Uitspraak
Staatsanwaltschaft Stuttgart(Duitsland) en strekt tot de aanhouding en overlevering van:
1.Procesgang
Widerruf der Strafaussetzung zur Bewährung).
2.Relevante feiten en omstandigheden
Amtsgericht Böblingenwaarbij de opgeëiste persoon is veroordeeld tot een vrijheidsstraf van één jaar en acht maanden;
Amtsgericht Stuttgart-Bad Cannstattwaarbij de opgeëiste persoon is veroordeeld tot een vrijheidsstraf van één jaar en acht maanden.
Amtsgericht Böblingende tenuitvoerlegging van de straf opgeschort (
Strafaussetzung zur Bewährung);
Amtsgericht Stuttgart-Bad Cannstattdie opschorting herroepen (
Widerruf der Strafaussetzung zur Bewährung) en de tenuitvoerlegging van (het strafrestant van) de vrijheidsstraf van één jaar en acht maanden bevolen, omdat de betrokkene heeft volhard in het niet naleven van de voorwaarden en in het zich onttrekken aan het toezicht en de leiding van zijn reclasseringsambtenaar en aan het toezicht van het gerecht.
Amtsgericht Stuttgart-Bad Cannstattde tenuitvoerlegging van de straf opgeschort (
Strafrestaussetzung zur Bewährung);
Amtsgericht Stuttgart-Bad Cannstattdie opschorting herroepen (
Widerruf der Strafrestaussetzung zur Bewährung) en de tenuitvoerlegging van (het strafrestant van) de vrijheidsstraf van één jaar en acht maanden bevolen, omdat de betrokkene heeft volhard in het niet naleven van de voorwaarden en in het zich onttrekken aan het toezicht en de leiding van zijn reclasseringsambtenaar en aan het toezicht van het gerecht.
Strafaussetzungonder meer moet herroepen, als de veroordeelde volhardt in het zich onttrekken aan het toezicht en de leiding van de reclasseringsambtenaar en/of volhardt in het niet naleven van de gestelde voorwaarden. De Duitse rechter moet daarentegen afzien van herroeping van de
Strafaussetzung, als kort gezegd het stellen van nadere voorwaarden of het verlengen van de proeftijd volstaat (§ 57
Strafgesetzbuch). [1]
Amtsgericht Stuttgart-Bad Cannstattheeft geconstateerd dat het stellen van nadere voorwaarden of het verlengen van de proeftijd niet volstaat en dat de herroeping in overeenstemming is met het evenredigheidsbeginsel is.
3.Wettelijk kader
4.Prejudiciële vraag
Zdziaszekheeft het Hof van Justitie onderscheid gemaakt tussen maatregelen die de maat van de opgelegde straf wijzigen en maatregelen inzake de wijze van tenuitvoerlegging van een vrijheidsstraf. In dit verband heeft het Hof van Justitie erop gewezen dat artikel 6, eerste lid, EVRM volgens de rechtspraak van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens niet van toepassing is op maatregelen inzake de wijze van tenuitvoerlegging van een vrijheidsstraf, ‘met name die betreffende de voorlopige invrijheidsstelling’ (
Zdziaszek, punt 85).
Boulois/Luxemburg(EHRM (Grote Kamer) 3 april 2012, 37575/04), waarnaar het Hof in punt 85 van het arrest
Zdziaszekheeft verwezen, en in de uitspraken van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens waaraan dit hof in § 87 van het arrest
Boulois/Luxemburgheeft gerefereerd, is sprake van gedetineerden die een procedure voeren over verlof om de gevangenis tijdelijk te verlaten, over opheffing van het voorarrest, over de plaatsing in een extra beveiligde inrichting respectievelijk over het verlenen van amnestie.
Boulois/Luxemburg– geoordeeld dat een procedure over de herroeping van de opschorting van de tenuitvoerlegging van een vrijheidsstraf of over de herroeping van een voorwaardelijke invrijheidsstelling niet onder de reikwijdte van artikel 6, eerste lid, EVRM valt. Bij een dergelijke herroeping worden namelijk niet de burgerlijke rechten en verplichtingen van de betrokkene vastgesteld noch wordt daarbij de gegrondheid van een tegen hem ingestelde vervolging bepaald (ECRM 5 oktober 1967, 2428/65 (X./Duitsland); ECRM 6 december 1977, 7648/76 (X./Zwitserland); ECRM 9 mei 1994, 19774/92 (Sampson/Cyprus)).
Zdziaszek.
Zdziaszek, punt 88).
Zdziaszekeen sterke aanwijzing bevat voor het oordeel dat de herroepingsbeslissingen niet onder de reikwijdte van artikel 4 bis, eerste lid, Kaderbesluit 2002/584/JBZ vallen, ziet de rechtbank gelet op hetgeen hiervoor is overwogen in die overweging toch onvoldoende basis om zelfstandig de conclusie te trekken dat deze bepaling inderdaad toepassing mist.
Supreme Courtop 22 juni 2017 een prejudiciële vraag heeft gesteld over de toepasselijkheid van artikel 4 bis Kaderbesluit 2002/584/JBZ op een beslissing tot herroeping van de opschorting van de tenuitvoerlegging van een vrijheidsstraf (C-376/17, Lipinski). Voor zover de rechtbank bekend, wordt deze prejudiciële verwijzing niet behandeld via de spoedprocedure.
5.Verzoek om toepassing van de spoedprocedure
6.Beslissing
voor onbepaalde tijd.