Rekestnummer: R 00 (89 Sv HB)
Parketnummer:
op het hoger beroep tegen de beschikking van de raadkamer van de rechtbank Amsterdam van ……… op het verzoekschrift krachtens artiel 67 van de Overleveringswet (OLW) juncto artikel 89 van het Wetboek van Strafvordering (Sv) van:
A. K.,
geboren te … op….,
domicilie kiezende ten kantore van mr. ….,
1. Inhoud van het verzoek
Het verzoek strekt tot het verkrijgen van een vergoeding ten laste van de Staat, terzake van schade die de verzoeker stelt te hebben geleden als gevolg van de overleveringsdetentie bestaande uit
-het verblijf van 2 dagen in verzekering à € 105,- per dag = € 210,-;
-inkomstenderving ad € 141,89.
De rechtbank heeft het de verzoeker niet-ontvankelijk verklaard in zijn verzoek.
Het hof heeft onder meer kennis genomen van de stukken in de strafzaak onder voormeld parketnummer en heeft op 24 oktober 2012 de advocaat-generaal en de advocaat van de verzoeker ter gelegenheid van de openbare behandeling van het verzoekschrift in raadkamer gehoord.
De verzoeker is, hoewel behoorlijk opgeroepen, niet verschenen.
De advocaat-generaal heeft geconcludeerd tot afwijzing van het hoger beroep.
3. Beoordeling van het hoger beroep
Het hoger beroep is tijdig ingesteld.
De officier van justitie is bij beschikking van de rechtbank Amsterdam van 15 juli 2011 niet-ontvankelijk verklaard in zijn vordering ex artikel 23 van de OLW strekkende onder meer tot het in behandeling nemen van een Europees aanhoudingsbevel (EAB), strekkende tot aanhouden en overlevering van de verzoeker, omdat de uitvaardigende justitiële autoriteit het EAB heeft herroepen.
De rechtbank heeft verzoeker in de inleidende verzoeken ex artikel 89 Sv en artikel 591a S. in één beschikking niet-ontvankelijk verklaard. De rechtbank heeft daartoe overwogen dat de OLW geen mogelijkheid kent tot schadevergoeding in het geval de uitvaardigende justitiële autoriteit het EAB heeft herroepen.
Artikel 67, eerste lid, van de OLW bepaalt dat de rechter op verzoek van de opgeëiste persoon, indien diens overlevering is geweigerd, hem een vergoeding ten laste van de Staat kan toekennen voor de schade die hij heeft geleden ten gevolge van vrijheidsbeneming, bevolen krachtens de OLW.
Artikel 89, derde, vierde en zesde lid, Sv en de artikelen 90, 91 en 93 Sv. zijn van overeenkomstige toepassing.
Op grond van artikel 90, eerste lid, Sv heeft de toekenning van een vergoeding steeds plaats, indien en voor zover daartoe, naar het oordeel van de rechter, alle omstandigheden in aanmerking genomen, gronden van billijkheid aanwezig zijn.
Eveneens vinden in de gevallen als bedoeld in het eerste lid van artikel 67 van de OLW de artikelen 591 en 591a Sv overeenkomstige toepassing op vergoeding van kosten en schade voor de opgeëiste persoon of diens erfgenamen.
Uit de Memorie van Toelichting op de OLW (kamerstukken 29042, nr. 3) volgt dat de artikelen 59 tot en met 68 van de OLW corresponderen met de artikelen 52 tot en met 60 van de Uitleveringswet. Artikel 59 van de Uitleveringswet bepaalt, kort gezegd, dat schadevergoeding mogelijk is wanneer de uitlevering door de rechter ontoelaatbaar is verklaard. Artikel 67 van de OLW komt overeen met artikel 59 van de Uitleveringswet. In plaats van de beslissing bij rechterlijk gewijsde tot ontoelaatbaar verklaring spreekt de OLW van de “weigering” door de rechtbank. Uit de parlementaire geschiedenis van artikel 59 van de Uitleveringswet blijkt dat de wetgever de mogelijkheid van schadevergoeding heeft willen beperken tot de gevallen van ontoelaatbaar verklaring van de uitlevering, omdat in andere gevallen waarin geen uitlevering is gevolgd zeker geen verwijt kan worden gemaakt aan de Nederlandse autoriteiten die de vrijheidsbeneming hebben gelast.
Het voorgaande betekent dat het de rechter niet vrijstaat om, bijvoorbeeld op gronden van billijkheid, de mogelijkheid van het toekennen van schadevergoeding, voorzien in artikel 67 van de overleveringset, bij wijze van analogie ook toe te passen op andere gevallen dan in dat artikel voorzien, nu die mogelijkheid in dat artikel uitdrukkelijk is beperkt tot gevallen waarin de overlevering is geweigerd.
De verzoeker is door de rechtbank terecht niet-ontvankelijk verklaard in zijn verzoek. Zijn hoger beroep zal worden afgewezen.
Wijst af het hoger beroep van de verzoeker.
Beveelt de onverwijlde betekening van deze beschikking aan de verzoeker.
Deze beschikking is gegeven door de twaalfde meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mrs. I.M.H. van Asperen de Boer-Delescen, P.C. Römer en H.A. Marquart Scholtz, in tegenwoordigheid van A.J. Bekker-van der Molen als griffier en is uitgesproken op de openbare zitting van dit hof van 7 november 2012.
Mr. Marquart Scholtz en A.J. Bekker-van der Molen zijn buiten staat deze beschikking mede te ondertekenen.