Op 31 januari 2017 heeft de Rechtbank Amsterdam een tussenuitspraken gedaan in een rekestprocedure betreffende de executie van een Europees aanhoudingsbevel (EAB) dat was uitgevaardigd door de Roemeense autoriteiten. De zaak betreft de opgeëiste persoon, geboren in 1976 in Roemenië, die momenteel gedetineerd is in Nederland. De rechtbank heeft de vordering van de officier van justitie behandeld, die op 18 november 2016 was ingediend, en heeft de identiteit van de opgeëiste persoon vastgesteld. De rechtbank heeft de detentieomstandigheden in Roemenië onderzocht, waarbij de verdediging heeft betoogd dat de overlevering moet worden geweigerd vanwege onmenselijke detentieomstandigheden in Roemeense gevangenissen. De officier van justitie heeft ook zorgen geuit over de detentieomstandigheden en verzocht om uitstel om aanvullende informatie van de Roemeense autoriteiten te verkrijgen.
De rechtbank heeft vastgesteld dat er een reëel gevaar bestaat dat de opgeëiste persoon na overlevering zal worden onderworpen aan onmenselijke of vernederende behandeling, zoals bedoeld in artikel 3 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM). De rechtbank heeft de beslissing over de overlevering uitgesteld en het onderzoek ter zitting voor onbepaalde tijd geschorst. De rechtbank heeft ook bevolen dat de opgeëiste persoon opnieuw moet worden opgeroepen voor een zitting op een nog vast te stellen datum, met de oproeping van een tolk in de Roemeense taal. De uitspraak is gedaan door de voorzitter en twee andere rechters, en er is geen gewoon rechtsmiddel open tegen deze uitspraak.