ECLI:NL:RBAMS:2017:837

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
31 januari 2017
Publicatiedatum
15 februari 2017
Zaaknummer
13/751907-16, 16/7928
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Rekestprocedure
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tussenuitspraken in de executie van een Europees aanhoudingsbevel met betrekking tot detentieomstandigheden in Roemenië

Op 31 januari 2017 heeft de Rechtbank Amsterdam een tussenuitspraken gedaan in een rekestprocedure betreffende de executie van een Europees aanhoudingsbevel (EAB) dat was uitgevaardigd door de Roemeense autoriteiten. De zaak betreft de opgeëiste persoon, geboren in 1976 in Roemenië, die momenteel gedetineerd is in Nederland. De rechtbank heeft de vordering van de officier van justitie behandeld, die op 18 november 2016 was ingediend, en heeft de identiteit van de opgeëiste persoon vastgesteld. De rechtbank heeft de detentieomstandigheden in Roemenië onderzocht, waarbij de verdediging heeft betoogd dat de overlevering moet worden geweigerd vanwege onmenselijke detentieomstandigheden in Roemeense gevangenissen. De officier van justitie heeft ook zorgen geuit over de detentieomstandigheden en verzocht om uitstel om aanvullende informatie van de Roemeense autoriteiten te verkrijgen.

De rechtbank heeft vastgesteld dat er een reëel gevaar bestaat dat de opgeëiste persoon na overlevering zal worden onderworpen aan onmenselijke of vernederende behandeling, zoals bedoeld in artikel 3 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM). De rechtbank heeft de beslissing over de overlevering uitgesteld en het onderzoek ter zitting voor onbepaalde tijd geschorst. De rechtbank heeft ook bevolen dat de opgeëiste persoon opnieuw moet worden opgeroepen voor een zitting op een nog vast te stellen datum, met de oproeping van een tolk in de Roemeense taal. De uitspraak is gedaan door de voorzitter en twee andere rechters, en er is geen gewoon rechtsmiddel open tegen deze uitspraak.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

INTERNATIONALE RECHTSHULPKAMER

Parketnummer: 13/751907-16
RK nummer: 16/7928
Datum uitspraak: 31 januari 2017
TUSSENUITSPRAAK
op de vordering ex artikel 23 van de Overleveringswet (OLW), ingediend door de officier van justitie bij deze rechtbank. Deze vordering dateert van 18 november 2016 en betreft onder meer het in behandeling nemen van een Europees aanhoudingsbevel (EAB).
Dit EAB is uitgevaardigd op 18 oktober 2016 door
the judgevan
the 1st District Court of Bucharest(Roemenië) en strekt tot de aanhouding en overlevering van:
[opgeëiste persoon] ,
geboren te [geboorteplaats] (Roemenië) op [geboortedatum] 1976,
zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland,
thans gedetineerd in de [detentie adres] ,
hierna te noemen de opgeëiste persoon.

1.Procesgang

De vordering is behandeld op de openbare zitting van 5 januari 2017. Het verhoor heeft plaatsgevonden in tegenwoordigheid van de officier van justitie mr. A. Oswald.
De opgeëiste persoon heeft zich doen bijstaan door mr. S. Ettalhaoui, advocaat te Amsterdam, kantoorgenoot van haar raadsman mr. P.D. Popescu en door een tolk in de Roemeense taal. Ter zitting is het onderzoek geschorst, om het openbaar ministerie in de gelegenheid te stellen de antwoorden van de Roemeense justitiële autoriteiten op vragen over de detentieomstandigheden in Roemenië af te wachten.
Met toestemming van de officier van justitie mr. J.J. M. Asbroek, de opgeëiste persoon en haar raadsman mr. P.D. Popescu, is op de openbare zitting van 31 januari 2017 het onderzoek hervat in de stand waarin het zich bevond ten tijde van de schorsing. De opgeëiste persoon heeft zich doen bijstaan door een tolk in de Roemeense taal.

2.Identiteit van de opgeëiste persoon

De rechtbank heeft de identiteit van de opgeëiste persoon onderzocht. De opgeëiste persoon heeft ter zitting verklaard dat de bovenvermelde personalia juist zijn en dat zij de Roemeense nationaliteit heeft.

3.Grondslag en inhoud van het EAB

In het EAB wordt melding gemaakt van een
judgment No. 75 delivered by the First District Court in Bucharestvan 10 februari 2016 met zaaknummer 72562/299/2015.
De overlevering wordt verzocht ten behoeve van de tenuitvoerlegging van een vrijheidsstraf voor de duur van één jaar en twee maanden, door de opgeëiste persoon te ondergaan op het grondgebied van de uitvaardigende lidstaat. De vrijheidsstraf is aan de opgeëiste persoon opgelegd bij voornoemd vonnis.
Dit vonnis betreft het feit zoals dat is omschreven in onderdeel e) van het EAB. Een door de griffier gewaarmerkte fotokopie van dit onderdeel is als bijlage aan deze uitspraak gehecht.
3.1
Weigeringsgrond als bedoeld in artikel 12 OLW
De rechtbank stelt vast dat het EAB strekt tot de tenuitvoerlegging van een vonnis, dat – kort gezegd – is gewezen zonder dat zich één van de in artikel 12 sub a tot en met c OLW genoemde omstandigheden heeft voorgedaan.
Op grond van artikel 12 sub d OLW mag de rechtbank in dit geval de overlevering alleen toestaan indien dat de uitvaardigende justitiële autoriteit heeft vermeld
( i) dat het betreffende vonnis na overlevering onverwijld aan de opgeëiste persoon zal worden betekend en hij uitdrukkelijk zal worden geïnformeerd over zijn recht op een verzetprocedure of een procedure in hoger beroep, waarbij hij het recht heeft aanwezig te zijn, waarop de zaak opnieuw ten gronde wordt behandeld en nieuw bewijsmateriaal wordt toegelaten, die kan leiden tot herziening van het oorspronkelijke vonnis en
(ii) hij wordt geïnformeerd over de termijn waarbinnen hij verzet of hoger beroep dient aan te tekenen, als vermeld in het desbetreffende Europees aanhoudingsbevel.
Onderdeel d) van het EAB houdt onder meer het volgende in:
the person did not receive the decision in person, however:
- the person will be personally served with the decision without delay in person after the surrender; and
- when served with the decision handing, the person shall be expressly informed of his or her right to retrial or an appeal, in which he or she has the right to participate and which allows the merits of the case, including fresh evidence, be re-examined and which may lead to the original decision being reversed; and
- the person shall be informed of the time frame within which he or she has to request a retrial or appeal, which will be of 1 month
Naar het oordeel van de rechtbank voldoet deze verklaring aan de eisen van artikel 12 sub d OLW en is de in dit artikel bedoelde weigeringsgrond niet van toepassing.

4.Strafbaarheid

Feit waarvoor dubbele strafbaarheid is vereist
De uitvaardigende justitiële autoriteit heeft het feit niet aangeduid als een feit waarvoor het vereiste van toetsing van dubbele strafbaarheid niet geldt. Overlevering kan in dat geval alleen worden toegestaan, indien voldaan wordt aan de kaderbesluitconform uitgelegde eisen die in artikel 7, eerste lid, aanhef en onder b, OLW in samenhang met artikel 7, eerste lid, onder a, 2º OLW zijn neergelegd.
De rechtbank stelt vast dat hieraan is voldaan.
Het feit levert naar Nederlands recht op:
diefstal

5.Detentieomstandigheden in de uitvaardigende lidstaat

5.1
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft betoogd dat de overlevering moet worden geweigerd vanwege de detentieomstandigheden in Roemeense gevangenissen en heeft daartoe het volgende aangevoerd. Met de opsomming die de Roemeense autoriteiten hebben gegeven van alle voorzieningen in de gevangenis wordt een onjuist beeld geschept. Uit een recent Roemeens krantenartikel blijkt dat in de Târgșor gevangenis 650 vrouwen verblijven waar plek is voor 408 personen. De 2 m² persoonlijke ruimte omvat het bed en bijbehorend meubilair. Het stellen van nadere vragen aan de Roemeense autoriteiten is niet zinvol, want geen enkel land zal toegeven dat de levensomstandigheden in zijn gevangenissen mensonterend zijn, aldus de raadsman.
5.2
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft het volgende aangevoerd.
Op basis van de tot op heden van de Roemeense autoriteiten ontvangen informatie lijkt er sprake te zijn van een individueel risico dat de opgeëiste persoon zal worden onderworpen aan een behandeling in strijd met artikel 3 Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (EVRM). Er zijn daarom nadere vragen gesteld, te weten over de duur van het verblijf in de Rahova hospital prison, de totale oppervlakte van de cel en het aantal gedetineerden in de cel, alsook over het aantal uren per dag dat de gedetineerden de cel kunnen verlaten. De officier van justitie verzoekt de rechtbank de zaak opnieuw aan te houden om de antwoorden op deze nadere vragen af te wachten.
5.3
Oordeel van de rechtbank
.
Onder meer bij uitspraak van 25 oktober 2016 (ECLI:NL:RBAMS:2016:7499) heeft de rechtbank vastgesteld dat er vanwege de algemene detentieomstandigheden in Roemenië, met name vanwege overbevolking in de gevangenissen, een reëel gevaar bestaat van onmenselijke of vernederende behandeling, zoals bedoeld in artikel 4 Handvest (Aranyosi en Căldăraru, HvJ EU 5 april 2016, C-404/15 en C-659/15 PPU, ECLI:EU:C:2016:198, punten 88-90).
Daarom heeft de rechtbank op de zitting van 5 januari 2017 het openbaar ministerie in de gelegenheid gesteld om te wachten op de antwoorden op de aan de uitvaardigende justitiële autoriteit gestelde vragen met betrekking tot de omstandigheden waaronder de opgeëiste persoon naar verwachting in de uitvaardigende lidstaat zal worden gedetineerd.
Uit de op 13 januari 2017 door de Roemeense autoriteiten verstrekte aanvullende gegevens blijkt dat de opgeëiste persoon zal worden opgenomen in ‘‘the Bucharest – Rahova Hospital Prison’ en dat zij later, gelet op de duur van haar straf meest waarschijnlijk in een half open regime in Ploiești Prison – Târgșorul Nou zal worden gedetineerd. In Ploiești Prison – Târgșorul Nou zal zij in haar cel minimaal 2 m² ‘personal space’ ter beschikking zal hebben, inclusief bed en bijbehorend meubilair. Daarnaast vermelden de Roemeense autoriteiten onder meer dat in het half open regime gedurende de dag de celdeuren open zijn en dat gedetineerden zich binnen aangegeven routes vrij mogen bewegen, dat personen in voorarrest kunnen werken en dat zij op basis van een persoonlijk plan aan sociale, educatieve activiteiten kunnen deelnemen en toegang hebben tot psychische hulp. Ook is vermeld dat zij recht hebben op weekgeld, op vijf bezoeken per maand en dat zij een bepaald aantal telefoongesprekken mogen voeren. Ten slotte is vermeld dat na de tenuitvoerlegging van een vijfde van de straf zal worden heroverwogen hoe de rest van de straf ten uitvoer zal worden gelegd.
Zoals de rechtbank in de eerdergenoemde uitspraak van 25 oktober 2016 verder heeft overwogen, volgt uit de jurisprudentie van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens dat een hoeveelheid van minder dan 3 m² ‘personal space’ in geval van ‘multi-occupancy accommodation’ een ‘strong presumption’ oplevert dat de detentieomstandigheden vernederend in de zin van artikel 3 EVRM – en dus, gelet op art. 52 lid 3 Handvest van de Europese Unie (Handvest), vernederend in de zin van artikel 4 Handvest – zijn (Muršić/Kroatië), § 124). Het Europees Hof voor de Rechten van de Mens sluit echter niet uit dat het cumulatieve effect van alle detentieomstandigheden die ‘strong presumption’ kunnen weerleggen. In dit verband zijn de relevante factoren ‘time and extent of restriction [of personal space]; freedom of movement and adequacy of out-of-cell activities; and general appropriateness of the detention facility’ (Muršić/Kroatië), § 135). Normaliter is de ‘strong presumption’ alleen vatbaar voor weerlegging als cumulatief aan deze factoren is voldaan (Muršić/Kroatië), § 132).
Uit de tot op heden van de Roemeense autoriteiten ontvangen gegevens, zoals hierboven samengevat, blijkt niet hoe lang de opgeëiste persoon op de genoemde locaties zal verblijven. Niet is vermeld hoe lang de opgeëiste persoon in Rahova hospital prison zal verblijven. Aangezien na tenuitvoerlegging van een vijfde van de straf een heroverweging plaatsvindt, is ook onzeker hoe lang zij in Ploiești Prison – Târgșorul Nou zal verblijven. Toetsing aan de eerste factor kan dan ook niet tot weerlegging van het vermoeden (strong presumption) van een onmenselijke of vernederende behandeling leiden. Van de ‘general apprioprateness of the detention facility’ kan de rechtbank in het geheel geen inschatting maken, omdat de gegevens die de Roemeense autoriteiten daarover hebben verstrekt te summier en te algemeen van aard zijn.
De rechtbank concludeert daarom dat het vermoeden van een onmenselijke of vernederende behandeling niet is weerlegd.
Gelet op het al vastgestelde algemene reële gevaar en de nader door de Roemeense autoriteiten verschafte informatie komt de rechtbank dan ook tot het oordeel dat er sprake is van een reëel gevaar dat de opgeëiste persoon na overlevering onderworpen wordt aan een onmenselijke behandeling.
De beslissing over de overlevering moet worden uitgesteld. Dit heeft tot gevolg dat de beslistermijn is opgeschort.
Het voorgaande brengt dus niet mee dat de overlevering moet worden geweigerd (zie rechtbank Amsterdam 28 april 2016, ECLI:NL:RBAMS:2016:2630).

7.Beslissingen

HEROPENTen
SCHORSThet onderzoek ter zitting voor onbepaalde tijd
STELT UITde beslissing over de tenuitvoerlegging van het EAB.
BEVEELTde oproeping van de opgeëiste persoon tegen een nog vast te stellen datum en tijdstip, met tijdige kennisgeving daarvan aan haar raadsman.
BEVEELTde oproeping van een tolk voor de Roemeense taal tegen de nog vast te stellen datum en het nog vast te stellen tijdstip.
Aldus gedaan door
mr. A.C. Enkelaar, voorzitter,
mrs. H.P. Kijlstra en B. Poelert, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. J.B.C. van der Veer, griffier,
en uitgesproken ter openbare zitting van 31 januari 2017.
De jongste rechter is buiten staat deze uitspraak mede te ondertekenen.
Ingevolge artikel 29, tweede lid, OLW staat tegen deze uitspraak geen gewoon rechtsmiddel open.