ECLI:NL:RBAMS:2017:7305

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
5 oktober 2017
Publicatiedatum
6 oktober 2017
Zaaknummer
13/751208-16
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht; Europees strafrecht
Procedures
  • Rekestprocedure
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van de officier van justitie in het verzoek tot overlevering op basis van een Europees aanhoudingsbevel wegens overschrijding van de redelijke termijn

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 5 oktober 2017 uitspraak gedaan in een rekestprocedure betreffende een Europees Aanhoudingsbevel (EAB) dat was uitgevaardigd door de Portugese autoriteiten. De officier van justitie had een vordering ingediend op basis van artikel 23 van de Overleveringswet, met als doel de aanhouding en overlevering van de opgeëiste persoon, geboren in Portugal in 1985. De rechtbank heeft de zaak behandeld in verschillende zittingen, waarbij de detentieomstandigheden in Portugal een belangrijk punt van zorg waren. De rechtbank heeft vastgesteld dat er een reëel gevaar bestaat voor onmenselijke of vernederende behandeling van de opgeëiste persoon in de Portugese gevangenissen, wat leidde tot meerdere uitstelbeslissingen. Uiteindelijk heeft de rechtbank geoordeeld dat de redelijke termijn voor de behandeling van de zaak was overschreden, waardoor de officier van justitie niet-ontvankelijk werd verklaard in haar vordering. De rechtbank heeft het geschorste bevel tot overleveringsdetentie opgeheven. Deze uitspraak benadrukt de noodzaak van zorgvuldige afweging van mensenrechten in het kader van internationale rechtshulp.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM,

INTERNATIONALE RECHTSHULPKAMER

Parketnummer: 13/751208-16
RK-nummer: 16/5142
Datum uitspraak: 5 oktober 2017
UITSPRAAK
op de vordering ex artikel 23 van de Overleveringswet (OLW), ingediend door de officier van justitie bij deze rechtbank. Deze vordering dateert van 27 juli 2016 en betreft onder meer het in behandeling nemen van een Europees aanhoudingsbevel (EAB).
Dit EAB is uitgevaardigd op 12 juli 2016 door de
Comarca de Faro - Instancia Central Criminal - Juiz 2(Portugal) en strekt tot de aanhouding en overlevering van:
[opgeëiste persoon]
geboren te [geboorteplaats] (Portugal) op [geboortedag] 1985,
adres: [adres] ,
hierna te noemen “de opgeëiste persoon”.

1.Procesgang

De vordering is behandeld op de openbare zitting van 27 september 2016. Het verhoor heeft plaatsgevonden in tegenwoordigheid van de officier van justitie mr. R. Vorrink.
De opgeëiste persoon heeft zich doen bijstaan door zijn raadsman, mr. H.W. Verberkmoes, advocaat te Rotterdam, en door een tolk in de Portugese taal.
De rechtbank heeft op 27 september 2016 de gevangenhouding van de opgeëiste persoon bevolen, het onderzoek gesloten en de uitspraakdatum bepaald op 11 oktober 2016.
De rechtbank heeft bij tussenuitspraak van 11 oktober 2016 het onderzoek heropend en geschorst voor onbepaalde tijd om de officier van justitie in de gelegenheid te stellen de Portugese justitiële autoriteit vragen te stellen over, kort samengevat, de detentieomstandigheden voor de opgeëiste persoon in Portugal.
De rechtbank heeft op 21 november 2016 de termijn waarbinnen zij op grond van artikel 22, eerste lid, van de OLW uitspraak zou moeten doen voor onbepaalde tijd verlengd en de schorsing van de overleveringsdetentie van de opgeëiste persoon bevolen.
Met toestemming van de officier van justitie mr. J. Asbroek, de opgeëiste persoon en zijn raadsman is op de openbare zitting van 20 december 2016 het onderzoek hervat in de stand waarin het zich bevond op 27 september 2016. De opgeëiste persoon heeft zich doen bijstaan door zijn advocaat en een tolk in de Portugese taal.
De rechtbank heeft op 20 december 2016 het onderzoek gesloten en vervolgens opnieuw heropend en geschorst voor onbepaalde tijd. De beslissing over de tenuitvoerlegging van het EAB heeft de rechtbank uitgesteld in verband met – kort samengevat – de detentieomstandigheden. De beslistermijnen zijn met ingang van 20 december 2016 opgeschort.
Met toestemming van de officier van justitie, mr. K. van der Schaft, de opgeëiste persoon en zijn nieuwe raadsvrouw, mr. D.M.P. van Eijsden, advocaat te ’s-Gravenhage, is op de openbare zitting van 25 april 2017 het onderzoek hervat in de stand waarin het zich bevond op
20 december 2016. De opgeëiste persoon heeft zich doen bijstaan door zijn advocaat en een tolk in de Portugese taal. De rechtbank heeft het onderzoek gesloten en de uitspraakdatum bepaald op 9 mei 2017.
Bij uitspraak van 9 mei 2017 heeft de rechtbank het onderzoek heropend, voor onbepaalde tijd geschorst en haar eerdere beslissing tot uitstel gehandhaafd, nu het eerder vastgestelde reële gevaar van een onmenselijke en vernederende behandeling voor de opgeëiste persoon na overlevering niet is weggenomen.
Met toestemming van de officier van justitie, mr. A. Oswald, de opgeëiste persoon en zijn raadsvrouw, mr. D.M.P. van Eijsden, advocaat te ’s Gravenhage, is op de openbare zitting van 21 september 2017 het onderzoek hervat in de stand waarin het zich bevond op 25 april 2017. De opgeëiste persoon heeft zich doen bijstaan door zijn advocaat en door een tolk in de Portugese taal.
De rechtbank heeft vervolgens het onderzoek gesloten en de uitspraakdatum bepaald op heden.

2.Identiteit van de opgeëiste persoon

De rechtbank heeft de identiteit van de opgeëiste persoon onderzocht. De opgeëiste persoon heeft ter zitting verklaard dat de bovenvermelde personalia juist zijn en dat hij de Portugese nationaliteit heeft.

3.Grondslag en inhoud van het EAB

In het EAB wordt melding gemaakt van een beschikking van 7 juli 2016 van de Rechter van de Centrale Instantie Strafzaken van Faro in welke beschikking de dwangmaatregel van voorarrest is opgelegd.
De overlevering wordt verzocht ten behoeve van een door de justitiële autoriteiten van de uitvaardigende lidstaat ingesteld strafrechtelijk onderzoek ter zake van het vermoeden dat de opgeëiste persoon zich schuldig heeft gemaakt aan naar het recht van Portugal strafbare feiten.

4.De detentieomstandigheden in de uitvaardigende staat

4.1.
Beslissing van de rechtbank op 11 oktober 2016
De rechtbank heeft in de tussenuitspraak van 11 oktober 2016, onder verwijzing naar een uitspraak van deze rechtbank van 6 oktober 2016 (ECLI:NL:RBAMS:2016:6316), vastgesteld
dat er in het algemeen een reëel gevaar bestaat dat personen die in de uitvaardigende lidstaat
in de penitentiaire inrichting te Lissabonzijn gedetineerd, onmenselijk of vernederend worden behandeld. De informatie die tot voormeld oordeel heeft geleid komt uit een rapport van het Europees Comité voor de Preventie van Foltering en Onmenselijke of Vernederende Behandeling of Bestraffing (CPT) uit 2013 en een verslag van de Portugese Ombudsman dat ziet op een bezoek aan de Penitentiaire Inrichting te Lissabon van 19 januari 2016.
Verder heeft de rechtbank geoordeeld dat op dat moment niet duidelijk was, waar de opgeëiste persoon in het geval van zijn overlevering zou worden gedetineerd. De rechtbank heeft aanleiding gezien het onderzoek te heropenen en de volgende vragen te stellen aan de Portugese justitiële autoriteiten, om te beoordelen of er zwaarwegende en op feiten berustende gronden bestaan om aan te nemen dat de opgeëiste persoon voornoemd gevaar zal lopen vanwege de te verwachten omstandigheden van zijn detentie in de uitvaardigende lidstaat (Aranyosi en Căldăraru, punt 92):
Zal de opgeëiste persoon na feitelijke overlevering worden gedetineerd in de penitentiaire inrichting in Lissabon?
Zo ja, dan verzoekt de rechtbank om alle noodzakelijke aanvullende gegevens met betrekking tot de omstandigheden waaronder de opgeëiste persoon naar verwachting in de penitentiaire inrichting in Lissabon zal worden gedetineerd, teneinde te kunnen beoordelen of er voor de opgeëiste persoon een reëel gevaar bestaat van een onmenselijke of vernederende behandeling.
4.2.
Beslissing van de rechtbank op 20 december 2016
De Portugese justitiële autoriteit heeft op 25 november 2016 en 5 december 2016 gegevens verstrekt naar aanleiding van door het IRC gestelde vragen.
Hieruit heeft de rechtbank afgeleid dat niet duidelijk is in welke penitentiaire inrichting de opgeëiste persoon na zijn overlevering zal worden geplaatst.
De rechtbank heeft gelet op het al vastgestelde
algemenereële gevaar in de penitentiaire inrichting te Lissabon en de nadien verschafte gegevens geconcludeerd dat er voor de opgeëiste persoon na overlevering een reëel gevaar bestaat van een onmenselijke en vernederende behandeling en de beslissing over de overlevering uitgesteld.
4.3.
Beslissing van de rechtbank op 9 mei 2017
De rechtbank heeft uit de door de Portugese justitiële autoriteiten verstrekte informatie afgeleid dat de opgeëiste persoon na zijn feitelijke overlevering in de penitentiaire inrichting in Lissabon gedetineerd zal worden.
Verder heeft de rechtbank vastgesteld dat de Portugese justitiële autoriteiten geen noodzakelijke aanvullende gegevens hebben verstrekt met betrekking tot de omstandigheden waaronder de opgeëiste persoon naar verwachting in de penitentiaire inrichting in Lissabon zal worden gedetineerd, teneinde te kunnen beoordelen dat er voor de opgeëiste persoon geen reëel gevaar bestaat van een onmenselijke of vernederende behandeling. De verklaring bij het e-mail bericht van 5 december 2016/25 november 2016 van [persoon] (Eurojust) dat
“procedures are already underway to improve the accomodation conditions, which have support in the budget approved fort his DGRSP”,
levert in dit verband onvoldoende concrete informatie op.
De rechtbank heeft voorts overwogen dat zij wel aanvullende gegevens heeft ontvangen waaruit blijkt dat de opgeëiste persoon na overlevering minimaal 8 tot 15 dagen en maximaal 21 dagen in de penitentiaire inrichting in Lissabon zal verblijven, maar dat zij met het ontbreken van de noodzakelijke aanvullende gegeven niet slechts op basis van de door de Portugese justitiële autoriteiten gegeven garantie over de maximale duur van het verblijf in de penitentiaire inrichting in Lissabon kan concluderen dat voor de opgeëiste persoon na overlevering geen reëel gevaar bestaat van een onmenselijke en vernederende behandeling. De rechtbank heeft voorts overwogen dat zij, als de Portugese justitiële autoriteiten vorenbedoelde noodzakelijke aanvullende gegevens alsnog verstrekken, de duur van het verblijf opnieuw in samenhang met die gegevens kan bezien.
4.4.
Huidige stand van zaken
De rechtbank heeft een “Declaration of Commitment” van 31 juli 2017 ontvangen van de Director General van het
Directorate General for Reinsertion and Prison Servicevan het Portugese Ministerie van Justitie, waarin het volgende is vermeld:
“As Director General of the Directorate General for Reinsertion and Prison Services of the Portuguese Ministry of Justice and within the case ID [nummer] , with reference to the European Arrest Warrants, and following the additional request by the Amsterdam Court transmitted to this Directorate General after the Declaration of Commitment dated 27th January, 2017, I hereby guarantee that the following individuals:
i. [opgeëiste persoon] , (…)
(...)
if surrendered from the Netherlands pursuant to the respective European arrest warrants, in no case will be detained in any of the wards of the Prison Establishment of Lisbon that have been considered inadequate by the European Committee for the Prevention of Torture and inhuman or Degrading Treatment or Punishment, or by the Ombudsman.
Furthermore, I guarantee that the assurance herein shall be recorded in the inmates’ personal penitentiary files.”
4.5.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft de rechtbank verzocht de beslissing over de overlevering opnieuw uit te stellen. Naar aanleiding van de uitspraak van 14 september 2017 (ECLI:NL:RBAMS:2017:6702) van de rechtbank in de zaak van een andere Portugese opgeëiste persoon is door de officier van justitie op 18 september 2017 aan de Portugese autoriteiten gevraagd om de aanvullende vragen van de rechtbank te beantwoorden. Het is voor de Portugese autoriteiten niet mogelijk om voor deze zitting op 21 september 2017 reeds de antwoorden te verstrekken.
4.6.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft betoogd dat de officier van justitie niet-ontvankelijk moet worden verklaard in haar vordering. De procedure loopt al lang en de Portugese autoriteiten hebben lang genoeg de tijd gehad om duidelijkheid en zekerheid te verschaffen omtrent de garantiestelling van de mensenrechten van de opgeëiste persoon. Portugal heeft niet de noodzakelijke aanvullende gegevens verstrekt. De opgeëiste persoon is verder ook voor iedere gevangenis in Portugal bang. Voordat hij naar Nederland kwam, heeft hij een tijdje in de gevangenis van Faro gezeten. De raadsvrouw voert aan dat hij daar is mishandeld (door medegedetineerden) waarbij hij zeven tot acht boventanden heeft verloren en voorts dat een Portugese advocaat heeft bevestigd dat er structurele problemen zijn in de gevangenissen van Portugal. Het is na 14 maanden niet reëel de zaak nogmaals uit te stellen. Het openbaar ministerie dient niet-ontvankelijk verklaard te worden.
4.7.
Oordeel van de rechtbank: redelijke termijn verstreken
Zoals de rechtbank in haar uitspraak van 14 september 2017 (ECLI:NL:RBAMS:2017:6702) heeft overwogen, is de betekenis van de Declaration of Commitment van 31 juli 2017 haar niet voldoende duidelijk om de
strong presumptionvan schending van artikel 4 Handvest in de Penitentiaire Inrichting in Lissabon te kunnen weerleggen.
Blijkens het verslag van de Ombudsman zijn een aantal van de door het CPT in 2013 geconstateerde ernstige tekortkomingen ten tijde van zijn bezoek in 2016 nog altijd actueel. Met name betreft dit de algemene staat van de “
basement areas” van de B, C, D en E vleugel, maar ook tekortkomingen die niet beperkt zijn tot een concreet omschreven afdeling, te weten: het ontbreken van kunstlicht in cellen, en het ontbreken van een afscheiding van het toilet in meerpersoonscellen. Het is de rechtbank niet duidelijk of de voormelde
declarationook op deze tekortkomingen ziet, of dat deze enkel betrekking heeft op de concreet omschreven afdelingen.
In de genoemde uitspraak van 14 september 2017 heeft de rechtbank aanleiding gezien het onderzoek in de betreffende zaak te heropenen met het oog op – ter verduidelijking van de voormelde garantie – aan de Directeur generaal te stellen vragen.
In het onderhavige geval zal de rechtbank hiertoe niet overgaan. De Portugese autoriteiten verzoeken de overlevering van de opgeëiste persoon voor een strafrechtelijk onderzoek naar feiten gepleegd in 2014. De rechtbank heeft bij uitspraak van 11 oktober 2016 de behandeling van het overleveringsverzoek aangehouden voor het verkrijgen van nadere inlichtingen over de Penitentiaire Inrichting in Lissabon en bij uitspraak van 20 december 2016 heeft de rechtbank de beslissing op het overleveringsverzoek uitgesteld. De uitstelbeslissing is bij uitspraak van 9 mei 2017 gehandhaafd.
De opgeëiste persoon verkeert momenteel bijna 12 maanden in onzekerheid over de uitkomst van zijn overleveringsverzoek en er is 9 maanden verstreken na de uitstelbeslissing, terwijl de
strong presumptionvan onmenselijke of vernederende detentieomstandigheden in de Penitentiaire Inrichting in Lissabon voor de opgeëiste persoon nog niet is weerlegd.
Onder verwijzing naar de uitgangspunten dienaangaande van de rechtbank, zoals uiteengezet in haar uitspraak van 26 januari 2017 (ECLI:NL:RBAMS:2017:414) onder 5.3.3 en 5.4.3, is de rechtbank van oordeel dat dit betekent dat de redelijke termijn in het onderhavige geval is overschreden en dat de officier van justitie daarom niet-ontvankelijk moet worden verklaard in haar vordering tot het in behandeling nemen van het EAB.

5.Beslissing

VERKLAARTde officier van justitie niet-ontvankelijk in haar vordering tot het in behandeling nemen van het EAB.
HEFT OPhet – geschorste – bevel tot overleveringsdetentie.
Aldus gedaan door
mr. A.J. Dondorp, voorzitter,
mrs. A.K. Glerum en B. Poelert, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. D. Smeets, griffier,
en uitgesproken ter openbare zitting van 5 oktober 2017.
De jongste rechter is buiten staat deze uitspraak mede te ondertekenen
Ingevolge artikel 29, tweede lid, OLW staat tegen deze tussenuitspraak geen gewoon rechtsmiddel open.