ECLI:NL:GHAMS:2012:BY3282

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
7 november 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
13-706318-11
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing van het hoger beroep inzake schadevergoeding na overleveringsdetentie

In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 7 november 2012 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen de beschikking van de rechtbank Amsterdam. De verzoeker had een verzoek ingediend op basis van artikel 67 van de Overleveringswet (OLW) juncto artikel 89 van het Wetboek van Strafvordering (Sv) om schadevergoeding te verkrijgen voor de schade die hij zou hebben geleden als gevolg van zijn overleveringsdetentie. De rechtbank had de verzoeker echter niet-ontvankelijk verklaard in zijn verzoek. Het hof heeft kennisgenomen van de stukken in de strafzaak en de advocaat-generaal en de advocaat van de verzoeker gehoord tijdens de openbare behandeling van het verzoekschrift. De verzoeker was niet verschenen, ondanks een behoorlijke oproeping.

De rechtbank had eerder op 15 juli 2011 de officier van justitie niet-ontvankelijk verklaard in zijn vordering tot behandeling van een Europees aanhoudingsbevel (EAB), omdat de uitvaardigende justitiële autoriteit het EAB had herroepen. De rechtbank oordeelde dat de OLW geen mogelijkheid biedt tot schadevergoeding in gevallen waarin het EAB is herroepen. Het hof bevestigde deze beslissing en oordeelde dat de verzoeker terecht niet-ontvankelijk was verklaard. De wetgeving, zoals uiteengezet in de OLW en het Sv, biedt alleen ruimte voor schadevergoeding wanneer de overlevering door de rechter is geweigerd.

Het hof heeft geconcludeerd dat de verzoeker geen recht heeft op schadevergoeding, omdat de voorwaarden voor toekenning van schadevergoeding niet zijn vervuld. De verzoeker had geen recht op vergoeding voor de dagen die hij in verzekering had doorgebracht, noch voor de ingomstenderving die hij had opgevoerd. Het hof heeft het hoger beroep van de verzoeker afgewezen en bevolen dat de beschikking onverwijld aan de verzoeker wordt betekend.

Uitspraak

GERECHTSHOF AMSTERDAM
Rekestnummer: R 00 (89 Sv HB)
Parketnummer:
BESCHIKKING
op het hoger beroep tegen de beschikking van de raadkamer van de rechtbank Amsterdam van ……… op het verzoekschrift krachtens artiel 67 van de Overleveringswet (OLW) juncto artikel 89 van het Wetboek van Strafvordering (Sv) van:
A. K.,
geboren te … op….,
domicilie kiezende ten kantore van mr. ….,
Advocaat mr. …
1. Inhoud van het verzoek
Het verzoek strekt tot het verkrijgen van een vergoeding ten laste van de Staat, terzake van schade die de verzoeker stelt te hebben geleden als gevolg van de overleveringsdetentie bestaande uit
-het verblijf van 2 dagen in verzekering à € 105,- per dag = € 210,-;
-inkomstenderving ad € 141,89.
2. Procesverloop
De rechtbank heeft het de verzoeker niet-ontvankelijk verklaard in zijn verzoek.
Het hof heeft onder meer kennis genomen van de stukken in de strafzaak onder voormeld parketnummer en heeft op 24 oktober 2012 de advocaat-generaal en de advocaat van de verzoeker ter gelegenheid van de openbare behandeling van het verzoekschrift in raadkamer gehoord.
De verzoeker is, hoewel behoorlijk opgeroepen, niet verschenen.
De advocaat-generaal heeft geconcludeerd tot afwijzing van het hoger beroep.
3. Beoordeling van het hoger beroep
Het hoger beroep is tijdig ingesteld.
De officier van justitie is bij beschikking van de rechtbank Amsterdam van 15 juli 2011 niet-ontvankelijk verklaard in zijn vordering ex artikel 23 van de OLW strekkende onder meer tot het in behandeling nemen van een Europees aanhoudingsbevel (EAB), strekkende tot aanhouden en overlevering van de verzoeker, omdat de uitvaardigende justitiële autoriteit het EAB heeft herroepen.
De rechtbank heeft verzoeker in de inleidende verzoeken ex artikel 89 Sv en artikel 591a S. in één beschikking niet-ontvankelijk verklaard. De rechtbank heeft daartoe overwogen dat de OLW geen mogelijkheid kent tot schadevergoeding in het geval de uitvaardigende justitiële autoriteit het EAB heeft herroepen.
Ontvankelijkheid
Wettelijk kader
Artikel 67, eerste lid, van de OLW bepaalt dat de rechter op verzoek van de opgeëiste persoon, indien diens overlevering is geweigerd, hem een vergoeding ten laste van de Staat kan toekennen voor de schade die hij heeft geleden ten gevolge van vrijheidsbeneming, bevolen krachtens de OLW.
Artikel 89, derde, vierde en zesde lid, Sv en de artikelen 90, 91 en 93 Sv. zijn van overeenkomstige toepassing.
Op grond van artikel 90, eerste lid, Sv heeft de toekenning van een vergoeding steeds plaats, indien en voor zover daartoe, naar het oordeel van de rechter, alle omstandigheden in aanmerking genomen, gronden van billijkheid aanwezig zijn.
Eveneens vinden in de gevallen als bedoeld in het eerste lid van artikel 67 van de OLW de artikelen 591 en 591a Sv overeenkomstige toepassing op vergoeding van kosten en schade voor de opgeëiste persoon of diens erfgenamen.
Uit de Memorie van Toelichting op de OLW (kamerstukken 29042, nr. 3) volgt dat de artikelen 59 tot en met 68 van de OLW corresponderen met de artikelen 52 tot en met 60 van de Uitleveringswet. Artikel 59 van de Uitleveringswet bepaalt, kort gezegd, dat schadevergoeding mogelijk is wanneer de uitlevering door de rechter ontoelaatbaar is verklaard. Artikel 67 van de OLW komt overeen met artikel 59 van de Uitleveringswet. In plaats van de beslissing bij rechterlijk gewijsde tot ontoelaatbaar verklaring spreekt de OLW van de “weigering” door de rechtbank. Uit de parlementaire geschiedenis van artikel 59 van de Uitleveringswet blijkt dat de wetgever de mogelijkheid van schadevergoeding heeft willen beperken tot de gevallen van ontoelaatbaar verklaring van de uitlevering, omdat in andere gevallen waarin geen uitlevering is gevolgd zeker geen verwijt kan worden gemaakt aan de Nederlandse autoriteiten die de vrijheidsbeneming hebben gelast.
Het voorgaande betekent dat het de rechter niet vrijstaat om, bijvoorbeeld op gronden van billijkheid, de mogelijkheid van het toekennen van schadevergoeding, voorzien in artikel 67 van de overleveringset, bij wijze van analogie ook toe te passen op andere gevallen dan in dat artikel voorzien, nu die mogelijkheid in dat artikel uitdrukkelijk is beperkt tot gevallen waarin de overlevering is geweigerd.
De verzoeker is door de rechtbank terecht niet-ontvankelijk verklaard in zijn verzoek. Zijn hoger beroep zal worden afgewezen.
4. Beslissing
Het hof:
Wijst af het hoger beroep van de verzoeker.
Beveelt de onverwijlde betekening van deze beschikking aan de verzoeker.
Deze beschikking is gegeven door de twaalfde meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mrs. I.M.H. van Asperen de Boer-Delescen, P.C. Römer en H.A. Marquart Scholtz, in tegenwoordigheid van A.J. Bekker-van der Molen als griffier en is uitgesproken op de openbare zitting van dit hof van 7 november 2012.
Mr. Marquart Scholtz en A.J. Bekker-van der Molen zijn buiten staat deze beschikking mede te ondertekenen.