In deze zaak, die voor de Rechtbank Amsterdam is behandeld, gaat het om een regresvordering van verschillende schadeverzekeraars na een brand die op 16 juli 2015 plaatsvond. De eiseressen, bestaande uit Allianz Nederland Schadeverzekering N.V., HDI-Gerling Verzekeringen N.V., Amlin Insurance SE, Achmea Schadeverzekeringen N.V., Nationale-Nederlanden Schadeverzekering Mij N.V., Delta Lloyd Schadeverzekering N.V. en Koninklijke Peitsman B.V., hebben schade geleden en vorderen vergoeding van de schade van de gedaagde, IJzer Parket B.V. De rechtbank heeft eerder geoordeeld dat IJzer Parket aansprakelijk is voor de schade die Peitsman heeft geleden door de brand, en dat de verzekeraars deze schade op IJzer Parket kunnen verhalen op basis van subrogatie.
In het tussenvonnis van 9 mei 2018 is vastgesteld dat de schade door deskundigen is begroot op een totaalbedrag van € 121.437,-, waarvan € 111.447,- voor schade aan goederen en € 9.990,- voor schade aan de inventaris. Na aftrek van een eigen risico van € 2.500,- is een bedrag van € 118.937,- aan Peitsman uitgekeerd. De rechtbank heeft de schadebegroting van de deskundigen gevolgd en de vordering van de verzekeraars toegewezen, met uitzondering van een deel van de kosten voor de inventaris die niet voldoende onderbouwd waren.
De rechtbank heeft geoordeeld dat de verzekeraars recht hebben op vergoeding van de expertisekosten en heeft de vordering tot betaling van € 124.995,52 toegewezen, vermeerderd met wettelijke rente. Ook is IJzer Parket veroordeeld tot betaling van € 2.500,- aan Peitsman, evenals de proceskosten. De rechtbank heeft de zaak op 31 oktober 2018 vonnis gewezen, waarbij de rechter opmerkte dat dit vonnis is gewezen door een andere rechter dan die bij de comparitie aanwezig was, om organisatorische redenen.