ECLI:NL:RBAMS:2017:8813

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
31 oktober 2017
Publicatiedatum
29 november 2017
Zaaknummer
13/751837-17 (EAB I)
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste en enige aanleg
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tussenuitspraak over overleveringsverzoek aan Polen met schorsing en heropening in afwachting van prejudiciële vraag aan het Hof van Justitie van de EU

Op 31 oktober 2017 heeft de Rechtbank Amsterdam een tussenuitspraak gedaan in een zaak betreffende een overleveringsverzoek van Polen. Dit verzoek is ingediend op basis van een Europees aanhoudingsbevel (EAB) dat op 18 juli 2016 door de regionale rechtbank in Gliwice is uitgevaardigd. De opgeëiste persoon, geboren in 1984 in Polen, is thans gedetineerd in een Nederlandse penitentiaire inrichting. Tijdens de openbare zitting op 31 oktober 2017 heeft de opgeëiste persoon schriftelijk afstand gedaan van zijn recht om te worden gehoord, en zijn raadsman heeft verklaard dat hij gemachtigd is om namens hem op te treden.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de identiteit van de opgeëiste persoon klopt en dat hij de Poolse nationaliteit heeft. De rechtbank heeft de termijn voor het doen van uitspraak verlengd met dertig dagen, omdat zij niet in staat was om binnen de wettelijke termijn uitspraak te doen. De rechtbank heeft ook besloten het onderzoek te schorsen voor onbepaalde tijd, in afwachting van een prejudiciële vraag die op 28 september 2017 aan het Hof van Justitie van de Europese Unie is gesteld. Dit betreft de tenuitvoerlegging van voorwaardelijk opgelegde straffen die aan de opgeëiste persoon zijn opgelegd.

In de uitspraak is verder bepaald dat de beslistermijnen zijn opgeschort en dat de oproeping van de opgeëiste persoon en een tolk voor de Poolse taal zal plaatsvinden op een nog vast te stellen datum. De uitspraak is gedaan door de voorzitter en twee andere rechters, en er staat geen gewoon rechtsmiddel open tegen deze uitspraak.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

INTERNATIONALE RECHTSHULPKAMER

Parketnummer: 13/751837-17 (EAB I)
RK nummer: 17/5912
Datum uitspraak: 31 oktober 2017
TUSSENUITSPRAAK
op de vordering ex artikel 23 van de Overleveringswet (OLW), ingediend door de officier van justitie bij deze rechtbank. Deze vordering dateert van 8 september 2017 en betreft onder meer het in behandeling nemen van een Europees aanhoudingsbevel (EAB).
Dit EAB is uitgevaardigd op 18 juli 2016 door
the Regional Court in Gliwice(Polen) en strekt tot de aanhouding en overlevering van:
[opgeëiste persoon] ,
geboren te [geboorteplaats] (Polen) op [geboortedatum] 1984,
opgegeven woonadres: [woonadres] ,
thans gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting [P.I.]
hierna te noemen de opgeëiste persoon.

1.Procesgang

De vordering is behandeld op de openbare zitting van 31 oktober 2017. De behandeling heeft plaatsgevonden in tegenwoordigheid van de officier van justitie mr. U.E.A. Weitzel.
De niet verschenen opgeëiste persoon heeft op 31 oktober 2017 schriftelijk afstand gedaan van zijn recht om op de vordering te worden gehoord. De raadsman van de opgeëiste persoon, mr. H. Uzumcu, advocaat te Den Haag, heeft verklaard dat de opgeëiste persoon hem uitdrukkelijk heeft gemachtigd namens hem het woord te voeren.
De rechtbank heeft de termijn waarbinnen zij op grond van artikel 22, eerste lid, OLW uitspraak zou moeten doen met dertig dagen verlengd. De reden hiervan is gelegen in het feit dat de rechtbank er niet in slaagt binnen de in de wet bepaalde termijn uitspraak te doen.

2.Identiteit van de opgeëiste persoon

De rechtbank heeft de identiteit van de opgeëiste persoon onderzocht en vastgesteld dat de bovenvermelde personalia kloppen en dat de opgeëiste persoon de Poolse nationaliteit heeft.

3.Grondslag en inhoud van het EAB

In het EAB wordt melding gemaakt van:
  • een vonnis van
  • een vonnis van
De overlevering wordt verzocht ten behoeve van de tenuitvoerlegging van voornoemde vrijheidsstraffen.
De vonnissen betreffen de feiten zoals die zijn omschreven in onderdeel e) van het EAB.

4.Artikel 12 OLW

Uit het EAB volgt dat de opgeëiste persoon aanwezig is geweest bij het proces dat tot de beslissing van 29 juni 2012 (III K 527/12) heeft geleid en dat hij bij het proces dat tot de beslissing van 4 augustus 2008 (II K 317/07) heeft geleid, is vertegenwoordigd door een gemachtigd raadsman.
Uit onderdeel f) van het EAB volgt dat bij deze beslissingen de tenuitvoerlegging van voornoemde straffen voorwaardelijk is opgeschort en dat op 26 oktober 2012 respectievelijk 6 augustus 2013 de tenuitvoerlegging van de straffen is bevolen door
the District Court in Zabrze.
Met de officier van justitie is de rechtbank van oordeel dat het onderzoek moet worden geschorst voor onbepaalde tijd om het antwoord af te wachten op de vraag over de tenuitvoerlegging van een voorwaardelijk opgelegde straf die door de rechtbank op 28 september 2017 is gesteld aan het Hof van Justitie van de Europese Unie (ECLI:NL:RBAMS:2017:7037) [1] .
Gelet op de uitspraak van de rechtbank van 5 april 2016 (ECLI:NL:RBAMS:2016:1995) worden de beslistermijnen geschorst, als de rechtbank besluit zelf een prejudiciële vraag te stellen aan het Hof van Justitie van de Europese Unie of indien zij besluit de behandeling van een EAB aan te houden in afwachting van de beantwoording van een in een andere zaak gestelde prejudiciële vraag. De beslistermijnen zijn in dat geval geschorst tot het moment waarop het Hof van Justitie van de Europese Unie de prejudiciële vraag heeft beantwoord.
Gelet hierop brengt dit de opschorting van de beslistermijn van artikel 22 OLW mee met ingang van vandaag, 31 oktober 2017.

5.Beslissingen

HEROPENTen
SCHORSThet onderzoek ter zitting voor onbepaalde tijd, in afwachting van het antwoord op de vraag die door de rechtbank op 28 september 2017 is gesteld aan het Hof van Justitie van de Europese Unie (ECLI:NL:RBAMS:2017:7037).
VERSTAATdat de beslistermijnen met ingang van 31 oktober 2017 zijn opgeschort.
BEVEELTde oproeping van de opgeëiste persoon tegen een nog vast te stellen datum en tijdstip, met tijdige kennisgeving daarvan aan zijn raadsman.
BEVEELTde oproeping van een tolk voor de Poolse taal tegen de nog vast te stellen datum en het nog vast te stellen tijdstip.
Aldus gedaan door
mr. A.K. Glerum, voorzitter,
mrs. R.A.J. Hübel en B. Poelert, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. A.T.P. van Munster, griffier,
en uitgesproken ter openbare zitting van 31 oktober 2017.
De jongste rechter is buiten staat deze uitspraak mede te ondertekenen.
Ingevolge artikel 29, tweede lid, OLW staat tegen deze uitspraak geen gewoon rechtsmiddel open.

Voetnoten

1.C-571/17 PPU (Ardic)