en de leiding van zijn reclasseringsambtenaar en aan het toezicht van het gerecht.
4.5
De rechtbank heeft op 28 september 2017 aan het Hof van Justitie de vraag voorgelegd of, in essentie, in een geval waarin, zoals in deze zaak, de betrokkene in persoon is verschenen op het strafproces dat heeft geleid tot de rechterlijke beslissing waarbij hij onherroepelijk schuldig is verklaard aan het plegen van een strafbaar feit en hem daarvoor een vrijheidsstraf is opgelegd waarvan de tenuitvoerlegging nadien ten dele is opgeschort op voorwaarde van de naleving van bepaalde voorwaarden, het begrip „proces dat tot de beslissing heeft geleid” in de zin van artikel 4 bis, lid 1, van kaderbesluit 2002/584 aldus moet worden uitgelegd dat daaronder ook een later proces tot herroeping van die opschorting van de tenuitvoerlegging wegens schending van genoemde voorwaarden tijdens de proeftijd valt.
4.6
Het Hof van Justitie heeft deze vraag bij arrest van op 22 december 2017 als volgt beantwoord:

In een geval waarin de betrokkene in persoon is verschenen op het strafproces dat heeft geleid tot de rechterlijke beslissing waarbij hij onherroepelijk schuldig is verklaard aan het plegen van een strafbaar feit en hem daarvoor een vrijheidsstraf is opgelegd waarvan de tenuitvoerlegging nadien ten dele is opgeschort op voorwaarde van de naleving van bepaalde voorwaarden, moet het begrip „proces dat tot de beslissing heeft geleid” in de zin van artikel 4 bis, lid 1, van kaderbesluit 2002/584/JBZ van de Raad van 13 juni 2002 betreffende het Europees aanhoudingsbevel en de procedures van overlevering tussen de lidstaten, zoals gewijzigd bij kaderbesluit 2009/299/JBZ van de Raad van 26 februari 2009, aldus worden uitgelegd dat dit zich niet uitstrekt tot een later proces tot herroeping van die opschorting van de tenuitvoerlegging wegens schending van genoemde voorwaarden tijdens de proeftijd, voor zover de herroepingsbeslissing die na dat proces is vastgesteld noch de aard noch de maat van de aanvankelijk uitgesproken straf wijzigt.
4.7
De rechtbank stelt vast dat procedures waarin de Duitse rechter de herroeping heeft gelast van de opschorting van de tenuitvoerlegging van de vrijheidsstraffen, geen betrekking hadden op een nieuw inhoudelijk onderzoek van de zaak, maar louter op de gevolgen die vanuit het oogpunt van de toepassing van de aanvankelijk opgelegde straffen, waarvan de tenuitvoerlegging nadien ten dele was opgeschort op voorwaarde van de naleving van bepaalde voorwaarden, moesten worden verbonden aan de omstandigheid dat de veroordeelde zich tijdens de proeftijd niet aan die voorwaarden had gehouden (rechtsoverweging 79 arrest Hof van Justitie). Met de herroepingsbeslissingen van respectievelijk 18 april 2013 (zaak a) en 4 april 2013 (zaak b) werd dus noch de aard noch de maat van de aanvankelijk uitgesproken straffen gewijzigd.
4.9
De procedures waarin de herroeping is gelast van de opschorting van de tenuitvoerlegging van de vrijheidsstraffen die aan de opgeëiste persoon waren opgelegd, vallen daarom niet onder het begrip ‘proces dat tot de beslissing heeft geleid’ in de zin van artikel 4 bis, lid 1, van kaderbesluit 2002/584/JBZ betreffende het Europees aanhoudingsbevel.
4.1
De weigeringsgrond ex artikel 12 OLW is dus niet van toepassing.

5.Strafbaarheid, feiten vermeld op bijlage 1 bij de OLW

Onderzoek naar de dubbele strafbaarheid van de feiten waarvoor de overlevering wordt verzocht moet achterwege blijven, nu de uitvaardigende justitiële autoriteit de strafbare feiten heeft aangeduid als feiten vermeld in de lijst van bijlage 1 bij de OLW. De feiten vallen op deze lijst onder nummer 5, te weten:
Illegale handel in verdovende middelen en psychotrope stoffen

6.Slotsom

Nu is vastgesteld dat het EAB voldoet aan de eisen van artikel 2 OLW en ook overigens geen
weigeringsgronden aan de overlevering in de weg staan, dient de overlevering te worden toegestaan.

7.Toepasselijke wetsbepalingen

De artikelen 2, 5 en 7 OLW.

8.Beslissing

STAAT TOEde overlevering van
[opgeëiste persoon]aan de
Staatsanwaltschaft Stuttgart(Duitsland) ten behoeve van de tenuitvoerlegging van de vrijheidsstraf, te ondergaan op het grondgebied van de uitvaardigende lidstaat, wegens de feiten waarvoor zijn overlevering wordt verzocht.
Aldus gedaan door
mr. C. Klomp, voorzitter,
mrs. J.A.A.G. de Vries en A.K. Glerum, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. Y.M.E. Jurgens, griffier,
en uitgesproken ter openbare zitting van 11 januari 2018.
Ingevolge artikel 29, tweede lid, OLW staat tegen deze uitspraak geen gewoon rechtsmiddel open.