ECLI:NL:RBAMS:2017:8025

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
12 oktober 2017
Publicatiedatum
2 november 2017
Zaaknummer
AMS 16/4477
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vernietiging naheffingsaanslag parkeerbelasting en verzoek om proceskostenvergoeding

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 12 oktober 2017 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres, een inwoner van Brussel, en de heffingsambtenaar van de gemeente Amsterdam. Eiseres had een naheffingsaanslag parkeerbelasting ontvangen op 27 mei 2016, welke door verweerder in de uitspraak op bezwaar van 14 juni 2016 ongegrond was verklaard. Eiseres heeft hiertegen beroep ingesteld. Tijdens de zitting op 14 maart 2017 heeft verweerder de naheffingsaanslag vernietigd, maar eiseres verzocht om vergoeding van de proceskosten. De rechtbank heeft de gemachtigde van eiseres, die tevens haar echtgenoot is, als professionele rechtsbijstandverlener aangemerkt. Echter, eiseres heeft niet kunnen aantonen dat zij daadwerkelijk kosten heeft gemaakt voor de verleende rechtsbijstand. De rechtbank heeft daarom het verzoek om proceskostenvergoeding afgewezen en het beroep niet-ontvankelijk verklaard wegens het ontbreken van procesbelang. Verweerder is wel veroordeeld tot vergoeding van het griffierecht van € 46,-.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

Bestuursrecht
zaaknummer: AMS 16/4477

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 12 oktober 2017 in de zaak tussen

[eiseres] , te Brussel (België), eiseres

(gemachtigde: mr. A. El Arabi),
en

de heffingsambtenaar van de gemeente Amsterdam, verweerder

(gemachtigde: A. van Beek).

Procesverloop

Op 27 mei 2016 heeft verweerder aan eiseres een naheffingsaanslag parkeerbelasting opgelegd.
In de uitspraak op bezwaar van 14 juni 2016 (de bestreden uitspraak) heeft verweerder het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard.
Eiseres heeft tegen de bestreden uitspraak beroep ingesteld. Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
De zaak is behandeld op de zitting van 14 maart 2017, gelijktijdig met de zaak AMS 16/7634. Eiseres is niet verschenen. Namens gemachtigde van eiseres is verschenen [naam] (hierna: [naam] ). Verweerder is vertegenwoordigd door zijn gemachtigde. De rechtbank heeft het onderzoek ter zitting gesloten.
Met de beslissing van 21 maart 2017 heeft de rechtbank het onderzoek heropend en eiseres in de gelegenheid gesteld een aantal vragen van de rechtbank te beantwoorden. Met een brief van 28 maart 2017 heeft eiseres gereageerd. Tevens heeft eiseres een verzoek ingediend tot wraking van de rechter. Op 14 april 2017 heeft eiseres nadere stukken ingediend. Met de beslissing van 26 juni 2017 heeft de wrakingskamer het verzoek tot wraking afgewezen.
De rechtbank heeft eiseres vervolgens in de gelegenheid gesteld om naar aanleiding van de heropeningsbeslissing nader te reageren. Van die gelegenheid heeft eiseres gebruik gemaakt met een brief van 11 juli 2017.
Nadat geen van de partijen heeft aangegeven nog op een nadere zitting te willen worden gehoord, heeft de rechtbank het onderzoek gesloten.

Overwegingen

1. De auto van eiseres, met kenteken [kenteken] , stond op 8 april 2016 omstreeks 9:37 uur geparkeerd op de locatie van [adres] te Amsterdam. Voor het parkeren op die plaats en tijdstip was parkeerbelasting verschuldigd. De parkeercontroleur heeft bij controle geen geldig parkeerbewijs voor de auto aangetroffen. Daarom is de naheffingsaanslag opgelegd.
2. Verweerder heeft op de zitting de naheffingsaanslag vernietigd.
3. Omdat eiseres in beroep - kort samengevat - heeft aangevoerd dat de naheffingsaanslag ten onrechte is opgelegd en verweerder de naheffingsaanslag heeft vernietigd, betekent dit dat verweerder tegemoet is gekomen aan het beroep van eiseres. Voortzetting van de procedure kan niet meer tot een voor eiseres gunstig(er) resultaat leiden. De rechtbank zal het beroep dan ook niet-ontvankelijk verklaren wegens het ontbreken van procesbelang. De rechtbank zal daarbij bepalen dat verweerder het door eiseres betaalde griffierecht dient te vergoeden.
4. Eiseres heeft de rechtbank verzocht om verweerder te veroordelen in vergoeding van de door haar gemaakte proceskosten.
5. Verweerder heeft in beroep betwist dat er in verband met de verleende rechtsbijstand kosten drukken op eiseres, omdat zij de echtgenote is van [naam] . Verweerder stelt zich op het standpunt dat er gelet hierop geen aanleiding bestaat voor een veroordeling in de proceskosten.
6. Op grond van artikel 8:75, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) is de bestuursrechter bij uitsluiting bevoegd een partij te veroordelen in de kosten die een andere partij in verband met de behandeling van het beroep bij de bestuursrechter, en van het bezwaar of van het administratief beroep redelijkerwijs heeft moeten maken. Bij algemene maatregel van bestuur (AMvB) worden nadere regels gesteld over de kosten waarop een veroordeling uitsluitend betrekking kan hebben en over de wijze waarop bij de uitspraak het bedrag van de kosten wordt vastgesteld. Deze AMvB betreft het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb).
7. Artikel 1 van het Bpb geeft een limitatieve opsomming van de proceskosten waarop een veroordeling betrekking kan hebben. Onder deze opsomming vallen ook de kosten van door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand (artikel 1, onderdeel a, van het Bpb).
Proceskosten voor rechtsbijstand kunnen worden toegekend voor verschillende proceshandelingen, zoals het opstellen van een beroepschrift en het verschijnen op de zitting.
8. In geval van een niet-ontvankelijkverklaring omdat het bestuursorgaan geheel aan de bezwaren van de belanghebbende tegemoet is gekomen - zoals hier aan de orde - veroordeelt de bestuursrechter het bestuursorgaan in beginsel in de proceskosten. Niet is vereist dat een partij uitdrukkelijk verzoekt om vergoeding van de proceskosten in beroep voor professionele rechtsbijstand. Van de bestuursrechter mag in het algemeen worden verlangd dat hij ambtshalve nagaat of er aanleiding bestaat tot vergoeding van kosten voor professionele rechtsbijstand [1] en dus ook of er sprake is van door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand. Dat de rechtbank zich daar in deze procedure niet over zou mogen uitlaten, zoals gesteld door eiseres, is dus niet juist. Deze beroepsgrond slaagt niet.
9. In de heropeningsbeslissing van 21 maart 2017 heeft de rechtbank vragen gesteld om te kunnen beoordelen of sprake is van beroepsmatig verleende rechtsbijstand door de gemachtigden El Arabi, die het beroepschrift heeft opgesteld, en [naam] , die eiseres heeft vertegenwoordigd op de zitting. De rechtbank heeft daarbij gewezen op een uitspraak van deze rechtbank van 5 april 2016 (ECLI:NL:RBAMS:2016:1917), waarin is geoordeeld dat [naam] niet als beroepsmatig rechtsbijstandverlener kan worden aangemerkt. In zijn reactie van 28 maart 2017 heeft [naam] aangegeven dat hij een professionele rechtshulpverlener is en dat er bovendien hoger beroep is ingesteld tegen de uitspraak van 5 april 2016.
10. Op 7 juni 2017 (ECLI:NL:CRVB:2017:2114) heeft de Centrale Raad van Beroep (CRvB) het hoger beroep van [naam] tegen de hiervoor genoemde uitspraak gegrond verklaard en de uitspraak van deze rechtbank vernietigd. Geoordeeld is - kort samengevat - dat de door [naam] verrichte werkzaamheden aangemerkt kunnen worden als door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand als bedoeld in artikel 1, onderdeel a, van het Bpb. In navolging van deze uitspraak van de CRvB is de rechtbank van oordeel dat [naam] dient te worden aangemerkt als een professionele rechtsbijstandverlener.
11. De rechtbank overweegt verder dat uit het in beroep overgelegde uittreksel uit het handelsregister van de Kamer van Koophandel van 10 juli 2017 volgt dat El Arabi de eigenaar is van de eenmanszaak Buro voor Rechtshulp Amsterdam. Bij activiteiten staat geregistreerd “juridisch adviesbureau, tevens rechtsbijstandverlening”. Verder is bekend dat El Arabi in meerdere gerechtelijke procedures juridische bijstand heeft verleend. Tot slot volgt uit de door El Arabi ondertekende processtukken dat hij voldoende deskundig is. Daarmee is voldaan aan het vereiste van professionele rechtsbijstandverlener en dient ook El Arabi als zodanig te worden aangemerkt.
12. Het voorgaande betekent dat eiseres in beginsel in aanmerking komt voor vergoeding van proceskosten met betrekking tot proceshandelingen die door El Arabi en [naam] zijn verricht. In dit geval heeft verweerder echter betwist dat er daadwerkelijk kosten zijn gemaakt door eiseres, die tevens de echtgenote is van [naam] .
13. De rechtbank heeft eiseres verzocht met concrete stukken te onderbouwen dat er kosten op haar drukken in verband met de verleende rechtsbijstand in deze zaak. In reactie daarop heeft eiseres een rekeningafschrift van de ING overgelegd. Hieruit volgt dat eiseres op 4 oktober 2016 een bedrag van € 1.000,- heeft overgemaakt op een rekeningnummer ten name van El Arabi. De rechtbank is van oordeel dat eiseres met dit rekeningafschrift niet heeft aangetoond dat zij daadwerkelijk kosten heeft gemaakt voor de verleende rechtsbijstand in deze zaak. Zo kan uit het afschrift niet worden afgeleid dat dit bedrag is voldaan voor proceshandelingen in deze zaak. Een omschrijving op het rekeningafschrift met bijvoorbeeld een kenmerk of zaaknummer ontbreekt. Ook een onderliggende factuur waarop de zaakkenmerken wel staan en die samen met het rekeningafschrift kan dienen als bewijs dat er voor deze zaak kosten zijn gemaakt, ontbreekt. Bovendien komt het rekeningnummer waarnaar het bedrag is overgemaakt niet overeen met het rekeningnummer van het Buro voor Rechtshulp Amsterdam dat is ingevuld op het formulier proceskosten.
14. Omdat eiseres niet heeft aangetoond dat er in deze zaak daadwerkelijk kosten op haar drukken ziet de rechtbank geen aanleiding om verweerder in de proceskosten te veroordelen. De rechtbank wijst het verzoek van eiseres daarom af.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep niet-ontvankelijk;
- bepaalt dat verweerder het door eiseres betaalde griffierecht van € 46,- vergoedt.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.M. van der Linden-Kaajan, rechter, in aanwezigheid van mr. L.M.M. Schenk, griffier
.De beslissing is in het openbaar uitgesproken op
12 oktober 2017
griffier
rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof Amsterdam.

Voetnoten

1.Zie de uitspraak van Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State van 9 oktober 2013 (ECLI:NL:RVS:2013:1463) en de uitspraken van de Centrale Raad van Beroep van 25 oktober 2002 (ECLI:NL:CRVB:2002:AF0899) en 17 februari 2017 (ECLI:NL:CRVB:2017:1237).