Uitspraak
RECHTBANK AMSTERDAM
ex artikel 89 en 591a Wetboek van Strafvordering (Sv) in verbinding met artikel 67 van de Overleveringswet (OLW) van
1.Procesgang
2.Inhoud van het verzoekschrift en standpunt verzoeker
Aranyosien
Câldâraru(HvJ 5 april 2016, C-404/15 en C-659/15 PPU, ECLI:EU:C:2016:198) kan deze beslissing tot niet-ontvankelijkheid worden gelijkgesteld met een beslissing tot weigering van de overlevering. Onder verwijzing naar een arrest van het gerechtshof Amsterdam van 23 februari 2009 (ECLI:NL:GHAMS:2009:BH4749) heeft de raadsvrouw gesteld dat er een toetsing van artikel 28 lid 2 OLW heeft plaatsgevonden en dat – als de officier van justitie ontvankelijk zou zijn geweest – de overlevering zeker zou zijn geweigerd. Het is het Openbaar Ministerie te verwijten dat verzoeker gedetineerd is geweest, terwijl destijds bekend was dat er vanwege de slechte detentieomstandigheden in Roemenië mogelijk sprake was van een flagrante schending van mensenrechten waardoor overlevering niet kon plaatsvinden.
3.Het standpunt van het Openbaar Ministerie
Aranyosien
Câldâraru– zoals in casu het geval – de overlevering niet kan worden geweigerd, maar dat de overleveringsprocedure dan moet worden beëindigd door de officier van justitie niet-ontvankelijk te verklaren in zijn vordering tot het in behandeling nemen van het EAB.
4.Het oordeel van de rechtbank
Aranyosien
Câldâraru(HvJ 5 april 2016, C-404/15 en C-659/15 PPU, ECLI:EU:C:2016:198) aan de Roemeense uitvaardigende autoriteit nadere informatie gevraagd over de detentieomstandigheden in Roemenië.