Op 31 oktober 2017 heeft de Rechtbank Amsterdam een tussenuitspraak gedaan in een zaak betreffende een overleveringsverzoek van Polen. Dit verzoek is ingediend op basis van een Europees aanhoudingsbevel (EAB) dat op 18 juli 2016 door de regionale rechtbank in Gliwice is uitgevaardigd. De opgeëiste persoon, geboren in 1984 in Polen, is thans gedetineerd in een Nederlandse penitentiaire inrichting. Tijdens de openbare zitting op 31 oktober 2017 heeft de opgeëiste persoon schriftelijk afstand gedaan van zijn recht om te worden gehoord, en zijn raadsman heeft verklaard dat hij gemachtigd is om namens hem op te treden.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de identiteit van de opgeëiste persoon klopt en dat hij de Poolse nationaliteit heeft. De rechtbank heeft de termijn voor het doen van uitspraak verlengd met dertig dagen, omdat zij niet in staat was om binnen de wettelijke termijn uitspraak te doen. De rechtbank heeft ook besloten het onderzoek te schorsen voor onbepaalde tijd, in afwachting van een prejudiciële vraag die op 28 september 2017 aan het Hof van Justitie van de Europese Unie is gesteld. Dit betreft de tenuitvoerlegging van voorwaardelijk opgelegde straffen die aan de opgeëiste persoon zijn opgelegd.
In de uitspraak is verder bepaald dat de beslistermijnen zijn opgeschort en dat de oproeping van de opgeëiste persoon en een tolk voor de Poolse taal zal plaatsvinden op een nog vast te stellen datum. De uitspraak is gedaan door de voorzitter en twee andere rechters, en er staat geen gewoon rechtsmiddel open tegen deze uitspraak.